DEM 183 Schotse Literatuur

vormgeving (c) Jelle Jespers

“The local is the universal”

Dat zei James Kelman op de begrafenis van de dichter Tom Leonard in 2018. Kelman had het over de kunstpraktijk van zijn overleden vriend, of die nu de vorm van gedichten, essays, schetsen, satires, liedjes, cartoons of blogs aannam. Leonard, zei Kelman, liet zich inspireren door eender waar en gaf aan eender wie, maar het plaatselijke primeerde altijd. Want het plaatselijke, dat deelt iedereen met iedereen.

Dit nummer van Deus ex Machina belicht een selectie van de literatuur van een specifieke plaats: Schotland, en iets preciezer, voornamelijk die van centrum-Schotland, The Central Belt. Toch is dit boekje geen louter exotische literaire uitstap. Veel van de thema’s die de Schotse literatuur aansnijdt, zijn anders dan maar toch heel herkenbaar in de Belgische literatuur. Onze literaturen delen meer dan alleen het universeel plaatselijke. Om te beginnen is er de taalproblematiek. In Schotland is de standaardtaal gebaseerd op wat in het Zuiden, en vooral in Londen, als norm aanvaard wordt. Dat zie je ook in België: het commerciële centrum van de literatuur ligt niet in Brussel of in Antwerpen. Voor het Nederlands ligt dat – symbolisch bevestigd door de postcode van de belangrijkste literaire uitgevers in het taalgebied – in en rond Amsterdam. België ligt dus net als Schotland in de culturele periferie. Dat heeft natuurlijk gevolgen voor de vorm en de inhoud van het werk van auteurs uit België die graag de Nederlandstalige markt willen aanboren. Manuscripten van Vlaamse auteurs worden vaak grondig herwerkt. Daarnaast weet ook elke Belgische literaire vertaler dat het moeilijk aan de bak komen is door dat taaltje van ons. Uitgeverijen zullen bijna zonder uitzondering Nederlandse vertalers verkiezen boven Belgische collega’s. Het plaatselijke is dus universeel, maar sommige plaatsen zijn universeler dan andere. Een deel van de Schotse literatuur heeft zich altijd bewust verzet tegen het marktgedreven linguïstische en culturele conformisme.

Toen we Alan McMunnigall van het Schotse tijdschrift thi wurd vroegen om mee te werken aan een nummer over hedendaagse Schotse literatuur, antwoordde hij dat dat laatste, strikt genomen, niet bestaat. thi wurd is een tijdschrift dat daarnaast ook schrijversopleidingen organiseert en kleinschalig boeken uitgeeft. McMunnigall en Pamela McLean gingen de uitdaging aan om een selectie vers werk aan te leveren van schrijvers die via het tijdschrift hun steentje bijdragen aan de literatuur in Schotland. Dat leverde een knappe verzameling kortverhalen, een gedicht en een essay op van enkele Schotten, een Engelsman en een Amerikaanse.

De teksten werden dan wel in het Engels of in het Schots geschreven, ze verschijnen hier in het Nederlands. Correctie, in een Nederlands. We presenteren hier namelijk nooit eerder gepubliceerde Schotse literatuur in Belgisch-Nederlands. Veel van de teksten in dit nummer zullen vreemd overkomen voor mensen die het gewoon zijn om in standaardtaal te lezen en misschien zelfs voor frustrerende leeservaringen zorgen. Aangezien veel van het materiaal van thi wurd in verschillende varianten van het Schots was geschreven – deels dus als reactie tegen het monopolie van de Engelse standaardtaal – moesten de vertalers equivalenten vinden in het Nederlands. Er werd hen dus op het hart gedrukt zo dicht mogelijk bij hun eigen dialect te blijven, of dat nu een Antwerpse, een Oost-Vlaamse of een Brabantse tussentaal is. Op die manier wordt het diverse talige karakter van het plaatselijke gerespecteerd. We zijn dus trots om dit nummer voor te stellen als de transnationale, translinguïstische en transculturele onderneming die het is, dankzij de samenwerking met thi wurd, dat zonder twijfel een van de spannendste platformen is voor hedendaagse Schotse literatuur.

De teksten van thi wurd worden aangevuld met een essay van Marco Daane waarin hij de twee Schotse Bookerwinnaars (Kelman en Stuart) en hun werk vergelijkt. Gillian Roberts licht de geschiedenis van het Schots toe en legt de politieke en culturele complicaties rond de taal bloot. Sven Vitse zorgt voor de brug naar het Nederlandstalige literaire veld, met een analyse van de Vlaams-Nederlandse literaire verhoudingen op basis van zes romans. Tom Toremans vertaalde een kortverhaal van Ali Smith – ook weleens de Schotse Nobel waiting to happen genoemd – uit de Refugee Tales-reeks, dat de verhalen van om administratieve redenen gedetineerde vluchtelingen verzamelt. De bedoeling van de Refugee Tales is om de verhalen van vluchtelingen te vertellen en hen zo ook, anders dan de Britse overheid doet, welkom te heten in de Engelse taal.

(c) Kate McAllen

Naast het Schotse luik presenteert dit nummer ook drie teksten van auteurs die via het Europese literaire uitwisselingsproject CELA hun weg naar Deus ex Machina vonden. Die samenwerking kwam er dankzij deBuren. De kortverhalen van Aixa de la Cruz, Cristina Vremeș en Agata Tomažič bevestigen de kracht van vertaling en uitwisseling over grenzen heen. Daarnaast tref je in dit nummer ook nieuw werk aan dat oorspronkelijk in het Nederlands werd geschreven. Dat zijn meteen de laatste vrije inzendingen die we dit jaar nog zullen publiceren: drie kortverhalen van Maarten Huppertz, Nelson Morus en Sanne Kabalt, en twee gedichten van Vera Steenput, een voorpublicatie uit haar debuutbundel die komend voorjaar bij De Zeef wordt uitgegeven. Alle illustraties zijn van Kate McAllan, die vaak met thi wurd samenwerkt. De vormgeving is van Jelle Jepsers. Ernest De Clerck was samensteller van dit nummer, volgens hem was het samenstellen en redigeren een waar plezier. Hopelijk voel je dat wanneer je het leest.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *