Waarom N-VA voor een postmoderne dichter als woordvoerder kiest

Johan Sanctorum analyseert

“Het is dus niet niét zo dat, zoals Van Bastelaere beweert, de kunstenaar en de partijwoordvoerder via watersdichte tussenschotten hier los van elkaar zouden functioneren. (‘In mijn hoofd loopt er een duidelijke lijn tussen mijn oeuvre als kunstenaar, en mijn werk daarnaast. Ik zou mijn literatuur nooit voor een politieke kar willen spannen.’)

Integendeel: het interview toont net aan dat de bipolariteit, eigen aan het N-VA-discours, wordt gegenereerd vanuit een literair-dichterlijke vrijheid. Tegensprakelijke poëzie bekritiseer je niet, het is wat het is. Waardoor conservatief en progressief, revolutionair en geleidelijk, utopie en realiteit, moeiteloos met elkaar inwisselbaar zijn. De CVP-semantiek, maar dan veel radicaler én flamboyanter. Was het bij de wankelmoedige tsjeven noch mossel, noch vis, dan is het nu mossel én vis.

Dat is meteen het antwoord op de vraag waarom de N-VA-fractie de toch wel belangrijke functie van woordvoerder aan deze springerige poëet toebedeelde, en niet aan een ernstige ideoloog, al dan niet met een flamingante stamboom: we moeten het allemaal niet zo serieus nemen. Hoezo? Daartoe moeten we even het groot uithangbord bekijken waaronder Dirk Van Bastelaere zijn poëzie publiceert: het postmodernisme. Ik beperk me tot de definitie van dat woord, zoals het  in zijn bio zelf omschreven wordt:

‘Van Bastelaere’s poëzie is ironisch-afstandelijk en kenmerkend voor de generatie jonge Vlaamse dichters met hun sceptische houding ten aanzien van een wereld waar zij geen zin of samenhang in kunnen ontdekken. Alle zekerheden ontbreken en de werkelijkheid is fragmentarisch en absurd. Schrijven over die werkelijkheid is een spel en het gedicht is dan ook een spel: een autonome tekst met meerdere betekenissen.’

Een autonome tekst dus, met meerdere betekenissen. Fragmentarisch en absurd. Alles is een spel en alle combinaties zijn geoorloofd. Plezier verzekerd bij de publieke uitspraken van de nieuwe fractiewoordvoerder. En nu herinneren we ons opeens terug de chauffeur met de twee nummerplaten. Ik weet niet met welke wagen Dirk Van Bastelaere rondtoert, maar heel dat verhaal van de dubbelzinnige dandy Joy Donné lijkt hem op het lijf geschreven. De N-VA rijdt inderdaad met twee nummerplaten rond, en komt daar op miraculeuze manier ook mee weg, dankzij een samenspel van winnersgeluk en perfecte controle op de publieke perceptie.

De spontane (?) reactie van Bart De Wever, toen de man met de Porsche hem afhaalde, ‘Ceci n’est pas ma voiture!’, lijkt dan ook een parafrase van het welbekende Magritte-doek: ‘Ceci n’est pas une pipe.’ Zoals het surrealisme het slecht werkende, kromme België in de 20ste eeuw artistiek moest legitimeren, zo schraagt de ondraaglijke lichtheid van het postmodernisme de partij die Vlaanderen en België rijp maakt voor de 21ste eeuw.

Het zijn de blitse Porsche-dichters die de N-VA-nieuwe stijl retorisch moeten inkleden,- een stijl die uiteindelijk een nieuw semantisch en ideologisch kader moet opleveren, waarbinnen geen plaats meer is voor het essentialisme van de oude Vlaamse beweging, die om die reden ook door Bart De Wever himself opzij werd gezet. Hip cynisme, vrolijke Gleichgültigkeit, sofistische acrobatie en probleemloze inconsequentie zullen de toon zetten.

Deze stijlovergang loopt perfect synchroon met een andere shift: de overgang van het klassieke strategisch denken waar de N-VA zo om geroemd werd (lijn het doel af en bepaal het juiste middel) naar een fragmentarische en absurde status-quo-strategie (iedereen zo lang mogelijk aan de praat houden).

Op maandag, woensdag en vrijdag is de N-VA voor een rechtsliberaal België, op dinsdag en donderdag is ze Vlaams-nationalistisch en sociaal, op zaterdag en zondag combineert ze met succes dat alles tegelijk, zo tegen de hoogmis van elf uur genaamd ‘De Zevende Dag’. De Vlaming staat erbij en kijkt ernaar.

In één ding heeft Dirk Van Bastelaere ondubbelzinnig gelijk: een rondje doordeweeks N-VA-bashen, zoals de cultuursector pleegt te doen, zal niet volstaan om deze partij in verlegenheid te brengen.

Volgehouden kritische lectuur van de teksten zal nodig zijn, het discours publiek confronteren met zijn ongerijmdheden. Samen met het presenteren van een echt alternatief voor deze Thatcheriaanse versie van het nationalisme. Want dat alternatief is er natuurlijk wél.

De progressief-sociale republikeinen weten meteen waar beginnen.”  (Doorbraak)

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *