Ik heb nog nooit een boek van Hugo Claus gelezen. Dat vind ik spijtig.

Orlando Verde las volgende tekst voor op de lancering van het ‘Schrijven in een andere taal’– nummer van Deus Ex Machina in het  Red Star Line Museum, Antwerpen (vrijdag 28 november 2014):

Een mondje Nederlands

orlandoIk heb nog nooit een boek van Hugo Claus gelezen. Dat vind ik spijtig. Maar lezen in het Nederlands vergt voor mij nog altijd meer inspanning dan lezen in het Engels of in het Spaans, mijn moedertaal. Ik wil wel op termijn een boek van Hugo Claus lezen. Bij uitbreiding, wil ik op termijn wel dat elke anderstalige, zoals ik, een boek van Hugo Claus kan lezen.

Dat is, alleszins deze week, het grootste verschil tussen Viceminister-president Liesbeth Homans, bevoegd voor Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding, en ik.

+++

Ik heb het niet zo gepland, maar in maart 2008, de week wanneer Claus stierf, had ik kaarten om naar De geruchten te gaan kijken, in het Toneelhuis.

Het was speciaal daar in ‘den Bourla’. Ik kan me inbeelden dat het voor de acteurs extra spannend was. Of extra emotioneel. Voor het publiek was er alvast een extra “iets”. De tickets zouden niet zomaar weggegooid worden (die zijn de perfecte bladwijzer voor het boek dat je een dag later, tien procent duurder zou kopen). Het was in ieder geval het plezier van de taal zonder de inspanning van het lezen. Jammer dat een stuk maar zolang kan duren; maar het leven kan ook geen toneel worden…

Theater is voor mij een tijdelijke oplossing om de liefde voor de taal te bevredigen. De geruchten van Claus, De uitvreter van Nescio: ik heb hen nog niet gelezen en toch heb ik er al van geproefd, heb ik er al plezier mee beleefd. Als je de zaal verlaat heb je meteen een nobele doelstelling in het leven: ik wil ooit Hugo Claus lezen. Of Nescio. Ik wil ooit dat het plezier van het lezen het wint van de inspanning van het lezen in een derde taal.

Van plezier met de taal komt de behoefte om de taal te beheersen. Dat is vrij eenvoudig. Axiomatisch.

Elke dag leer ik op die manier een beetje bij: “We zullen zaterdag het ene en het andere bespreken”, schreef ik vorige week in een email.

Mijn collega antwoordde meteen. “Even een taalhulp: ‘het een en ander’ ipv ‘het ene en het andere’. Tenzij in de zin ’t Is t’een en ’t andere, zei Vermandere!

Ik heb daarom een liedje gezocht, gevonden, gehoord en ermee gelachen. Dat zal ik dus niet vergeten.

Gelukkig mag ik op vele vrienden en collega’s rekenen, want het is van hen dat ik de taal leer. Ik leer elke keer dat ze een taalfout met een liedje associeren.

Gelukkig heb ik vrienden, want aan hen kan ik vragen stellen zonder het remmend gevoel dat ik achterlijk ben, dat ik iets had moeten weten. Het gevoel dat ik krijg elke keer dat ik met mijn beperkte kennis van de taal in aanraking kom met iets formelere instanties.

Gelukkig heb ik werk, want het is daar waar ik zo veel tijd van mijn leven moet investeren, dat er ook eigenlijk iets bij zou moeten worden geleerd. Iets met een praktische toepassing, iets nuttig. Maar ook iets over de mensen met wie ik dit land deel, natuurlijk.

Gelukkig heb ik theater en bij uitbreiding ook literatuur, films en muziek, na liefde en vriendschap, de mooiste manieren om in aanraking te komen met een taal.

Gelukkig werd ik toegelaten aan de unief, want daar kan ik de dure woorden leren, de dure gedachten ontwikkelen, de dure links leggen.

Gelukkig heb ik een dak boven mijn hoofd, want zo kan ik me zorgen maken over minder belangrijke dingen, zoals een taal te leren.

Ik besef hoe uitzonderlijk zoveel geluk is voor een migrant, voor een anderstalige, in onze huidige context. Daarom pleit ik elke dag en nacht voor vrienden, werk, theater, muziek, onderwijs en een dak voor iedereen. Ik ben ervan overtuigd dat we daar allemaal beter van worden, ook als collectief. Ik ben ervan overtuigd dat we, allemaal, de taal kunnen leren, als er genoeg van die positieve associaties zijn om ons zo ver te krijgen dat we zelfs een boek in elkaar willen steken.

Ik heb in ieder geval nog nooit gehoord van iemand die een taal heeft geleerd omdat die anders een boete van 5.000 euro zou krijgen. Net zoals ik nooit gehoord heb van een persoon die een sociale woning huurt, absoluut geen “mondje Nederlands” kan spreken en zomaar 5.000 euro uit de mouw kan schudden, want iemand die een sociale woning huurt en geen mondje Nederlands kan spreken behoort volgens mijn ervaring tot wat we vaak “de zwaksten van onze samenleving” noemen.

Een taal niet spreken kan je niet criminaliseren, dat gaat in tegen de grondwet. Een boete niet betalen is wel een misdaad. Die maatregel lijkt me dus niets meer dan een omweg om een gebrekkige kennis van de taal te criminaliseren. En laat me maar even twijfelen, uit respect voor de verhalen die in dit huis worden bewaard en beschermd, maar ook uit respect voor ons onderwijssysteem, aan de pedagogische meerwaarde van een dergelijke maatregel. Niemand leert iets uit schrik voor een onbetaalbare boete. Een persoon moet het leren met iets positiefs kunnen associeren, niet met straffen en boetes.

In de woorden van de Viceminister-president is “een mondje Nederlands” genoeg. Ze verwacht niet dat men een boek van Hugo Claus kan lezen. Kwa gebrek aan ambitie kan dat tellen. Maar nogmaals, misschien zit daar, deze week, het grootste verschil tussen Viceminister-president Liesbeth Homans, bevoegd voor Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding, en ik: ik wil wél dat elke anderstalige, op termijn, een boek van Hugo Claus kan lezen.

©Orlando Verde 
Zijn blog vindt u hier.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *