Revolutie is onvermijdelijk: open brief door Bahareh Hedayat

vertaling door: Maryam K. Hedayat

(een fragment van de open brief is samen met een inleidend essay te lezen in DEM 184 F*minist!)

Dit is een van de vele teksten die ik ben gaan schrijven, maar nog niet heb afgemaakt. Mijn zinnen zijn gevuld met zoveel woede dat ik bang ben dat het mijn logica belemmert. Maar het is moeilijk, misschien wel onmogelijk, om je woede te bedwingen op het moment dat een 22-jarige Iraanse jongeman wordt opgehangen omdat hij uit protest een straat blokkeerde, vooral tegenover een regering die de essentiële levensaders van een normaal en eervol leven voor haar bevolking, en in het bijzonder voor haar vrouwen, heeft afgesloten.

Het argument dat de Islamitische Republiek de vijand is van dit land en zijn natie is al lang overbodig. Het doel en de essentie van deze regering is vernietiging; daarom moet ze weg. Het afbreken van deze criminele regering zal ongetwijfeld veel kosten en gevaarlijk zijn. Toch is er geen andere uitweg dan deze kosten op ons te nemen en deze gevaren onder ogen te zien, want de machtsstructuur heeft niet het vermogen om nieuwe sociale krachten in zichzelf op te nemen en formeel te erkennen. Met andere woorden: er is geen manier voor het huidige systeem om aan de huidige omstandigheden te ontsnappen, want geen van de eisen van de demonstranten kan binnen de huidige structuur worden ingewilligd, noch kan de meerderheid van de mensen een van de eisen negeren.

Deze eisen kunnen niet worden ingewilligd door de regering, omdat alle mogelijkheden voor flexibiliteit van deze huidige machtsstructuur eerder zijn uitgeroeid of in diskrediet gebracht, en de meerderheid van de mensen kan dit niet over het hoofd zien, omdat het verbonden is geraakt met hun dagelijkse, normale leven. Vanuit welk perspectief we ook naar deze eisen kijken, ze zijn legitiem, doorslaggevend en duidelijk. Daarom zijn deze eisen nu in botsing gekomen met de machtsstructuur zelf. Zowel het inwilligen van deze eisen als het verzet ertegen zal de structuur afbreken. Daarom is een revolutie onvermijdelijk.

Revoluties zijn van nature gevaarlijk en gewelddadig. Daarom, terwijl het voorschrijven van geweldloosheid tot op zekere hoogte aanvaardbaar is, betekent het aandringen op een absoluut afzien van geweld het ontkennen van de revolutie. Het betekent het opgeven van de noodzaak van omverwerping en de noodzaak van het creëren van een nieuw collectief verbond. Voor degenen die nog steeds twijfelen aan de omverwerping van de Islamitische Republiek of deze betwisten, kan geen ander bewijs worden geleverd dan wat er de afgelopen maanden op straat is gebeurd.

Maar tegen degenen die de noodzaak van een nieuw collectief verbond erkennen en erin geloven, moet worden gezegd dat, hoewel een revolutie – helaas – niet zonder geweld is, wij de verantwoordelijkheid hebben om in onze collectieve geest de gevarenlichten aan te houden ten aanzien van ongeremd geweld. Wat geweld betreft is de belangrijkste kwestie de duurzaamheid van Iran na de omverwerping, naast ethische kwesties die sommigen terecht kunnen storen. Daarom is geweld dat de dag na de omverwerping een cyclus van bloeddorst zou kunnen starten en voortzetten, niet toelaatbaar, omdat zulk geweld de duurzaamheid van Iran en het voortbestaan van het regime dat uit deze revolutie voortkomt, zal bedreigen.

Geen eerlijke waarnemer kan deze natie beschuldigen van ongeduld en gewelddadigheid, want in de afgelopen decennia heeft de collectieve wijsheid van de Iraniërs alle mogelijke strategieën voor vreedzame verandering uitgeprobeerd. Toch werden zij altijd en consequent geconfronteerd met de gesloten deuren van de totalitaire macht van de regering.

Een groep van ons die geboren zijn in de jaren 80, die ons leven leefden onder oorlog en de niet aflatende druk van ideologische instructies, en wiens tienerjaren en jeugd doorbrachten tijdens de zogenaamde periode van hervormingen (1997-2005), zijn voorbeelden bij uitstek van het uitproberen van deze laatste openingen, dat wil zeggen de laatste openingen waarvan we hoopten dat ze de omstandigheden zouden kunnen veranderd. We gaven zelfs toe en gokten, ten onrechte, op het sociale kapitaal dat we hadden verworven met de Groene Beweging, met de utopie dat het inwilligen van sommige van de eisen van het volk – de normalisering van de algemene betrekkingen met de regering en de onvermijdelijke gevolgen van deze betrekkingen voor de naleving van de moderne regels van bestuur door de regering – de omstandigheden van onze landgenoten zou verbeteren zonder geweld.

Maar bij elke stap werd de corruptie van de regering zichtbaarder . Wij deden alles om geweld te voorkomen. Maar deze onthouding van geweld werkte niet en creëerde ook misverstanden. Het werkte niet omdat het leek alsof geen enkele vorm van activisme dat tot de straat leidde werd getolereerd, en met deze scheve interpretatie van geweldloosheid legden de hervormers in wezen elke vorm van protest-activisme stil! Het creëerde misverstanden omdat het de Islamitische Republiek tot dit naïeve verhaal bracht dat we vrezen voor ons leven, en zelfs onze oude vrienden dachten dat het beleid van geweldloosheid een compromis met de macht betekende! Maar beide waren fantasieën. De reden waarom zowel vrienden als vijanden tot dergelijke interpretaties kwamen is een onderwerp voor een andere keer, maar voorlopig moeten we bedenken dat het proces van sociaal-politieke agitatie, voordat het wordt geconditioneerd door voorschriften en aanbevelingen, zich voortbeweegt op de as van zijn eigen interne bevrijdingskracht en de noodzakelijkheden van de tijd.

Vóór al deze tests is de grote ervaring van onze generatie met de Groene Beweging mislukt, ondanks al onze hoop en offers en ondanks de creatie van een politieke identiteit van verzet van onschatbare waarde, die een paar stappen voor lag op de vorige generatie, die besmet was met de politieke islam.

Niet alleen werden we gedood, niet alleen werden we massaal gevangen gezet, niet alleen werden we onderdrukt en teruggedreven in onze huizen, maar we moesten ook de laatste scherven van de politieke islam in onszelf aanvaarden. In die tijd vertrouwden we de reformistische leiders en Mir Hossein Mousavi als medeplichtigen aan onze beweging. Dat bleek uit onze slogans. Hoewel dit vertrouwen toen niet onredelijk was, is het belangrijker dat het onvermijdelijk was. Maar voor zover de beweging in de straten was, waren wij van de Groene Beweging de overwinnaars van die coalitie. Zolang de straten ons domein waren, waren wij degenen die de beweging en haar eisen vertelden, en Mir Hossein en de hervormers volgden ons.  Maar toen de Beweging werd onderdrukt en we werden teruggedreven naar de hoeken van onze huizen, werden onze lege loopgraven beetje bij beetje, en elk jaar meer dan het vorige, veroverd door het reformistische verhaal.

Nog maar een paar maanden geleden sloeg Mir Hossein Mousavi de laatste nagel aan de doodskist van die politieke identiteit die “wij” twintigers tien jaar geleden met ons bloed en onze pijn creëerden. Verloren van de werkelijkheid, vastgeroest in de dichotomie van Khomeini vs. de Sjah, schermde hij met een onmiskenbare helderheid zijn borst tegen de consequente en structurele misdaden van Khomeini’s regime en noemde hij een individu dat een regio, beter nog een wereld, naar bloed en vuur leidde en de vrouwen van dit land veroordeelde tot geknechte hijab, een “waakzame geest”. Zonder ook maar een halve blik te werpen op de dode, jonge lichamen van de aanhangers van de Groene Beweging, erkende hij niet dat zijn nieuwe politieke leven van het afgelopen decennium te danken was aan deze lichamen. Het kwam door de Iraanse jeugd die, in de hoop op een vreedzame overgang van het regime van Khomeini, of op zijn minst een fundamentele verandering in de totalitaire elementen die in het huidige systeem van orde waren geconsolideerd door de bewaking van het repressieve principe van de Islamitische juristen [Velayat-e Faqih], zijn deelname aan hun Beweging op een gevoelig historisch moment hadden verwelkomd. Als vandaag de mening van mensen als Ahmad Tavakkoli, Ali Akbar Velayati, en soortgelijke ministers van het eerste decennium van de Revolutie in de inleiding van hun boek belangrijk is, dan zou de mening van Mir Hossein Mousavi, met zijn voorafgaande politieke identiteit en zonder de Groene Beweging, net zo belangrijk zijn. Maar in tegenstelling tot hen werd Mir Hossein in 2009 door de jeugd van de Groene Beweging gestimuleerd en vond hij een nieuw politiek leven, maar hij keerde de jeugd de rug toe voor de prijs van het vernieuwen van zijn verbond met zijn “Imam”. Mir Hossein was de zuiverste, meest constante en meest eerlijke persoon die het project van de Hervorming tot een logisch einde bracht. Afgezien van de politieke nederlaag van de Beweging omdat zij haar doelen niet bereikte, was het incident met de “waakzame geest” een uitspraak over haar morele falen, ondertekend door Mir Hossein.

Deze ervaring was de onze, een groep jongeren die bereid waren ons leven op te offeren. Maar uiteindelijk deden de mogelijkheden en de noodzaak van de situatie, de realiteit van de onderdrukking, het ontbreken van een overgangsplan, een enigszins onvermijdelijke coalitie met de hervormers, en een collectieve wijsheid om een minder gevaarlijke opening voor verandering te vinden, de weegschaal doorslaan, waarbij de mislukkingen van die ervaring zwaarder wogen dan de overwinningen.

Het probleem van de hervormers was – en is – dat zij een reeks veranderingen met weinig gevaar tot stand willen brengen en tegelijkertijd het systeem in stand willen houden en versterken.  De hervorming – zoals ik die opvatte – bestond er echter in dat fundamentele veranderingen met vreedzame middelen zouden plaatsvinden, in die mate dat er van de belangrijkste totalitaire elementen van het systeem niets zou overblijven; en daarvoor was natuurlijk een definitieve krachtmeting nodig. Daarom moesten wij toezien op een mobilisatie van krachten en een systeem dat, in de nasleep van de ratificatie van een volledig nieuw verbond, mogelijk zou worden op het moment van de opschorting of ondergang van de huidige structuur. Dit was mijn opvatting over hervorming. Als studentenactivist werd ik tijdens de Groene Beweging tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld. Tegelijkertijd zag ik dat de Beweging op straat was gestorven, dat mijn vrienden massaal waren geëmigreerd, dat organisaties en netwerken en stichtingen waren uiteengevallen onder het mes van onderdrukking en hulpeloosheid, en dat de frustratie over de nederlaag, over de brutaliteit van de staat, over de opmars van de vijand, en over de verstikking die de atmosfeer doordrong, het weefsel van het leven van zelfs degenen die schijnbaar buiten de gevangenis stonden, verscheurde.

Maar de hoopgevende beweging van vandaag is vrij van de scherven van de politieke islam, en dat blijkt uit haar slogans. Om uit te leggen wat zij wel en niet wil, heeft deze generatie demonstranten geen beroep gedaan op enig concept dat een religieuze of zelfs quasi-religieuze stamboom heeft, en dat is een grote prestatie. Deze methode en deze weg waren volledig intuïtief en kwamen voort uit de collectieve wijsheid van de demonstranten.

Een van de redenen voor deze prestatie is dat de huidige beweging, op volledig eigenzinnige wijze, geen coalitie heeft gezocht met de huidige politieke structuur, omdat zij fundamenteel geen relatie met hen had; in tegenstelling tot de Groene Beweging, die in feite tot stand kwam door een vorm van ongeschreven coalitie met (af en toe afgewezen maar algemeen erkende) elementen van de politieke structuur van de Islamitische Republiek. Dit verschil tussen deze twee bewegingen hangt ook samen met de betekeniscentra die elk van hen had aangenomen. Het betekeniscentrum van de Groene Beweging was een fundamentele hervorming van de omstandigheden, en de afschaffing van de Islamitische Republiek daarbij was een opwindende, maar verre droom. Maar het betekeniscentrum van de 2022 beweging is revolutionaire verandering. Deze beweging heeft het geluk gehad haar uitdrukkelijke eis om de regering omver te werpen in het zwaartepunt van haar betekenisas te plaatsen, met de minste hapering of twijfel.

Dus, als we herhaaldelijk hebben gezegd dat de hervormers en, in het algemeen, het hervormingsparadigma geen relatie hebben in termen van leiderschap, activisme of facilitering met de recente bewegingen, en dat ook nooit zullen hebben, dan is dat niet uit vijandschap met of een wrok tegen hervormingsgezinde krachten vanwege hun geschiedenis van samenwerking met de regering; het is eerder een verklaring en beschrijving van deze nieuwe as van betekenis die zich heeft gevormd sinds 2017 en die zijn eigen vereisten heeft.  Deze omvatten het feit dat, aangezien de reformistische identiteit en al haar onderhandelaars en bouwers in de vroegere betekenisas blijven die nu is uitgestorven, zij diezelfde identiteit niet kunnen handhaven in de nieuwe betekenisas, tenzij zij het zwaartepunt van de huidige betekenisas aanvaarden, namelijk de volledige omverwerping van de Islamitische Republiek, in welk geval zij geen reformisten meer zouden zijn.

De tweede belangrijke verwezenlijking van de 2022-beweging is dat de kwestie van de hijab wereldwijde erkenning heeft gekregen. Hoewel deze beweging is afgestemd op het wereldwijde paradigma met betrekking tot de kwestie van de vrouw, is zij tegelijkertijd in opstand gekomen tegen een stroming in dit paradigma die heeft geprobeerd de gedwongen hijab te normaliseren. Deze beweging is in opstand gekomen tegen de hijab in omstandigheden waarin een stroming – ik weet niet eens hoe ik die moet noemen – jarenlang heeft geprobeerd de hijab te normaliseren of als een cultuur voor te stellen, en zelfs zo ver is gegaan internationale stichtingen ervan te overtuigen een ‘internationale dag van de hijab’ op te nemen in kalenders van internationale evenementen en te vieren dat het lichaam van vrouwen onzichtbaar wordt. Dit zonder er ook maar een moment over na te denken wat precies de gevolgen van deze onzichtbaarheid zullen zijn voor het dagelijks leven van vrouwen en hun intellectuele bestaan en zelfs hun lot. Wanneer we het hebben over de kwestie van het vertalen van westerse problemen en hun oplossingen in niet-westerse landen, zijn de voorbeelden die we als bewijs kunnen aanvoeren juist deze kronkelige tegenstellingen.

Deze stroming in het Westen, die zichzelf af en toe als anti-imperialistisch ziet, in een juist imperialistisch proces, bedekt haar oren wanneer ze geconfronteerd wordt met de stemmen van een in het Midden-Oosten, onder moslims geboren vrouw, en beschuldigt ons, die binnen deze omstandigheden leven, van islamofobie. Dit betekent dat ik, als vrouw uit het Midden-Oosten, niet het recht heb om te schreeuwen tegen het onderdanige lot dat mij is opgelegd door de verplichte hijab, want volgens de ‘progressieve’ regels die zijn uitgevaardigd door en geëxporteerd uit de intellectuele kringen van het Westen, betekent deze daad van klagen onder de druk van de historische onderdrukking die de hijab mij heeft opgelegd, angst voor de islam, en niemand heeft het recht om bang te zijn voor de islam. Dit is omdat de westerse intellectuelen geconfronteerd worden met het probleem van de niet-assimilatie van moslims in hun eigen samenleving, en omdat deze intellectuelen bedwelmd zijn geraakt door het islamitisch fundamentalisme, en omdat zij niet geloven dat een fenomeen als de hijab het vermogen heeft om een cyclus van onderdrukking en achterstelling en zelfvervreemding te structureren zonder dat er een doorslaggevend verband bestaat met het kapitalisme! Omdat zij gewend zijn alles alleen door de trechter van het kapitalisme te begrijpen en hun cirkel van begrip niet verder gaat dan dat, vinden zij dat de moslimvrouw uit het Midden-Oosten niet het recht heeft om te klagen, zodat de spanningen en tegenstrijdigheden van hun eigen intellectuele apparaat niet aan het licht komen!

De 2022-beweging ontstond met het verbranden van hoofddoeken en haar belangrijkste verwezenlijking was dat zij onmiddellijk al die westerse intellectuelen uitnodigde om de waarheid te zien.

Maar de derde verwezenlijking, hoewel enigszins broos en relatief, is toch het vermelden waard; namelijk dat in deze beweging het gewicht van de eenwording in het kader van de territoriale integriteit groot was en dit betekent dat het gevaar van scheiding tussen verschillende etnische groepen die op dit land wonen tot op zekere hoogte is geweken. Hoewel dit niet betekent dat alle stemmen die in deze decennia niet werden gehoord, plotseling wel werden gehoord, valt in ieder geval niet te ontkennen dat gevoelens van solidariteit en van het delen van een lot tijdens deze beweging zodanig werden versterkt dat men kan hopen dat er na de overgang van de Islamitische Republiek de mogelijkheid zal zijn om een nieuw verbond te sluiten dat zowel de territoriale integriteit waarborgt als belooft de rechten van alle etnische groepen en minderheden veilig te stellen.

Tot slot wil ik verwijzen naar een uitspraak van de grote Duitse filosoof Kant – hoewel een verwijzing naar zijn werk in geen geval overeenkomt met het reservoir van mijn beperkte kennis. Kant geloofde dat ervaringen (intuïties) blind zijn zonder concepten. En dienovereenkomstig kan ik zeggen dat de politieke ervaring van onze generatie enigszins blind was. Ik associeer me met een sector van de studentenbeweging in de jaren 2000 die, zonder vast te houden aan het geheel van begrippen als omverwerping en revolutie, haar politieke ervaring bepaalde op het hoogtepunt van de mogelijkheden van die periode, en hoewel ze in die jaren en dagen met een ontwaakt geweten in opstand kwam tegen alles wat ze had geërfd, leefde en dacht ze nog steeds binnen een paradigma waarvan het leidende beginsel incrementele verandering was en in sommige perioden een verbetering van de omstandigheden. De manier waarop paradigma’s ontstaan en worden geconstrueerd wordt nog steeds beïnvloed door historische elementen, die niet het minste verband hebben met de wil van jonge activisten die erin geboren en opgegroeid zijn.

Ik kan alleen maar getuigen van de eerlijkheid, de rebellie en de zelfopoffering van mijn generatie; wij die geboren zijn in een capsule waarin alle ideologische elementen klaar stonden om ons om te vormen tot de soldaten van de islamitische jurisprudentie, klaar om ons eigen leven op te offeren, maar wij kwamen, in eer en geweten, in opstand tegen alles wat we hadden geërfd.

Onze ervaring was onvoldoende vanwege de ontoereikendheid van de wereld waarin we leefden.  Maar vandaag kijken we met dezelfde passie en hetzelfde geweten hoopvol naar de jonge generaties van de jaren 90 en 2000 en we zullen niet aarzelen hen al onze hulp en steun aan te bieden om onze collectieve wens te vervullen, namelijk vrijheid, rechtvaardigheid, ontmanteling van de structuur van onderdrukking en het redden van Iran.

Onze politieke ervaring en die van de huidige generatie zijn beide verbonden met de straat; de jeugd van het huidige Iran heeft haar politieke eisen naar de straat gebracht en deze gedefinieerd rond de slogan ‘vrouw, leven, vrijheid’ en het concept van de omverwerping van de Islamitische Republiek.

Deze eervolle generatie draagt de vlag van de vrijheidsstrijd en heeft haar unieke politieke identiteit gedefinieerd en zal hierna het lot van Iran bepalen.

Wij hopen dat oppositiegroepen en -stromingen zich zullen verenigen rond kritische ideeën zoals democratie, secularisme, sociale rechtvaardigheid, vrijheid, moedertaal, territoriale integriteit en rechten zoals het recht om zich te organiseren, zodat het proces van afschaffing van het huidige verval en de totstandkoming van ons volgende huis, dat al in wording is, wordt vergemakkelijkt.

Met hoop op vrijheid,

Bahareh Hedayat – Azar 1401 [december 2022] – Evin Gevangenis

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *