Speliers: gedicht ontleed

foto interview 2

In de bundel Het heraldieke dier staat dit emblematische gedicht:

Icaros’ val

Zoiets heet God verzoeken zoals het landschap
in zijn klaver en zijn grassen lacht, want hoe –
lang het groenen duurt, het groeien duurt?
Een ademtocht en zie, de vriezeganzen dagen
de ochtendholle polder uit en kegels koude
stollen in het tochthuis van de takken. De volte
van de verse smelt, en meervoudig in zijn val
valt het blad, en met het blad uit het heelal
Icaros: ontvlerkt, een engel in de engte.
Hij breekt het breed beleg der golven,
hij wordt door wolken toegedekt terwijl
hij sterft. Ik noem hem Herfst, en huil.
En hoe de dag zichzelf bevraagt;
een lichaam luistert en beslaat
vanuit het purperen mond het raam:
met runen anoniem, en ongenoemd
de toegevoegde waarde van het woord.
Het woord dat winter wordt, én oord
dat duisternis en duivel toebehoort.

Peter Theunynck schreef een gedetailleerde ontleding van dit gedicht in het tijdschrift Restant ( IX, nr. 2, 1981, p. 27-33). De ingescande tekst is de lezen in dit bestand.

U hebt Acrobat Reader (of de plug-in ervan voor uw browser) nodig om het bestand te lezen of op te slaan. De pagina moet rechtsom worden gedraaid.

Een gedachte over “Speliers: gedicht ontleed”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *