Een lied vertalen met G. Translate: IJswater – door A.R. Eriks

Teksten vertalen met Google Translate? Dat is een vraag die ook in ons meest recente nummer aan bod komt. A.R. Eriks probeerde het met een songtekst, Broken Hearted Blues van Buddy Guy, en het gaf een vreemd effect. Maar met wat redactie werd het toch een intrigerende tekst. Zie hier:

IJswater

Heer het rilt op mijn kussen
IJs, ijswater, ijswater in het bed van mijn baby
Ja heer, het rilt op mijn kussen
IJs, ijswater in het bed van mijn baby

Als je mijn baby toevallig ziet
Vertel haar, ik heb gehuild, vertel haar, huilend op mijn knieën
Als je ooit mijn baby ziet
Oh ik wil dat je haar vertelt, zeg het, ik huilde op mijn knieën

Ik heb tot mijn Meester gebeden
Bel haar alsjeblieft terug
Genade baby
Genade vrouw

Als ik tien miljoen, miljoen, miljoen (dollar) had, vrouw
Je weet dat ik je zou geven, ik zou elke cent opgeven
Als ik tien miljoen, tien miljoen (dollar) had
Oh ik zou het opgeven, ik zou het ooit, altijd, elke cent opgeven

Heeft u me gehoord Heer
Het rilt op mijn kussen
IJswater in het bed van mijn baby
Noem me nog één keer daddy

Tekst: B. Guy
Vertaald: G. Translate
Geredigeerd: A.R ERiks

Dit zegt de vertaler: Na dit vertaalde lied ben ik op zoek gegaan naar andere blues of bluesachtige liederen (mijn plan was een reeks vertalingen te maken), maar helaas was de uitkomst telkens een stuk minder ‘to the point’ dan gehoopt. De zoektocht is nog niet gestaakt maar de reeks laat nog op zich wachten. Wat ik na vertaling heb veranderd is om te beginnen de titel en hier en daar een ‘Oh’, een ‘Yes’ en een ‘Hey’. Verder heb ik na vertaling de regel ‘All the good things I have done for you woman, Oh you left me for some other man’ eruit gehaald. Die zwakte naar mijn idee het verhaal af, maakte het te plomp, te recht toe recht aan. Ook heb ik in de slotstrofe de eerste regel laten terugkeren.



A.R. Eriks (Haaksbergen, 1971) is een gerespecteerde bassist in de wereld van de gypsyjazz. Sinds 2007 is hij lid van het Robin Nolan Trio en hij heeft jarenlang Jimmy Rosenberg begeleid. Geïnspireerd door Paul McCartney begon hij met blues en rock op de basgitaar voordat hij de contrabas ter hand nam. Na zijn studie aan het Conservatorium van Amsterdam werkte hij samen met o.a. Benjamin Herman en Anton Goudsmit. Rond de eeuwwisseling begon hij gypsyjazz te spelen. Sindsdien toert hij en neemt hij platen op met enkele van de grootste namen in dit genre: Stochelo Rosenberg, Mozes Rosenberg, Robin Nolan en Paulus Schäfer. Ook is hij programmeur van het internationale gypsyjazzfestival Django Amsterdam en heeft hij verschillende online bascursussen uitgegeven.


ACTIE: Een boek van Fleur Jaeggy, gratis bij een DEM-abonnement

‘Van Roberto Calasso is de uitspraak dat er na Kafka geen grote literatuur meer is geschreven, of woorden van die strekking. Hij zal het werk van zijn vrouw toch wel gelezen hebben?’, aldus Cyrille Offermans onlangs in een lovende recensie over SS Proleterka in De Groene Amsterdammer. Calasso’s vrouw en de auteur van het werk in kwestie is FLEUR JAEGGY (1940). Vertaler Frans Denissen schreef over deze buitengewone, korte novelle een essay in het recenste nummer van DEM.  

Voor 35 EURO (Nederland: 40 euro) krijg je het jongste DEMnummer over VERTALING (DEM173) + een abonnement op Deus ex Machina +  Fleur Jaeggy’s SS Proleterka (vertaald door Frans Denissen) OF haar verhalenbundel Ik ben de broer van XX (vertaald door Hilda Schraa). Beide werken werden uitgegeven door Koppernik. Winkelwaarde is telkens 18,50 euro.  

Stuur je adresgegevens naar info@deusexmachina.be, vergeet niet te vermelden of je de novelle wenst of de verhalenbundel en wij komen in actie. 

Wie ons niet gelooft wanneer we zo wild zijn over Fleur Jaeggy, leze de recensie van Offermans in De Groene Amsterdammer of Sheila Heti’s essay over Jaeggy in The New Yorker

Fleur Jaeggy (c) Trouw

Over SS Proleterka:

De vijftienjarige hoofdpersoon en haar afstandelijke financieel geruïneerde, maar toch geliefde vader, Johannes, gaan samen op een cruise naar Griekenland aan boord van de Proleterka. Vanuit een vreemd, telescopisch perspectief, verteld vanaf de dag dat ze plotseling besluit dat ze de as van haar vader wil ontvangen, vertelt ze over haar jeugd. Haar hertrouwde moeder, koud en ver weg, stond de vader slechts sporadisch toe zijn kind te komen bezoeken, dat weggestopt zat bij familieleden of op een school voor meisjes. Aan boord van de Proleterka heeft ze heftige, vleselijke omgang met de zeelui: ‘Ik had geen ervaring met het andere deel van de wereld, het mannelijke deel.’ In de ban van het verlangen ervaring op te doen beschrijft ze zelfverzekerd zowel haar afspraakjes als hoe ze haar vader vrijwel totaal negeert. SS Proleterka is een genadeloos onderzoek naar afstand, schroom en wrok.

Over Ik ben de broer van XX:

In Ik ben de broer van XX – of de verhalen nu over beroemde schrijvers (Calvino, Ingeborg Bachmann, Joseph Brodsky) of over baronessen, dertiende-eeuwse visionairen of gekwelde kinderen op elitaire Zwitserse kostscholen gaan – slaagt Jaeggy er op steelse wijze in je geest in bezit te nemen. Haar gotische werelden lopen over van stil geweld – en zijn onvergetelijk.

DEUS EX MACHINA NR 173: VERTALING

Voorwoord uit het nummer

Alle dagen lezen we in vertaling. Van de websites die we bezoeken, de advertenties die we online of in de brievenbus aantreffen, de handleidingen die we raadplegen, de ondertitels bij de film of serie die we bekijken, tot de reportages, romans, kortverhalen, strip-, kook-, en kinderboeken die we lezen, vertaling is overal. In die mate dat we vaak over het hoofd zien dat ze er is.

Als literair tijdschrift zien we het als onze taak om onbekend werk uit binnen- en buitenland in de kijker te zetten en daarbij publiceren we regelmatig gedichten, essays en kortverhalen uit een andere taal in het Nederlands. In dit nummer presenteren we een hele hoop onbekend werk voor het eerst in het Nederlands en lokken we ook de hardwerkende schaduwschrijvers uit de schemerzone om niet alleen de vertaling maar ook de vertalers te laten spreken. Omdat literair vertalers nog al te vaak vergeten worden, presenteert Deus Ex Machina als antwoord op dat onrecht een nummer volledig gewijd aan literatuur, vertaling en vertalers.

In een inleidend essay toont Ernest De Clerck aan hoe elke vorm van taalgebruik vertaling impliceert. Jan Buts levert een beschouwing over de onstuitbare opkomst van de machinevertaling.

Mogelijks verdwijnen menselijke vertalers in de toekomst, vandaag zijn ze vooralsnog hardwerkende doch vaak vergeten figuren die in de schaduw staan van de geprezen auteurs wiens internationale carrières ze mogelijk maken. Zelfs binnen de literaire vertaalgemeenschap en de vertaalwetenschap heerst er ongelijkheid. Dat uit zich zowel in de verschillen tussen dominante en gedomineerde talen, als tussen de representatie en appreciatie van vertalers zelf. Zo wijst Theresia Feldmann op de miskende plaats van de vrouw als vertaler aan de hand van een bespreking van de vergeten vertalers Isabella Correa, Caroline Schelling, Meta Forkel-Liebeskind en Elisabeth de Roos.

Over leven in vertaling lees je in Jack McMartins portret van James Holmes,leather daddy van de vertaalwetenschap.

Hilde Keteleer haalt Holmes ook aan, maar dan in de context van haar studie vertalen. Keteleer schrijft een brief aan een jonge vertaler over haar dagelijkse strijd tegen vertaalstrategieën die van hogerop worden opgelegd. Frans Denissen illustreert zijn vertaalstrategie aan de hand van notities bij het vertalen van Fleur Jaeggy’s SS Proleterka.

Xavier Roelens schrijft over de sappige voldoening van de verboden vrucht: de indirecte vertaling. Dat ook een vertaling van een vertaling kan werken in het Nederlands doet hij je voor met een selectie gedichten.  

Sofie Verraest vertaalde twee gedichten van de Brits-Somalische dichteres Amina Jama die enkele maanden geleden in Brussel was voor het Asmara-Addis Literary Festival (In Exile). 

Willy Martin neemt ons woord voor woord bij de hand terwijl hij het Engels van Wallace Stevens omzet naar het Nederlands in een nagelnieuw voorbeeld van hervertaling. Saar Wuyts zorgt ervoor dat de ‘fantastische’ (lo fantástico) literatuur van José Güich Rodríguez voor het eerst in onze taal te lezen is en Luc de Rooy vertaalde aanstormend Amerikaans schrijftalent Rita Bullwinkel.
 

Aleksandra Boltovskaja’s tragikomische ervaringen als aangestrande Russin in Limburg staan er dankzij Pieter Boulogne en Fien Bovend’aerde vertaalde Passa Porta’s recente Canadese auteur in residentie Daniel Canty uit het Frans.

We kregen verschillende vrije inzendingen binnen van enthousiaste vertalers, sommigen al meer ervaren dan anderen. Je vindt ze verspreid in het nummer terug, zonder onderscheid tussen gevraagde en spontane bijdragen.  

Omdat elke vertaling zich afspeelt binnen een spanningsveld tussen verschillende talen, waar de invloed van de één al sterker is dan die van de andere, zal je ook in dit nummer af en toe een vreemde taal aantreffen. Dat is dan een voorbeeld van een uiterst zichtbaar spoor van de brontaal. Maar ook in schijnbaar gaaf Nederlands zal je sporen van het Engels, Duits, Frans, Lets, Letgaals, Welsh, Kroatisch, Arabisch, Spaans, Russisch of Pools terugvinden. Misschien besluit je erover te lezen, misschien kies je ervoor om zelf verder op zoek te gaan naar andere betekenissen, en wie weet, verdwaal je in vertaling. We wensen je een fijne tocht. 

Veel leesplezier,  

De redactie 

Dit is het voorwoord van DEM 173. Meer lezen? Je vindt het nummer in de boekhandel, in sommige bibliotheken en uiteraard kan je het hier bestellen.

Frederik Willem Daem over ‘Tekens van leven’: “Pijn doet je meer levend voelen dan berusting”


Door Tess Jacobs, student journalistiek AP Hogeschool

Frederik Willem Daem debuteerde in 2015 met zijn verhalenbundel Zelfs de vogels vallen, die enthousiast onthaald werd. Nu, vijf jaar later, verschijnt zijn eerste roman Tekens van leven. Een boek over cruciale keuzes met desastreuze gevolgen, verslaving en de schoonheid die zich in de saaiheid van het leven verschuilt.

Frederik en ik spreken af in de Tropicana in Brussel, waar hij ijverig aan het knutselen is aan zijn kartonnen versie van Café De Kauw. Een fictieve bruine kroeg die de uitvalsbasis vormt voor Andreas, de protagonist in Tekens van leven. Frederik biedt me een plastieken flesje water aan en we zoeken een plekje naast zijn eigenhandig in elkaar geknutselde pooltafel. Dit leunt het dichtste aan bij ‘op café gaan’ sinds COVID-19 het land in lockdown dwong.

Welk gevoel overheerst er, nu het boek klaar is? Opluchting? Gemis?

“Allebei. Hoewel ik er naar het einde toe echt klaar mee was, is het een heel fijne fase geweest. Ik heb de afgelopen jaren héél veel geschreven. Altijd ’s nachts, waardoor ik in een stroom ben beland. Elke dag ging ik tegen elf uur ’s avonds neerzitten en schreef ik makkelijk door tot vijf uur ’s ochtends. Ik lag hele dagen in bed, omdat het zwaartepunt van mijn dag zich aan het einde bevond. Ik had schrik om ook maar iets te doen, omdat ik niet wilde dat het mijn prestaties zou beïnvloeden.”

“Wanneer ik daar dan ’s nachts zat, dacht ik: ik doe het toch maar. Hoe zot is dat eigenlijk, dat je iets zo belangrijk vindt, dat het je ertoe drijft nachtenlang te schrijven. Ik prijs me er gelukkig om, dat iets me zo bezighoudt dat ik dat daarvoor over heb. Maar je kan zoiets enkel doen, wanneer het ergens naartoe gaat.”

Al dat nachtenlange schrijven moet heel wat materiaal opgeleverd hebben.

“Ik ben iemand die heel veel schrijft, om vervolgens weer heel veel te schrappen. Tekens van leven was een boek van zeshonderd pagina’s, waarvan ik er uiteindelijk driehonderddertig heb overgehouden. Momenteel ben ik bezig aan een nieuw project en ondanks dat ik weet welke werkwijze me het beste ligt, voelt het beginnen aan een nieuw boek nog steeds even onwennig.

Gaat het schrijven van een roman niet heel anders in zijn werk dan het schrijven van een verhalenbundel?

“Absoluut. Bij Zelfs de vogels vallen schreef ik soms maar een maand aan een kortverhaal. Wanneer je de bundel afwerkt, zijn sommige verhalen al een jaar oud. Terwijl je een roman telkens van begin tot eind onder handen neemt en dus eigenlijk gelijk schrijft met het moment waarop jij je bevindt in je leven.”

Vond je het moeilijk om Tekens van leven los te laten?

“Zeker. Maar je komt op een punt wanneer het bijna onmogelijk is om bepaalde zaken nog aan te pakken. Ik had dat boek op tien verschillende manieren kunnen schrijven en dan waren het ook tien verschillende boeken geworden. Elke keuze legt je verhaal in een bepaalde plooi en sluit daardoor mogelijkheden uit. Je kan nog teruggaan op je stappen, maar eens de fundering er staat, moet je daarbinnen blijven werken. Dan probeer je van het huis dat je bouwt, een zo mooi mogelijk huis te maken. Want het huis staat er al. Je kan natuurlijk alles met een sloopkogel met de grond gelijk maken en opnieuw beginnen, maar dan schrijf je een ander boek.”

Wanneer beslis je dan dat het goed is?

“Je moet kunnen loslaten, want je kan altijd tot aan het einde details veranderen, wat ik ook gedaan heb. De dag voordat het boek naar de drukker werd gestuurd, heb ik de laatste zin veranderd. Dat is haast zo symbolisch, dat het lachwekkend wordt. Wanneer je dan het definitieve punt zet, creëer je een afstand tegenover je werk, waardoor er plaats wordt gemaakt voor een zekere schaamte.”

Je hebt een groot deel van het schrijfproces in cafés doorgebracht, werd je daar dan ook tot het vaste klantenbestand gerekend?

“In sommige cafés wel. Ik ging vaak naar dezelfde, waar ik dan de wifi-code vroeg en begon te schrijven. Zoals velen dat in koffiebars doen. Soms koos ik ook onderweg naar huis een café, of zocht ik er een in de buurt wanneer ik ergens wat tijd moest overbruggen. Dan schreef ik details neer die me opvielen, om te verwerken in Café De Kauw. Maar los van mijn schrijfproces, ben ik sowieso in een paar cafés vaste klant. Op café gaan is een fundamenteel onderdeel van mijn leven.”

Vond je het belangrijk om voor een fictief café te kiezen?

“Exact. Café De Kauw is een amalgaam van alle cafés waar ik geweest ben. Ik wou niet vastzitten aan de waarheid. Het idee is begonnen in café De Raaf in de Van Schoonbekelaan in Antwerpen, omdat ik dat zo’n charmant café vond. Daarna ben ik elementen gaan ontlenen van verschillende cafés. Het personage Eckhart komt uit een café om mijn hoek, waar ik een gesprek aanging met iemand waarvan ik zijn naam zelfs niet weet. Hij fladderde als eeuwige single van café naar café. Het gesprek dat we toen hadden, staat neergepend in Tekens van leven. Zo is café De Kauw stilaan een samenraapsel geworden, een fictief voorbeeld van de bruine kroeg die op sterven na dood is.”

De stad speelt een grote rol in Tekens van leven, wat vind je zo intrigerend aan het stadsleven?

“Ik ben opgegroeid in Brussel en heb een tijd in New York en in Antwerpen gewoond. Wat me zo aantrekt aan een stad, is dat er automatisch een confrontatie ontstaat met de werkelijkheid. Dat ontbreekt meer op het platteland.”

Toch heerst er in café De Kauw niet de typische stadsmentaliteit.

“Café De Kauw is eigenlijk heel kleinstedelijk ingesteld, zoals dat gaat in Antwerpen naar mijn gevoel. Brussel is een metropool, waar problemen een grotere omvang lijken te hebben. In Antwerpen heb je meer die kenmerkende ons kent ons mentaliteit. Een mentaliteit die anno 2020 stilaan in gevaar komt. De klanten van De Kauw kenden de stad als hun broekzak en zien die steeds verder ontwikkelen. Daardoor ontstaat er angst. Ze voelen zich bedreigd in hun zijn door de samenleving die alsmaar sneller evolueert en steeds groter wordt. Het lijkt daardoor soms alsof de wereld steeds kleiner wordt, terwijl café De Kauw groeit. Toen ik aan het schrijven was in De Raaf, het bruine café dat me heeft geïnspireerd, wist ik al: die tent kan niet blijven bestaan. Intussen is het gesloten.”

Die evolutie van de stad waarover je het hebt, is heel voelbaar in het boek.

“Ik vind het vreemd dat we niet meer stilstaan bij hoe de stad is ingericht. Daarom wijs ik op het verkeer en de manier waarop de mensen de stad beleven. Ik probeer ze te anonimiseren, omdat het verhaal zich voor mij evengoed in Gent, Utrecht of Marseille kan afspelen in plaats van Antwerpen. Voor de echte Antwerpenaar wordt het na een tijd wel duidelijk dat het om hun koekenstad gaat, maar wie die referenties niet kent, kan het als een verzonnen stad bekijken. Ik ben op zoek gegaan naar woorden met een collectieve betekenis. Zoals ‘Harmonie’. Wanneer je dat woord stript van de plek, herovert het zijn oorspronkelijke inhoud. Dat vind ik interessant, hoe woorden soms geclaimd worden door een praktijk en er dan opeens onlosmakelijk mee verbonden zijn.”

Opmerkelijk in de roman zijn alle dierennamen. Andreas, het hoofdpersonage uit het boek, heeft samen met zijn vriendin Hertje een kat. ‘Vogel’. Vanwaar die bizarre naam?

“Enerzijds omdat het een vogel voor de kat is en aan zijn einde komt door van het balkon te duikelen, maar initieel is het idee er gekomen door mijn beste vriendin. Haar konijn heet ‘vogel’. Ik vind dat zo’n geniale naam, die daarbovenop inhoudelijk nog eens klopte ook. En voordat ik het wist, verwees ik hiermee op een obscure prominente manier naar Zelfs de vogels vallen. Ik vond het grappig om met die diersoorten te spelen en er geloofwaardige bijnamen van te proberen maken. Spinne, Visse, Hertje, Vogel. Daardoor krijgt het boek bijna iets fabelachtigs, alsof ze allemaal symbool willen staan voor iets.”

Je hebt de cover van het boek zelf getekend, bij Zelfs de vogels vallen beschreef je de covers met de hand. Vind je dat belangrijk, meewerken aan de vormgeving?

“Dat hoort er allemaal bij. Ik kan me niet inbeelden dat ik daar niet aan meewerk. Daar ben ik een veel te grote controlefreakvoor. Wat niet makkelijk is, – niet voor mezelf en ook niet voor de mensen met wie ik samenwerk. Ik bedoel, zie mij hier met karton een café in elkaar knutselen. Met die vormgeving is dat net hetzelfde, dat is iets waar ik van begin af aan al mee bezig ben.”

Het hele boek voelt aan als een totaalconcept.

“Dat is het voor mij ook. In Tekens van leven gaat het op een bepaald moment over nachtbloemen op cactussen. De bloem verwijst naar de tekening die Visse voor Patricia kribbelt. Ik wilde dat de cover een knipoog zou zijn naar een tekening op een bierviltje. De binnenkant van het boek vormt een sterrenhemel, alsook een verwijzing naar Hertje’s sproeten. In de achterflap zit een komeet verstopt. Dat zijn van die kleine dingen waarbij ik me dan inbeeld dat mensen die komeet pas maanden later ontdekken door een vriend die hen daarop wijst. De sterren komen ook terug bij elk hoofdstuk. Ik hoop dat lezers aanvoelen dat er over elk detail is nagedacht.”

Is het daarom dat je aan het einde van het boek een welgemeende ‘sorry’ zegt?

“Ja”, zegt Frederik met een glimlach. “Ik kan nogal doorgedreven zijn in hoe ik de dingen zie, maar steeds met het eindproduct in gedachten. Een tiran zal ik nooit zijn, ik sta open voor andere ideeën, maar ik wil gewoon het best mogelijke product maken. Om dat te bekomen, ben ik streng voor mezelf, maar ook voor de mensen om me heen.”

Andreas is ook een controlefreak, daardoor lijdt hij onder andere aan vliegangst. En toch is hij niet bang om zichzelf te verliezen in alcohol.

“Hij wilt alles begrijpen, maar tegelijkertijd wilt hij zich in de drank verliezen. Dat is de aantrekkingskracht van alcohol, ik merk dat ook bij mezelf. Constant zit ik met mijn werk in mijn hoofd. De momenten waarop ik op café ben of bij vrienden iets drink, zijn één van de weinige momenten waarop ik uit mijn eigen wereld kan stappen. Zelfs thuis zal ik nog ‘snel’ even iets neerpennen of op mijn gsm al wat dingen in gang zetten. Wanneer ik iets drink, heb ik het gevoel dat ik in het ‘nu’ ben, wat heel contradictorisch is, aangezien drank het ‘nu’ juist uitsluit. Ofwel vergeet je wat er gebeurt en creëer je een afstand tegenover het ‘nu’, ofwel ervaar je de tijd anders binnen de dronkenschap.”

En is dat bij Andreas ook het geval?

“Absoluut. Het is voor hem een manier om de controle op te heffen. Op dat moment schuift hij het knagende schuldbesef en het gevoel dat hij zijn leven op de rails moet krijgen, aan de kant. Constant is hij ermee bezig zijn verleden te verwerken, zodat hij terug vooruit kan. Zodat dat hoofdstuk eindelijk afgesloten kan worden.

Drinken is vaak een vlucht, alles wat aan de orde is, wordt uitgesteld. Maar in zijn geval kan dat ook problematisch worden, bijvoorbeeld wanneer dat de enige manier is die overblijft om zijn demonen te verjagen. Het is makkelijker voor hem om zich te verhouden tot die nieuwe wereld die café De Kauw vormt, dan terug zijn oude ‘ik’ te worden. Want wie is die oude ‘ik’? Kent hij die zelf nog wel? Café De Kauw vormt op die manier een uitvalsbasis, een rebound.”

Je schreef in De Standaard dat het in de kleren kruipen van een personage één van de mooiste aspecten vormt van het schrijverschap. Hoe was het om Andreas zijn kleren aan te trekken?

“Dat verliep vlot, aangezien ik hem zie als een generatiegenoot waarin ik ook wat elementen van mezelf toelicht. Enerzijds is er een soort vermoeidheid die wij binnen onze samenleving ervaren waarbij er constant van je verwacht wordt om te weten wat de juiste keuze is. Daar komen heel wat onzekerheden en angsten bij kijken. Een keuze binnen het leven, alsook binnen het schrijverschap, kan heel wat andere keuzes uitsluiten. We hebben maar één leven, en daar zijn we ons hyperbewust van. Vooral dan van de eindigheid die daaraan verbonden is.”

Ook de saaie kant die aan een langdurige relatie verbonden is, komt aan bod.

“Saaiheid is inherent aan het leven en daar zit ook veel schoonheid in. Maar ook daar hebben we schrik van gekregen. Carpe diem. Alsof we elke dag moeten plukken alsof het de laatste is en altijd uit alles het beste moeten halen. Mensen zouden er alles aan doen om hun leven om te gooien, om het zo toch maar spannend te houden. Dat is ook wat Andreas doet en hem ondanks alle pijn een vorm van catharsis bezorgt. Pijn doet je meer levend voelen dan berusting. Ik herinner me dat ook bij mijn eigen momenten van liefdesverdriet: hoe gek is het, dat een mens zo veel pijn kan voelen? Dat ik dat tot in elke vezel van mijn lichaam kan ervaren?”

Zoals je in Tekens van leven schrijft: “Om de een of andere reden hoopte Andreas altijd dat ze fout zat en terzelfder tijd was hij zo fier wanneer ze het juist had.”  Ook dat hoort bij die sleur van het graag zien.

“Ja, dat is een heel wreed gegeven. Je kent elkaar zo goed, dat je enorm bot durft te zijn tegen elkaar. Je weet wat je moet zeggen om de ander te kwetsen, terwijl je die juist ongelofelijk graag ziet. Dat zit ook in die zin. Je bent onder de indruk dat het juist is, maar tegelijkertijd denk je ook: ze is aan het uitpakken met haar kennis. Het schenkt hem een genoegen wanneer ze er dan eens naast zit. Dat zijn dynamieken die in veel relaties voorkomen op verschillende manieren. Of dat nu het parkeren van een auto betreft, of het kruiden van een gerecht. Dat is onvermijdelijk, maar tegelijkertijd ook heel spannend. Het is een zoektocht om te ontdekken hoe jij je moet verhouden tegenover iemand anders. Binnen die verveling van een langdurige relatie ontstaan mooie dingen en dan is het aan jou om daar iets spannends van te maken.”

“Het was alsof zijn sentimentaliteit alleen maar kon bestaan in quarantaine, op een plek waar zijn theoretische liefde niet aangetast kon worden door de werkelijkheid.” – het woord quarantaine trok nu meteen mijn aandacht, aangezien we daar door de Coronacrisis zo op gefocust zijn. Denk je dat de liefde tussen Andreas en Hertje wel stand had gehouden in quarantaine?

“Theoretische liefde is iets gevaarlijks. Je bent niet bij elkaar, en je begint te fantaseren. Dat doet Andreas ook voortdurend over Hertje. Je schrijft een ander verhaal, maakt verschillende hypotheses. Binnen die hypotheses is alles perfect, omdat ze niets te maken hebben met de werkelijkheid. Wanneer je fantaseert heb je controle, in het echte leven heb je dat nooit. Net zoals je dat in quarantaine niet hebt.”

Ben jij tijdens de quarantaine meer gaan houden van bepaalde dingen?

“Van de natuur. Samen met mijn vriendin heb ik zes weken in de natuur van de Ardennen doorgebracht. Dat deed me inzien dat ik ook kan functioneren buiten de wereld waarvan ik dacht dat die onontbeerlijk was.”

Denk je dat het boek anders gelezen zal worden door de crisis?

“Dat is onvermijdelijk. De manier waarop ze in café De Kauw een pint drinken, is bij ons inmiddels al iets van enkele maanden geleden. We zijn gewend geraakt aan het ‘nieuwe normaal’. We leven in dezelfde wereld, maar op een meer afstandelijke manier. Mondmaskers en wachtrijen voor de supermarkt. Op een vreemde manier voelt het vertrouwd aan. Het boek is net verschenen en is al bijna een tijdsartefact. Het wordt hypernostalgisch, omdat het vandaag onbestaand is, en we zijn amper drie maanden verder. Ik hoop dat mensen het fijn vinden om via het boek terug te blikken op die manier van tooghangen.”

Ook het internet, dat zich aan de mens opdringt, wordt meermaals aangehaald in het boek.

“Dat is zo. Vaak heb je het niet door, en voordat je het weet krijg je een pushmelding van Instagram om je te bedanken voor je tienjarig lidmaatschap. Lang hebben we gedacht niet aan die maalstroom van het moderne leven te kunnen ontsnappen, maar eigenlijk zetten we hem zelf in gang.

Tess Jacobs

Actie: De Knetterende Schedels, gratis bij een DEM-abonnement

Precies vijftig jaar geleden overleed Roger Van de Velde (1925-1970). Tijdens zijn leven werd Van de Velde omwille van zijn Palfiumverslaving verschillende keren opgesloten in gevangenissen en psychiatrische instellingen. Als schrijver kreeg hij daarbovenop nog af te rekenen met een publicatieverbod. De korte verhalen van Roger Van de Velde (o.a. gebundeld in Galgenaas, De knetterende schedels en Kaas met gaatjes) horen bij de beste die in ons taalgebied geschreven zijn en daar verandert een halve eeuw niks aan.

Daarom is het nu tijd, vindt Deus ex Machina, om mens en werk hulde te brengen met een auteursnummer. Van de Veldes proza is dringend toe aan een nieuwe generatie lezers.

SPECIAAL AANBOD:

Voor 35 EURO (Nederland: 40 euro) krijg je het Roger Van de Velde-nummer + een abonnement op Deus ex Machina +  Roger Van de Veldes De knetterende schedels (1969, opnieuw uitgebracht door Uitgeverij Vrijdag, mei 2020 – winkelwaarde: 22 euro).

Stuur je adresgegevens naar info@deusexmachina.be en wij komen in actie.

Meer over De Knetterende Schedels lees je hier.


De Knetterende Schedels, een heruitgave van Vrijdag

Deze week is het precies vijftig jaar geleden dat Roger Van de Velde overleed. Deus Ex Machina brengt daarom een auteursnummer uit en Uitgeverij Vrijdag geeft De Knetterende Schedels opnieuw uit. Dit gelijktijdig toeval konden we niet zomaar laten voorbijgaan. We pakken daarom uit met een speciale actie.

Meer info over het boek:

Als het leven een gevangenis is, dan heeft Roger van de Velde er de kroniek van geschreven. In de roerige jaren zestig was het de sobere, krachtige stem van Roger van de Velde die boven het gejoel uitstak. De Knetterende Schedels bevat het beste van zijn werk. Van de Velde was als maagpatiënt verslaafd aan pijnstillers, en de jaren zestig bracht hij grotendeels achter de tralies door. Het laconieke realisme waarmee hij zijn medegevangenen portretteert, gaat door merg en been. In elke zin klinkt de echo van zijn leermeester en vriend Willem Elsschot door. We ontmoeten Daniël, die drie dagen aan een stuk lange sigaretten rookt omdat Prometheus het hem zo instrueert, Jules Leroy, die de kat doodt waar hij zoveel van houdt omdat ze zijn rosbief opeet, en markies de la Motte, die schuldbekentenissen voor miljarden franken uitschrijft.
In deze uitgave is ook Recht op antwoord opgenomen, een scherp en vlammend pamflet waarin Van de Velde censuur en het falende interneringsbeleid in ons land aan de kaak stelt.
Dit j’accuse heeft helaas nog niets aan actualiteit ingeboet.

Roger Van de Velde (1925) was journalist voor De Nieuwe Gazet. Vanwege zijn palfiumverslaving werd hij vanaf 1961 meermaals in instellingen geplaatst, waar hij onder meer De knetterende schedels (1969) schreef. Hij overleed in 1970 aan zijn verslaving, kort nadat hij de Arkprijs voor het Vrije Woord had ontvangen.

‘De koning van het kortverhaal. Een van de auteurs die mij heeft leren lezen.’ – Dimitri Verhulst

Recht op antwoord heeft mij, om in eigen termen te spreken, het mes op de keel gezet.’ – Jeroen Brouwers

In november 2020 zal Deze wereld is geen ergernis waard, de biografie Ellen Van Pelt over Roger Van de Velde in de boekhandel liggen. 

DEUS EX MACHINA NR 172: Roger Van de Velde

Voorwoord


Laat mij de zaken duidelijk stellen: ik weet dat ik abnormaal ben, ik kom er vrankweg in het openbaar voor uit, en ik ben er zelfs een beetje fier over want ik beschouw het als een watermerk van mijn menselijke factuur. De buitenissigheid heeft mij, zowel bij anderen als bij mijzelf, altijd uitermate geboeid. Daarentegen heb ik een instinctieve afkeer van uniformiteit. De vertwijfeling zou mij koud om het hart slaan als een ‘zielkundige’ mij, na een diepgaand onderzoek, zou bestempelen als het prototype van een normaal, evenwichtig, ongecompliceerd en volkomen toerekenbaar man. Gesteld dat zulk utopisch mensentype leefbaar zou zijn, dan wil ik er, alleen al uit principiële bezwaren, niets mee te maken hebben. (Roger Van de Velde, Recht op antwoord)


Als Roger Van de Velde op dertig mei 1970 dood wordt aangetroffen in een brasserie in het Antwerpse statiekwartier, is hij amper twee maanden op vrije voeten. Als maagpatiënt raakt hij begin jaren zestig stevig verslaafd aan de krachtige opioïde pijnstiller Palfium, waarna hij door een mank justitieel apparaat en ‘pseudo-psychiatrisch kunst-en vliegwerk’ tussen 1962 en 1970 bijna onafgebroken achter de tralies verdwijnt.

De schrijver Van de Velde zal in de penitentiaire vergeetputten definitief opstaan. Maar tegen een morbide prijs. Nadat hij het manuscript van de verhalenbundel Galgenaas de gevangenis weet uit te smokkelen, zal hij vanuit de cel literair debuteren in 1965. Het schrijven wordt voor Van de Velde ‘een geestelijk houvast in een hallucinante wereld, waar elk woord zijn betekenis en zijn waarde scheen te verliezen’. Het groteske publicatieverbod dat hem na zijn debuut wordt opgelegd, zal hem de volgende jaren niet tegenhouden om de verhalenbundels De slaapkameren De knetterende schedels en het pamflet Recht op antwoord uit te geven. De satirische roman Tabula Rasa en de verhalenbundel Kaas met gaatjes zullen allebei postuum verschijnen. Terwijl hij in de cel zit, krijgen zijn bundels met korte verhalen lovende kritieken en voor De slaapkamer ontvangt hij een literaire prijs. De sobere stijl, de verfijnde taalbeheersing, het laconieke realisme en de trefzekere observatie van het menselijk tekort vallen op in zijn korte verhalen. Maar het wervelende pamflet Recht op antwoord doet het meeste stof opwaaien. Deze vlammende aanklacht waarin hij ‘de bedrieglijke façades in ons democratisch bestel’ ontmaskert, zal de hefboom worden voor zijn vrijlating begin april 1970. In mei krijgt hij er helemaal terecht de Arkprijs van het Vrije Woord voor. Drie weken later zal hij definitief zwijgen. Hij is amper vijfenveertig jaar en laat een vrouw en drie kinderen achter.

De korte verhalen van Roger Van de Velde horen bij de beste die in ons taalgebied geschreven zijn en daar verandert een halve eeuw niks aan. Daarom is het nu tijd, vindt Deus ex Machina, om mens en werk hulde te brengen met dit auteursnummer. Van de Veldes proza is dringend toe aan een nieuwe generatie lezers.

Van de Veldes proza is dringend toe aan een nieuwe generatie lezers.

In het inleidend essay blaast Jan Bettens het biografische stof van Roger Van de Velde en van zijn literaire oeuvre.

Van de schrijver zelf stellen we maar liefst drie originele bijdragen voor. ‘Posthuum postscriptum’ is een warm pleidooi voor het korte verhaal, dat kort na zijn dood zal verschijnen in het tijdschrift Avenue.

Op drieëntwintig januari 1965 schrijft Van de Velde vanuit zijn Turnhoutse cel een lange brief aan psychiater Robert Debandt, die als gerechtspsychiater en lid van de psychiatrische commissie mee oordeelt over zijn eventuele vrijlating op proef. Deze brief, opgenomen in dit nummer, is voor het eerst integraal te lezen.

Van de Velde was sinds 1947 ook en vooral een rasjournalist. Uit zijn rijke journalistieke carrière kiezen we ‘Pleidooi voor een “Zwart Manneke”’, een artikel dat al in 1959 verscheen in De Nieuwe Gazet maar dat ook anno 2020 nog veel zegt over de mens en journalist die Van de Velde was.

Daarnaast mag Deus ex Machina uitpakken met een voorpublicatie uit de biografie die Ellen Van Pelt schreef over Roger Van de Velde en die eind dit jaar verschijnt.

Jan Lampo haalt herinneringen op aan het ‘geval Roger’ en de link met zijn eigen vader, de schrijver Hubert Lampo.

Jan Daems, een echte psychiater, kruipt in de huid van de (fictieve?) Dr. Poulard, een zelfingenomen, hoogdravende zenuwarts op rust die een recht op antwoord claimt.

Verder in dit nummer vindt u nog gedichten van Annelies Mertens, Renaat Ramon en Herlinda Vekemans. Eindigen doen we met twee korte verhalen van Hanna Desmet en Yoeri Hostie.

DEUS EX MACHINA NR 171: HET BOS

‘Heeft het zin om naar een groepje bomen te wijzen en te vragen: “Begrijp jij wat er met dat groepje wordt bedoeld?” Over het algemeen niet; maar zou je met de manier waarop bomen gegroepeerd zijn geen betekenis kunnen uitdrukken, zou het geen geheimtaal kunnen zijn?’

– Ludwig Wittgenstein – Philosophische Grammatik

Het regenwoud staat in brand. Roemeense boswachters worden vermoord en houthakkers leggen met gigantische kapmachines de laatste oerbossen om. Een natuurvereniging verkiest een plasticfabriek boven een bestaand bos. Bomen langs Vlaamse wegen worden met de grond gelijk ‘geknot’ om biomassacentrales te spijzen. Een bos wordt een kunstwerk in een Duits stadion. Als we de klimaatverandering willen indijken, moeten we miljoenen bomen planten. Met de hand, in de achtertuin, door burgercomités, met behulp van drones of dankzij alternatieve zoekmachines, ter compensatie van onze vliegschaamte, overal en zo snel mogelijk.


Allemaal de boom in.

Zijn er nog sprookjesbossen en betoverde wouden? Kunnen we ons er nog verstoppen of verdwalen? Bestaan er nog vertelbomen en peperkoekenhuisjes? Bosgeuzen en struikrovers, kabouters of hobbits, waar zijn ze? Elfen, trollen en woudheksen, inmiddels ook uitgestorven zeldzame soorten? De grote boze wolf is alweer vermoord in het uitgedunde wilde woud. Waar nemen Reynaert, Houtekiet en Robin Hood tegenwoordig hun toevlucht? Waar had Dante met zijn midlifecrisis anders heen gemoeten? En heeft de urban jungle het definitief van de rimboe overgenomen?

Wat rest ons literair nog aan bos behalve duurzaam geproduceerd papier voor alle boeken en tijdschriften zoals DEM ? In dit nummer brengt Anne Provoost een ode aan de esdoorn die jarenlang haar schrijven begeleidde. Ook Alain Delmotte mijmert op poëtische wijze over woorden en bomen en wat ze gemeen hebben. Dimitri Bontenakel velt liever een vonnis dan een boom en Don Fabulist presenteert wildgeplukte fabels uit het woud waar hij leeft als conteur, verhalenverteller pur sang. Sylvie Marie vertaalde een indrukwekkend Boomgedicht van de Britse dichter Richard Berengarten die ze ontmoette in de bossen van Azerbeidzjan.

Wim Michiel licht toe waarom en hoe de onschuld uit het Duitse Wald verdween en Michiel Kroese haalt er Schopenhauer en diens visie op natuur bij. Virginie Platteau ziet een link tussen een oud Frans kinderliedje en een gedicht van W.H. Auden over omgehakte bomen. Annelies Verbeke ontdekt de natuurkunstwerken van Andy Goldsworthy en Koen Van Synghel raakte geroerd door de tentoonstelling Nous les Arbres in Parijs. Voor het beeldmateriaal zorgde Pieter Slachmuylders. Hij trok zich na zijn studies filosofie voor drie maanden terug in een afgelegen blokhut in Lapland. Daar ontstond zijn passie om natuurpracht vast te leggen op beeld. Foto’s in deze uitgave werden gemaakt in Duitsland en Fins Lapland, vanwaar hij correspondeerde met Yanni Ratajczyk. Yanni boog zich op zijn beurt over de drang naar terugtrekking en de roep van de vlakte of het woud.

Gooi nog een blok op het vuur, Deus Ex Machina* zet in het kaalst van de winter graag een boom op over bos.


*Gedrukt op papier van gecontroleerde duurzame bosbouw

Dit is het voorwoord van het nieuwe DEMnummer. Nu verkrijgbaar in de boekhandel.

DEM 170: Instagram

Het nieuwe nummer van Deus Ex Machina ligt in de handel. Het thema is Instagram en het nummer werd hiervoor in een heel toepasselijk formaat uitgegeven. Bemachtig nu je exemplaar voor slechts vijf euro.

Om je warm te maken, bij deze het voorwoord:covergesneden

Een greep uit recente Instagram-posts. Fajah Lourens post een filmpje waarin ze haar buikvel toont na haar zwangerschap. Ze schrijft: ‘Wees trots op je buikvel’ @mykillerbodymotivation. Jitske Van de Veire filmt zichzelf schaars gekleed en zonder filter op een niet echt flatterende, maar wel oprechte wijze. ‘Serving your reality’ #selflove. Deze vrouwen willen hiermee een positieve boodschap de wereld insturen: leef zoveel mogelijk zonder complexen en schaam je niet voor je imperfecte lichaam. En deze vrouwen zijn geen uitzonderingen. Steeds meer mensen willen hun onzekerheden tonen zonder schaamte, in een poging deze om te buigen tot een sterkte. Zo willen ze hun persoonlijk verhaal in eigen handen nemen door het zelf te schrijven of te filmen. Maar ondersteunt Instagram ons daadwerkelijk bij de verwerkelijking van onszelf?

We zijn altijd op zoek naar verhalen. In boeken, in theater, films, series, muziek, in het nieuws, in gesprekken, in instastories, op Instagram. Met de opkomst van sociale media als Facebook, en in het verlengde daarvan Instagram, heeft iedereen nu een makkelijk instrument ter beschikking om van het eigen leven een verhaal te maken en dat te delen met anderen. Het beeld dat we zo van ons leven verspreiden heeft een niet altijd vanzelfsprekende band met wat we dagelijks werkelijk beleven. De ‘insta’ in Instagram maskeert een soms mijlenverre afstand tot ons ‘echte’ leven.

Wat gebeurt er als we onszelf als personage nemen, ons leven als onderwerp, en dan vooral de kant tonen die we net verborgen willen houden? Deus Ex Machina wil de schaduwzijde van ons ‘gefilterde zelf’ op Instagram belichten. Als we de filters omdraaien en tonen wat normaal buiten beeld blijft, wat zien we dan? Krijgen we een meer authentiek zelfbeeld, of verzandt deze poging om authentiek te zijn zélf in een geconstrueerd imago? Is het überhaupt mogelijk om te ontsnappen aan de ‘filter’? Je creëert tenslotte een ‘beeld’ van jezelf, hoe oprecht of complexloos het ook mag zijn bedoeld. En als je iets toont waar je je zogezegd voor schaamt, is de schaamte dan nog wel echt, of wordt het dan niet juist schaamteloos, of erger, pose?

Eén ding is zeker, we kunnen niet ontsnappen aan verhalen. En vandaag worden die veelal geschreven op Instagram. In dit nummer van Deus Ex Machina onderzoeken we de band tussen het alomtegenwoordige medium en de literatuur. Dat doen we zowel aan de hand van (beeld)gedichten en proza, als met behulp van interviews en essays over (sociale) media en literatuur, waarin telkens een hoofdrol voor Instagram is weggelegd, maar met ruimte voor schaamte, de B-kant van het leven, de weggesneden stukjes of het lelijke, niet-visuele of geheel ongecoördineerde. 

 

MEMENTO WOORDFESTIVAL KORTRIJK 2020

memento-minOp vrijdag 20, zaterdag 21 en zondag 22 maart 2020 is er de vijfde editie van Memento Woordfestival in Kortrijk. Het festival vindt plaats in het stadscentrum van Kortrijk. De Letterzetter van Kortrijk Anneleen Van Offel cureert het festival. Ze koos voor ‘Echo’ als artistiek thema. De ambassadeurs van het festival zijn Peter Verhelst, Siel Verhanneman, Christophe Vekeman, Maartje Wortel en het collectief van de Letterzetter van Kortrijk. Er zijn het hele weekend door interventies en toonmomenten van gereputeerde kunstenaars. Bovendien organiseert Creatief Schrijven tijdens het festivalweekend haar jaarlijkse Schrijfdag.

Memento Woordfestival Kortrijk werkt in 2020 voor het eerst nauw samen met Tilt Festival in Tilburg, Nederland.
Meer informatie: www.mementowoordfestival.be.

Tickets, totaalprogramma vanaf 14 januari 2020.

DEM 169 – Literatuuronderwijs

Voorwoord

‘Ich bin fast 18 und hab keine Ahnung von Steuern, Miete oder Versicherungen. Aber ich kann ‘ne Gedichtsanalyse (sic.) schreiben. In 4 Sprachen.’ (‘Ik ben bijna 18 en weet niets af van belastingen, huur of verzekeringen. Maar ik kan een gedicht analyseren. In vier talen.’) Het is alweer een viertal jaar geleden dat weldenkend Duitsland zich bij de ochtendkoffie verslikte in een op het eerste gezicht onschuldige tweet van Naina, een tot dan toe onbekende 17-jarige laatstejaarsstudente van een Keuls meisjesgymnasium. Haar Twitter-bericht ging in een mum van tijd viraal. Het werd een paar tienduizend keer geliket en geretweet, om vervolgens te worden opgepikt door de media: eerst door enkele lokale kranten en televisiezenders, later door Bild-Zeitung alvorens ook eerbiedwaardige dag- en weekbladen als de Frankfurter Allgemeine Zeitung, Der Spiegel en die Welt hun licht over dit ‘merkwaardige’ bericht lieten schijnen. Naina’s tweet ontketende een lawine aan hele en halve meningen, gaande van meer (of minder) economie-onderwijs op middelbare scholen, minder (of juist meer) klassiek literatuuronderwijs tot het ter discussie stellen van het onderwijssysteem tout court en de problematische geestesgesteldheid van de Duitse jeugd.

Eigenlijk was Naina als laatstejaarsstudente samen met twee vriendinnen alleen maar op zoek naar een kamer in een Wohngemeinschaft. En daarvoor is enige basiskennis over de huurwetgeving en het verzekeringswezen waarschijnlijk nuttiger dan de analyse van een gedicht van Goethe of Schiller. Toen ze haar tweet schreef, was ze zich naar eigen zeggen van geen kwaad bewust. Dat draaide evenwel iets anders uit.

Hoewel de situatie in Duitsland niet helemaal gelijkloopt met die bij ons (een literaire analyse in maar liefst vier talen kunnen schrijven is bij ons tamelijk onvoorstelbaar), maakt ‘het geval Naina’ perfect duidelijk waar het in dit themanummer over literatuuronderwijs over gaat: welke plaats mag literatuur binnen ons 21ste-eeuwse onderwijssysteem, waar de klemtoon meer dan ooit ligt op wiskunde, wetenschappen, economie en technologie, nog ambiëren? Een vraag die – in de slipstream van een ruimer onderwijsdebat over de staat van ons huidige onderwijs – ook politiek de gemoederen beroert. Wij – van Deus Ex Machina – vinden dat we ons als literair tijdschrift in deze discussie niet afzijdig mogen houden. Beschouw daarom dit nummer als een hartstochtelijk pleidooi voor méér literatuur in het onderwijs en – we moeten er geen doekjes om winden – tegelijkertijd een herwaardering van de letteren binnen het vak Nederlands en het vreemdetalenonderwijs. Zonder vooruit te lopen op wat komt, houdt dit onder meer in dat de vaak absurde klemtoon op het vaardigheidsonderwijs moet worden teruggeschroefd, dat erover moet worden gewaakt dat taalvakken niet mogen verglijden tot de status van een servicevak, maar dat bijvoorbeeld ook de banden tussen de academische literatuurwetenschap en het secundair onderwijs opnieuw strakker moeten worden aangehaald.

Dit themagedeelte bestaat hoofdzakelijk uit beschouwende teksten. Met enkele kritische stemmen, zoals we die deels uit de opiniepagina’s van de dagbladpers gewoon zijn. Maar we hebben er ook bewust voor gekozen om daarnaast een positief verhaal te brengen. Wie een pleidooi houdt voor méér literatuuronderwijs, moet dit laatste niet als een vanzelfsprekendheid beschouwen, maar moet ook durven aantonen wat de zin én het nut hiervan zijn. Daarom vindt u in dit nummer ook bijdragen over literatuur in het technisch en beroepsonderwijs, over leesplezier, over literaire projecten met kankerpatiënten, dementerende ouderen en studenten rechten of een beschouwing over een schrijfresidentie in een basisschool voor bijzonder onderwijs.

Verder hebben we er bewust voor gekozen om aan dit ‘papieren’ themanummer een digitaal vervolg te breien. Wij vroegen in deze DEM aan zeven mensen uit de literaire en artistieke wereld welk boek zij aan achttienjarigen zouden aanbevelen. Op onze website en Facebook-pagina zullen nog anderen dezelfde oefening maken met de bedoeling zo uiteindelijk tot een alternatieve leeslijst voor leerlingen van de derde graad te komen. Ook zouden we eind 2019/begin 2020 een bijscholing/inspiratiedag voor leerkrachten uit het secundair onderwijs willen organiseren om zo ons betoog voor meer literatuur in de praktijk te brengen. En ten slotte zullen we ons in ons oktobernummer – om het met Alessandro Baricco te zeggen – begeven in het land van de ‘barbaren’. DEM170 zal – een vijftal jaar na onze papieren Facebookkrant – volledig gewijd zijn aan literatuur en Instagram.

Het beeldmateriaal voor deze DEM werd dit keer geleverd door fotograaf Jef Van Eynde (die in een vorig leven nog directeur van een middelbare school was). Na twee eerdere DEMthemanummers over Roemeense literatuur, selecteerde en vertaalde Jan Mysjkin in het kader van ‘Europalia Romania’ (dat begin oktober 2019 van start gaat) werk van drie Roemeense auteurs: Doina Ioanid, Alexandru Ecovoiu en Irina Nechit. Afsluiten doen we met gedichten van Mattijs Deraedt, Jan Geerts en Rand Helawi en kortverhalen van Mohana van den Kroonenberg en Lotte Ogiers.

De redactie

Inhoudstafel

Stefan Hertmans, Goede bedoelingen en sceptische leerlingen
Wim Michiel, Tussen hoop en pessimisme: literatuuronderwijs  in het Vlaams secundair onderwijs
Elke D’hoker, Literatuuronderwijs en leescultuur
Virginie Platteau, Laat ons lezen
Coen Peppelenbos,  Terug naar het verhaal: literatuuronderwijs in Nederland
Bert Van Raemdonck , Come as you are: een pleidooi voor de canon
Tijmen Govaerts, Het leven is vurrukkulluk (Remco Campert)
Maryam Kamal Hedayat, ‘Recitatif’ (Toni Morrison)
Gülcan Kahraman, Mensenlandschappen (Nazim Hikmet)
Romy Louise Lauwers, Cocaïne (Aleksandr Skorobogatov)
Giuseppe Minervini, Molloy’s kiezels
Anne Provoost, Beste achttienjarige die dit schrift in handen houdt
Gaea Schoeters,  The Powerbook (Jeanette Winterson)
Virginie Platteau, Bam! Slam! Literatuur op een Brusselse school
Ruth Lasters, Wifiwachters: een praktijkvoorbeeld
Yanni Ratajczyk, Mogelijke menselijkheid en menselijke mogelijkheid: pleidooi voor een herwaardering van de roman in  het secundair onderwijs
Iedereen leest, Leesplezier, maïzena voor goed literatuuronderwijs
Marit Trioen,  Van moeten naar mogen: werken aan leesplezier bij  aarzelende lezers in het secundair onderwijs
Dirk Terryn, Samen Lezen: delen is vermenigvuldigen!
Silvie Moors, Frederik Swennen Literatuur & recht / Law & literature
Laïla Koubaa, Mens blijven onderweg
Bertolt Brecht, De twijfelaar
Doina Ioanid, Naden
Alexandru Ecovoiu, De kalligraaf
Irina Nechit, Ben je hier? en andere gedichten
Mattijs Deraedt, Dordrecht
Jan Geerts, Vluchtelingenbrieven
Rand Helawi, Twee gedichten
Mohana van den Kroonenberg, Pruimentaart
Lotte Ogiers, Dat varkentje

DEM 168: Marcel Van Maele

Bert LEzyMensen die jou nooit bij leven gekend hebben, mensen die tien jaar na je dood over jou en en je werk praten, hoe bewonderenswaardig is dat? Wat antwoord je eigenlijk wanneer men je vraagt waar je naar streeft, wat je met kunst wil verwezenlijken? Is het niet net dat: dat mensen jou prijzen, ook na je dood, en ook al heb je hen nooit ontmoet?
Dit is exact wat wij voor je gedaan hebben eergisteren in Galerie: De Zwarte Panter. Anneleen Van Offel gaf er een prachtige inleiding, Didi De Paris pakte uit met een ode en een weergaloze voordracht uit je pamflet, David Troch viste uit jouw ‘ik ruik mensenvlees, zei de reus’ de winnende lottocijfers van deze week, Sylvie Marie vertelde over haar eigen netvliesloslating en de guerrilla die ze met Yanni Ratajczyk op poten zetten met werk van jou en Jan Ducheyne legde de Partij/Parti voor/pour de/la Poëzie/Poésie als nieuw kunstig engagement voor. En Bert Lezy? Die kon jou al improviserend met drie cassettebandjes in de kapel laten oprijzen. En daarna, daarna konden we op je klinken.
Het was geniaal. DEM168 en de heruitgave van je pamflet zijn nu officieel hebbedingen. Dat iedereen zich maar haaste naar de winkel, het goud is schaars.