De poëtica van Ton van ’t Hof (2)

Begin dit jaar sprak Deus Ex Machina 3 curatoren aan om dichters te bevragen naar hun poëtica. Ton van ’t Hof, Arno Van Vlierberghe en Mathijs Tratsaert kozen elk vier dichters die net uit de startblokken zijn geschoten of er nog met één voet instaan. Hun bevindingen kan u lezen in Poëtica 2015. Elke poëtica wordt voorafgegaan door een gedicht van de dichter. De redactie van Deus Ex Machina was ook benieuwd hoe de curatoren zelf zich verhouden tot een poëtica. Deze week Ton van ’t Hof – deel twee. (Deel 1)

Jan Pollet: Welk gedicht van een ander heeft je ooit helemaal van je stoel geblazen?’
 

Ton van ’t Hof: Er zijn drie dichters die me verregaand hebben beïnvloed: de Amerikanen George Oppen, Jack Spicer en John Ashbery. Alle drie schreven ze gedichten die me van mijn stoel hebben geblazen. John Ashbery schreef de beste bundel ooit: Hotel Lautréamont (1992). Van hem kies ik een fantastisch gedicht, dat ikzelf vertaalde en dat werd afgedrukt in Ergens in Amerika (2013):

WOORDEN VAN DIE STREKKING

De rit naar het zuiden verliep vlot
maar nadat we waren aangekomen begonnen dingen in het honderd te lopen,
eerst het ene en toen een andere. De dagen
vlogen voorbij als tumbleweed, langzaam dan snel,
dan weer langzaam. De lucht was zoet en zuiver.
Je herinnert je hoe stil het toen was,
een seizoen dat zijn armen in een jas steekt en hem lange,
korte tijd laat openhangen.

In de loop van de week spraken we over ontbossing.
Hoe droevig dat alles veranderen moet,
maar wat een opluchting, ook! Anders zouden we alleen maar
het naar iets uitkijken hebben om naar uit te kijken.
Het moment zou een knop zijn
die nooit tot bloei kwam, alleen volhardde
in een statische roes, voor hij verdween.

We hadden een eindje in onze schoenen gewandeld.
Ik wist zeker dat je je zou herinneren hoe het die andere keer
was geweest, voor de bode aan jouw deur kwam
en naar binnen leek te willen gluren om de boel te taxeren.
Zo werd elke avond een verboden ochtend
van donder en zure melk, hoewel de facturen
werden verstuurd en de vogels neerstreken aan de periferie.

John Ashbery, Hotel Lautréamont (1992)

Vertaling: Ton van ’t Hof, Ergens in Amerika (2013)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *