Gedichten van Hedwig Speliers -1-

foto interview 2Toen ik Speliers een eerste keer sprak bij hem thuis in zijn knappe Nieuwpoortse woning van architect  Peter Callebout (ik vermoed in 1968), was hij erg in de wolken over zijn bundel Totaal tweedehands (1965) en ik erg onder de indruk van de imposante figuur Speliers. Korte tijd later zou hij er afstand van nemen. De bundel bleef in de archieven zitten tot Peter Theunynck een bloemlezing (2011) samenstelde en er enkele gedichten uit kon selecteren. Die bundel heeft vooral een historisch belang en relativeert enigszins de hevige polemiek van Speliers tegenover het nieuw-realisme. Hij was immers korte tijd één van hen.

Getuige dit gedicht (typoscript p. 5):

Naakt als Bachs partita voor viool alleen,
de taal waarin ik samentel en aftrek (d.i. stamel)
           waarin ik vermenigvuldig
           waarin ik deel
het breukgetal der vreugden
het orgasme van de daagse ogenblikken.

Het ik is een wij geworden   
het komt vanuit het getto der onverstaanbaarheid
             terug. Het berust.

Het ziet de wapens verzamelen
voor de verwoesting, de buurman in de pols
van de buurman snijden, de zelfmoord
van de fin-de-siècle-mens.

Het hangt in de takken van de vervreemding
van de menselijke conditie op het opstaan
van een zon te wachten.

Het ligt in de nacht van angst voor morgen
te bed, ongeschoren, volkomen have(n)loos. Met
het gevoel van veel bedelaars in zich,
van vragers, van verkenners zonder doel.

Het ik dat een wij wordt
heeft genoeg aan de woorden van elke dag.
Het gaat spaarzaam om met de taal.
Het onderhandelt met de tijd,
           vraagt om uitstel voor de definitieve
             executie.

Het draagt wanneer het hachelijk wordt
een zonnebril tegen de stilte.

Een gedachte over “Gedichten van Hedwig Speliers -1-”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *