DEM 184 F*minist!

“Feminist” was jarenlang een veelgebruikt scheldwoord om een (kleine) groep dwarsliggers of radicalen tot de marges van het (literaire) debat te veroordelen. DEM 184 F*minist! gaat de confrontatie aan met deze term. Feminisme vertrekt vanuit het in vraagstellen van de orde. En dat wordt in dit nummer veelvuldig gedaan. Kunnen we de term opnieuw opwaarderen en toe-eigenen nadat het jarenlang als scheldwoord werd gebruikt? Hoe kunnen we de beweging relevant houden zonder te belanden in salonfeminisme? Wat is feministische literatuur? 

Voor dit nummer werkten we samen met Hyster-x, een collectief voor vrouwelijke en non-binaire makers. Tijdens een tafelgesprek reflecteren vijf leden van dit collectief op deze feministische vraagstukken. Daarbij bieden we proza aan van Hyster-x oprichter Uschi Cop en Julie Cafmeyer. In een essay gaat Margot Delaet op zoek naar alternatieve vormen van de canon. Naast een poëziebijdrage schreef Emerald Liu een essay over de Chinese poëtische traditie. Meer poëzie komt van Me(lanie) Asselmans, Zindzi Tillot, Ella Salvador Dalemans, Margot Timmermans en een vertaling van twee gedichten van Marie Darah. De illustraties in dit nummer komen van de hand van Delphine Somers.

Ook buiten Hyster-x vonden wij boeiende, inspirerende of confronterende teksten. Maureen Ghazal schreef een pleidooi voor meer womb like spaces inde literatuur en architectuur. Sanneke van Hassel zoekt naar de vrouwen in De Nieuwe Stijl, een literaire avant-gardestroming uit de jaren zestig. Maryam K. Hedayat zet aan de hand van een open brief van een in Iran opgesloten activist het feministische debat op scherp. Door al deze stemmen aan het woord te laten, laten we vooral zien hoe groot het literair-feministische landschap in werkelijkheid is en hoeveel er nog te ontdekken of bespreken valt.

Verder vindt u in dit nummer nog een minifocus over Moldavische poëzie. Jan H. Mysjkin selecteerde en vertaalde gedichten van Andrei Gamarţ, Maria Pilchin, Veronica Ştefăneţ en Ion Buzu. Uit de vrije inzendingen kozen we werk van Anne Bosveld, Emma Acke, Astrid Arns, Sara Eelen en Els Staes.

De vormgeving is ook dit keer van Jelle Jespers. Het nummer werd samengesteld door Bouke Schut en Stefanie Huysmans -Noorts.

Revolutie is onvermijdelijk: open brief door Bahareh Hedayat

vertaling door: Maryam K. Hedayat

(een fragment van de open brief is samen met een inleidend essay te lezen in DEM 184 F*minist!)

Dit is een van de vele teksten die ik ben gaan schrijven, maar nog niet heb afgemaakt. Mijn zinnen zijn gevuld met zoveel woede dat ik bang ben dat het mijn logica belemmert. Maar het is moeilijk, misschien wel onmogelijk, om je woede te bedwingen op het moment dat een 22-jarige Iraanse jongeman wordt opgehangen omdat hij uit protest een straat blokkeerde, vooral tegenover een regering die de essentiële levensaders van een normaal en eervol leven voor haar bevolking, en in het bijzonder voor haar vrouwen, heeft afgesloten.

Het argument dat de Islamitische Republiek de vijand is van dit land en zijn natie is al lang overbodig. Het doel en de essentie van deze regering is vernietiging; daarom moet ze weg. Het afbreken van deze criminele regering zal ongetwijfeld veel kosten en gevaarlijk zijn. Toch is er geen andere uitweg dan deze kosten op ons te nemen en deze gevaren onder ogen te zien, want de machtsstructuur heeft niet het vermogen om nieuwe sociale krachten in zichzelf op te nemen en formeel te erkennen. Met andere woorden: er is geen manier voor het huidige systeem om aan de huidige omstandigheden te ontsnappen, want geen van de eisen van de demonstranten kan binnen de huidige structuur worden ingewilligd, noch kan de meerderheid van de mensen een van de eisen negeren.

Deze eisen kunnen niet worden ingewilligd door de regering, omdat alle mogelijkheden voor flexibiliteit van deze huidige machtsstructuur eerder zijn uitgeroeid of in diskrediet gebracht, en de meerderheid van de mensen kan dit niet over het hoofd zien, omdat het verbonden is geraakt met hun dagelijkse, normale leven. Vanuit welk perspectief we ook naar deze eisen kijken, ze zijn legitiem, doorslaggevend en duidelijk. Daarom zijn deze eisen nu in botsing gekomen met de machtsstructuur zelf. Zowel het inwilligen van deze eisen als het verzet ertegen zal de structuur afbreken. Daarom is een revolutie onvermijdelijk.

Revoluties zijn van nature gevaarlijk en gewelddadig. Daarom, terwijl het voorschrijven van geweldloosheid tot op zekere hoogte aanvaardbaar is, betekent het aandringen op een absoluut afzien van geweld het ontkennen van de revolutie. Het betekent het opgeven van de noodzaak van omverwerping en de noodzaak van het creëren van een nieuw collectief verbond. Voor degenen die nog steeds twijfelen aan de omverwerping van de Islamitische Republiek of deze betwisten, kan geen ander bewijs worden geleverd dan wat er de afgelopen maanden op straat is gebeurd.

Maar tegen degenen die de noodzaak van een nieuw collectief verbond erkennen en erin geloven, moet worden gezegd dat, hoewel een revolutie – helaas – niet zonder geweld is, wij de verantwoordelijkheid hebben om in onze collectieve geest de gevarenlichten aan te houden ten aanzien van ongeremd geweld. Wat geweld betreft is de belangrijkste kwestie de duurzaamheid van Iran na de omverwerping, naast ethische kwesties die sommigen terecht kunnen storen. Daarom is geweld dat de dag na de omverwerping een cyclus van bloeddorst zou kunnen starten en voortzetten, niet toelaatbaar, omdat zulk geweld de duurzaamheid van Iran en het voortbestaan van het regime dat uit deze revolutie voortkomt, zal bedreigen.

Geen eerlijke waarnemer kan deze natie beschuldigen van ongeduld en gewelddadigheid, want in de afgelopen decennia heeft de collectieve wijsheid van de Iraniërs alle mogelijke strategieën voor vreedzame verandering uitgeprobeerd. Toch werden zij altijd en consequent geconfronteerd met de gesloten deuren van de totalitaire macht van de regering.

Een groep van ons die geboren zijn in de jaren 80, die ons leven leefden onder oorlog en de niet aflatende druk van ideologische instructies, en wiens tienerjaren en jeugd doorbrachten tijdens de zogenaamde periode van hervormingen (1997-2005), zijn voorbeelden bij uitstek van het uitproberen van deze laatste openingen, dat wil zeggen de laatste openingen waarvan we hoopten dat ze de omstandigheden zouden kunnen veranderd. We gaven zelfs toe en gokten, ten onrechte, op het sociale kapitaal dat we hadden verworven met de Groene Beweging, met de utopie dat het inwilligen van sommige van de eisen van het volk – de normalisering van de algemene betrekkingen met de regering en de onvermijdelijke gevolgen van deze betrekkingen voor de naleving van de moderne regels van bestuur door de regering – de omstandigheden van onze landgenoten zou verbeteren zonder geweld.

Maar bij elke stap werd de corruptie van de regering zichtbaarder . Wij deden alles om geweld te voorkomen. Maar deze onthouding van geweld werkte niet en creëerde ook misverstanden. Het werkte niet omdat het leek alsof geen enkele vorm van activisme dat tot de straat leidde werd getolereerd, en met deze scheve interpretatie van geweldloosheid legden de hervormers in wezen elke vorm van protest-activisme stil! Het creëerde misverstanden omdat het de Islamitische Republiek tot dit naïeve verhaal bracht dat we vrezen voor ons leven, en zelfs onze oude vrienden dachten dat het beleid van geweldloosheid een compromis met de macht betekende! Maar beide waren fantasieën. De reden waarom zowel vrienden als vijanden tot dergelijke interpretaties kwamen is een onderwerp voor een andere keer, maar voorlopig moeten we bedenken dat het proces van sociaal-politieke agitatie, voordat het wordt geconditioneerd door voorschriften en aanbevelingen, zich voortbeweegt op de as van zijn eigen interne bevrijdingskracht en de noodzakelijkheden van de tijd.

Vóór al deze tests is de grote ervaring van onze generatie met de Groene Beweging mislukt, ondanks al onze hoop en offers en ondanks de creatie van een politieke identiteit van verzet van onschatbare waarde, die een paar stappen voor lag op de vorige generatie, die besmet was met de politieke islam.

Niet alleen werden we gedood, niet alleen werden we massaal gevangen gezet, niet alleen werden we onderdrukt en teruggedreven in onze huizen, maar we moesten ook de laatste scherven van de politieke islam in onszelf aanvaarden. In die tijd vertrouwden we de reformistische leiders en Mir Hossein Mousavi als medeplichtigen aan onze beweging. Dat bleek uit onze slogans. Hoewel dit vertrouwen toen niet onredelijk was, is het belangrijker dat het onvermijdelijk was. Maar voor zover de beweging in de straten was, waren wij van de Groene Beweging de overwinnaars van die coalitie. Zolang de straten ons domein waren, waren wij degenen die de beweging en haar eisen vertelden, en Mir Hossein en de hervormers volgden ons.  Maar toen de Beweging werd onderdrukt en we werden teruggedreven naar de hoeken van onze huizen, werden onze lege loopgraven beetje bij beetje, en elk jaar meer dan het vorige, veroverd door het reformistische verhaal.

Nog maar een paar maanden geleden sloeg Mir Hossein Mousavi de laatste nagel aan de doodskist van die politieke identiteit die “wij” twintigers tien jaar geleden met ons bloed en onze pijn creëerden. Verloren van de werkelijkheid, vastgeroest in de dichotomie van Khomeini vs. de Sjah, schermde hij met een onmiskenbare helderheid zijn borst tegen de consequente en structurele misdaden van Khomeini’s regime en noemde hij een individu dat een regio, beter nog een wereld, naar bloed en vuur leidde en de vrouwen van dit land veroordeelde tot geknechte hijab, een “waakzame geest”. Zonder ook maar een halve blik te werpen op de dode, jonge lichamen van de aanhangers van de Groene Beweging, erkende hij niet dat zijn nieuwe politieke leven van het afgelopen decennium te danken was aan deze lichamen. Het kwam door de Iraanse jeugd die, in de hoop op een vreedzame overgang van het regime van Khomeini, of op zijn minst een fundamentele verandering in de totalitaire elementen die in het huidige systeem van orde waren geconsolideerd door de bewaking van het repressieve principe van de Islamitische juristen [Velayat-e Faqih], zijn deelname aan hun Beweging op een gevoelig historisch moment hadden verwelkomd. Als vandaag de mening van mensen als Ahmad Tavakkoli, Ali Akbar Velayati, en soortgelijke ministers van het eerste decennium van de Revolutie in de inleiding van hun boek belangrijk is, dan zou de mening van Mir Hossein Mousavi, met zijn voorafgaande politieke identiteit en zonder de Groene Beweging, net zo belangrijk zijn. Maar in tegenstelling tot hen werd Mir Hossein in 2009 door de jeugd van de Groene Beweging gestimuleerd en vond hij een nieuw politiek leven, maar hij keerde de jeugd de rug toe voor de prijs van het vernieuwen van zijn verbond met zijn “Imam”. Mir Hossein was de zuiverste, meest constante en meest eerlijke persoon die het project van de Hervorming tot een logisch einde bracht. Afgezien van de politieke nederlaag van de Beweging omdat zij haar doelen niet bereikte, was het incident met de “waakzame geest” een uitspraak over haar morele falen, ondertekend door Mir Hossein.

Deze ervaring was de onze, een groep jongeren die bereid waren ons leven op te offeren. Maar uiteindelijk deden de mogelijkheden en de noodzaak van de situatie, de realiteit van de onderdrukking, het ontbreken van een overgangsplan, een enigszins onvermijdelijke coalitie met de hervormers, en een collectieve wijsheid om een minder gevaarlijke opening voor verandering te vinden, de weegschaal doorslaan, waarbij de mislukkingen van die ervaring zwaarder wogen dan de overwinningen.

Het probleem van de hervormers was – en is – dat zij een reeks veranderingen met weinig gevaar tot stand willen brengen en tegelijkertijd het systeem in stand willen houden en versterken.  De hervorming – zoals ik die opvatte – bestond er echter in dat fundamentele veranderingen met vreedzame middelen zouden plaatsvinden, in die mate dat er van de belangrijkste totalitaire elementen van het systeem niets zou overblijven; en daarvoor was natuurlijk een definitieve krachtmeting nodig. Daarom moesten wij toezien op een mobilisatie van krachten en een systeem dat, in de nasleep van de ratificatie van een volledig nieuw verbond, mogelijk zou worden op het moment van de opschorting of ondergang van de huidige structuur. Dit was mijn opvatting over hervorming. Als studentenactivist werd ik tijdens de Groene Beweging tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld. Tegelijkertijd zag ik dat de Beweging op straat was gestorven, dat mijn vrienden massaal waren geëmigreerd, dat organisaties en netwerken en stichtingen waren uiteengevallen onder het mes van onderdrukking en hulpeloosheid, en dat de frustratie over de nederlaag, over de brutaliteit van de staat, over de opmars van de vijand, en over de verstikking die de atmosfeer doordrong, het weefsel van het leven van zelfs degenen die schijnbaar buiten de gevangenis stonden, verscheurde.

Maar de hoopgevende beweging van vandaag is vrij van de scherven van de politieke islam, en dat blijkt uit haar slogans. Om uit te leggen wat zij wel en niet wil, heeft deze generatie demonstranten geen beroep gedaan op enig concept dat een religieuze of zelfs quasi-religieuze stamboom heeft, en dat is een grote prestatie. Deze methode en deze weg waren volledig intuïtief en kwamen voort uit de collectieve wijsheid van de demonstranten.

Een van de redenen voor deze prestatie is dat de huidige beweging, op volledig eigenzinnige wijze, geen coalitie heeft gezocht met de huidige politieke structuur, omdat zij fundamenteel geen relatie met hen had; in tegenstelling tot de Groene Beweging, die in feite tot stand kwam door een vorm van ongeschreven coalitie met (af en toe afgewezen maar algemeen erkende) elementen van de politieke structuur van de Islamitische Republiek. Dit verschil tussen deze twee bewegingen hangt ook samen met de betekeniscentra die elk van hen had aangenomen. Het betekeniscentrum van de Groene Beweging was een fundamentele hervorming van de omstandigheden, en de afschaffing van de Islamitische Republiek daarbij was een opwindende, maar verre droom. Maar het betekeniscentrum van de 2022 beweging is revolutionaire verandering. Deze beweging heeft het geluk gehad haar uitdrukkelijke eis om de regering omver te werpen in het zwaartepunt van haar betekenisas te plaatsen, met de minste hapering of twijfel.

Dus, als we herhaaldelijk hebben gezegd dat de hervormers en, in het algemeen, het hervormingsparadigma geen relatie hebben in termen van leiderschap, activisme of facilitering met de recente bewegingen, en dat ook nooit zullen hebben, dan is dat niet uit vijandschap met of een wrok tegen hervormingsgezinde krachten vanwege hun geschiedenis van samenwerking met de regering; het is eerder een verklaring en beschrijving van deze nieuwe as van betekenis die zich heeft gevormd sinds 2017 en die zijn eigen vereisten heeft.  Deze omvatten het feit dat, aangezien de reformistische identiteit en al haar onderhandelaars en bouwers in de vroegere betekenisas blijven die nu is uitgestorven, zij diezelfde identiteit niet kunnen handhaven in de nieuwe betekenisas, tenzij zij het zwaartepunt van de huidige betekenisas aanvaarden, namelijk de volledige omverwerping van de Islamitische Republiek, in welk geval zij geen reformisten meer zouden zijn.

De tweede belangrijke verwezenlijking van de 2022-beweging is dat de kwestie van de hijab wereldwijde erkenning heeft gekregen. Hoewel deze beweging is afgestemd op het wereldwijde paradigma met betrekking tot de kwestie van de vrouw, is zij tegelijkertijd in opstand gekomen tegen een stroming in dit paradigma die heeft geprobeerd de gedwongen hijab te normaliseren. Deze beweging is in opstand gekomen tegen de hijab in omstandigheden waarin een stroming – ik weet niet eens hoe ik die moet noemen – jarenlang heeft geprobeerd de hijab te normaliseren of als een cultuur voor te stellen, en zelfs zo ver is gegaan internationale stichtingen ervan te overtuigen een ‘internationale dag van de hijab’ op te nemen in kalenders van internationale evenementen en te vieren dat het lichaam van vrouwen onzichtbaar wordt. Dit zonder er ook maar een moment over na te denken wat precies de gevolgen van deze onzichtbaarheid zullen zijn voor het dagelijks leven van vrouwen en hun intellectuele bestaan en zelfs hun lot. Wanneer we het hebben over de kwestie van het vertalen van westerse problemen en hun oplossingen in niet-westerse landen, zijn de voorbeelden die we als bewijs kunnen aanvoeren juist deze kronkelige tegenstellingen.

Deze stroming in het Westen, die zichzelf af en toe als anti-imperialistisch ziet, in een juist imperialistisch proces, bedekt haar oren wanneer ze geconfronteerd wordt met de stemmen van een in het Midden-Oosten, onder moslims geboren vrouw, en beschuldigt ons, die binnen deze omstandigheden leven, van islamofobie. Dit betekent dat ik, als vrouw uit het Midden-Oosten, niet het recht heb om te schreeuwen tegen het onderdanige lot dat mij is opgelegd door de verplichte hijab, want volgens de ‘progressieve’ regels die zijn uitgevaardigd door en geëxporteerd uit de intellectuele kringen van het Westen, betekent deze daad van klagen onder de druk van de historische onderdrukking die de hijab mij heeft opgelegd, angst voor de islam, en niemand heeft het recht om bang te zijn voor de islam. Dit is omdat de westerse intellectuelen geconfronteerd worden met het probleem van de niet-assimilatie van moslims in hun eigen samenleving, en omdat deze intellectuelen bedwelmd zijn geraakt door het islamitisch fundamentalisme, en omdat zij niet geloven dat een fenomeen als de hijab het vermogen heeft om een cyclus van onderdrukking en achterstelling en zelfvervreemding te structureren zonder dat er een doorslaggevend verband bestaat met het kapitalisme! Omdat zij gewend zijn alles alleen door de trechter van het kapitalisme te begrijpen en hun cirkel van begrip niet verder gaat dan dat, vinden zij dat de moslimvrouw uit het Midden-Oosten niet het recht heeft om te klagen, zodat de spanningen en tegenstrijdigheden van hun eigen intellectuele apparaat niet aan het licht komen!

De 2022-beweging ontstond met het verbranden van hoofddoeken en haar belangrijkste verwezenlijking was dat zij onmiddellijk al die westerse intellectuelen uitnodigde om de waarheid te zien.

Maar de derde verwezenlijking, hoewel enigszins broos en relatief, is toch het vermelden waard; namelijk dat in deze beweging het gewicht van de eenwording in het kader van de territoriale integriteit groot was en dit betekent dat het gevaar van scheiding tussen verschillende etnische groepen die op dit land wonen tot op zekere hoogte is geweken. Hoewel dit niet betekent dat alle stemmen die in deze decennia niet werden gehoord, plotseling wel werden gehoord, valt in ieder geval niet te ontkennen dat gevoelens van solidariteit en van het delen van een lot tijdens deze beweging zodanig werden versterkt dat men kan hopen dat er na de overgang van de Islamitische Republiek de mogelijkheid zal zijn om een nieuw verbond te sluiten dat zowel de territoriale integriteit waarborgt als belooft de rechten van alle etnische groepen en minderheden veilig te stellen.

Tot slot wil ik verwijzen naar een uitspraak van de grote Duitse filosoof Kant – hoewel een verwijzing naar zijn werk in geen geval overeenkomt met het reservoir van mijn beperkte kennis. Kant geloofde dat ervaringen (intuïties) blind zijn zonder concepten. En dienovereenkomstig kan ik zeggen dat de politieke ervaring van onze generatie enigszins blind was. Ik associeer me met een sector van de studentenbeweging in de jaren 2000 die, zonder vast te houden aan het geheel van begrippen als omverwerping en revolutie, haar politieke ervaring bepaalde op het hoogtepunt van de mogelijkheden van die periode, en hoewel ze in die jaren en dagen met een ontwaakt geweten in opstand kwam tegen alles wat ze had geërfd, leefde en dacht ze nog steeds binnen een paradigma waarvan het leidende beginsel incrementele verandering was en in sommige perioden een verbetering van de omstandigheden. De manier waarop paradigma’s ontstaan en worden geconstrueerd wordt nog steeds beïnvloed door historische elementen, die niet het minste verband hebben met de wil van jonge activisten die erin geboren en opgegroeid zijn.

Ik kan alleen maar getuigen van de eerlijkheid, de rebellie en de zelfopoffering van mijn generatie; wij die geboren zijn in een capsule waarin alle ideologische elementen klaar stonden om ons om te vormen tot de soldaten van de islamitische jurisprudentie, klaar om ons eigen leven op te offeren, maar wij kwamen, in eer en geweten, in opstand tegen alles wat we hadden geërfd.

Onze ervaring was onvoldoende vanwege de ontoereikendheid van de wereld waarin we leefden.  Maar vandaag kijken we met dezelfde passie en hetzelfde geweten hoopvol naar de jonge generaties van de jaren 90 en 2000 en we zullen niet aarzelen hen al onze hulp en steun aan te bieden om onze collectieve wens te vervullen, namelijk vrijheid, rechtvaardigheid, ontmanteling van de structuur van onderdrukking en het redden van Iran.

Onze politieke ervaring en die van de huidige generatie zijn beide verbonden met de straat; de jeugd van het huidige Iran heeft haar politieke eisen naar de straat gebracht en deze gedefinieerd rond de slogan ‘vrouw, leven, vrijheid’ en het concept van de omverwerping van de Islamitische Republiek.

Deze eervolle generatie draagt de vlag van de vrijheidsstrijd en heeft haar unieke politieke identiteit gedefinieerd en zal hierna het lot van Iran bepalen.

Wij hopen dat oppositiegroepen en -stromingen zich zullen verenigen rond kritische ideeën zoals democratie, secularisme, sociale rechtvaardigheid, vrijheid, moedertaal, territoriale integriteit en rechten zoals het recht om zich te organiseren, zodat het proces van afschaffing van het huidige verval en de totstandkoming van ons volgende huis, dat al in wording is, wordt vergemakkelijkt.

Met hoop op vrijheid,

Bahareh Hedayat – Azar 1401 [december 2022] – Evin Gevangenis

Voordeelactie abonnement

Neem nu een abonnement en krijg voor maar 5 euro extra één van de recentste werken (naar keuze) van James Kelman erbij!

Je kan kiezen tussen: ‘Tales of Here & Then’ en ‘What I do (memoirs)’, beiden uitgegeven door uitgeverij Thi Wurd. James Kelman is zonder twijfel een van Schotlands belangrijkste nog levende auteurs. Zijn werk heeft invloed gehad op auteurs van Agnes Owens, Alan Warner en Irvine Welsh tot Ali Smith en A.L. Kennedy. Lees er meer over in DEM 183 Schotse literatuur.

Prijs: Een abonnement kost normaal 35 euro voor 4 nummers.

Actie: 40 EURO voor: een abonnement (4 nummers) + DEM183 Schotse Literatuur + boekje Kelman 40 euro (45 euro voor Nederland / korting voor studenten en docenten en leerkrachten)

Hoe abonneren? Stuur een mail naar  info@deusexmachina.be met de vermelding van de actie.

Voorstelling DEM 183 Schotse literatuur.

Naar goede gewoonte stellen wij ons nieuwste DEM- nummer over Schotse literatuur voor NA druk.

Wanneer? 15 april 2023 OM 20U

Waar? Café Boekowski – Bolivarplaats 4 Antwerpen

Wat? Wie? Een deel van het programma is nog een verrassing maar we geven wel al prijs dat een delegatie Schotten enkele fragmenten zullen voordragen. Ook mag je je verwachten aan interessante live- interviews met de vertalers plus Maurice De Clerck Duo (contemporary jazz) sluit de avond af!

Hoe? Inkom is helemaal gratis, reserveren niet nodig.

Meer info via fb: https://www.facebook.com/events/219051097360893

DEM 183 Schotse Literatuur

vormgeving (c) Jelle Jespers

“The local is the universal”

Dat zei James Kelman op de begrafenis van de dichter Tom Leonard in 2018. Kelman had het over de kunstpraktijk van zijn overleden vriend, of die nu de vorm van gedichten, essays, schetsen, satires, liedjes, cartoons of blogs aannam. Leonard, zei Kelman, liet zich inspireren door eender waar en gaf aan eender wie, maar het plaatselijke primeerde altijd. Want het plaatselijke, dat deelt iedereen met iedereen.

Dit nummer van Deus ex Machina belicht een selectie van de literatuur van een specifieke plaats: Schotland, en iets preciezer, voornamelijk die van centrum-Schotland, The Central Belt. Toch is dit boekje geen louter exotische literaire uitstap. Veel van de thema’s die de Schotse literatuur aansnijdt, zijn anders dan maar toch heel herkenbaar in de Belgische literatuur. Onze literaturen delen meer dan alleen het universeel plaatselijke. Om te beginnen is er de taalproblematiek. In Schotland is de standaardtaal gebaseerd op wat in het Zuiden, en vooral in Londen, als norm aanvaard wordt. Dat zie je ook in België: het commerciële centrum van de literatuur ligt niet in Brussel of in Antwerpen. Voor het Nederlands ligt dat – symbolisch bevestigd door de postcode van de belangrijkste literaire uitgevers in het taalgebied – in en rond Amsterdam. België ligt dus net als Schotland in de culturele periferie. Dat heeft natuurlijk gevolgen voor de vorm en de inhoud van het werk van auteurs uit België die graag de Nederlandstalige markt willen aanboren. Manuscripten van Vlaamse auteurs worden vaak grondig herwerkt. Daarnaast weet ook elke Belgische literaire vertaler dat het moeilijk aan de bak komen is door dat taaltje van ons. Uitgeverijen zullen bijna zonder uitzondering Nederlandse vertalers verkiezen boven Belgische collega’s. Het plaatselijke is dus universeel, maar sommige plaatsen zijn universeler dan andere. Een deel van de Schotse literatuur heeft zich altijd bewust verzet tegen het marktgedreven linguïstische en culturele conformisme.

Toen we Alan McMunnigall van het Schotse tijdschrift thi wurd vroegen om mee te werken aan een nummer over hedendaagse Schotse literatuur, antwoordde hij dat dat laatste, strikt genomen, niet bestaat. thi wurd is een tijdschrift dat daarnaast ook schrijversopleidingen organiseert en kleinschalig boeken uitgeeft. McMunnigall en Pamela McLean gingen de uitdaging aan om een selectie vers werk aan te leveren van schrijvers die via het tijdschrift hun steentje bijdragen aan de literatuur in Schotland. Dat leverde een knappe verzameling kortverhalen, een gedicht en een essay op van enkele Schotten, een Engelsman en een Amerikaanse.

De teksten werden dan wel in het Engels of in het Schots geschreven, ze verschijnen hier in het Nederlands. Correctie, in een Nederlands. We presenteren hier namelijk nooit eerder gepubliceerde Schotse literatuur in Belgisch-Nederlands. Veel van de teksten in dit nummer zullen vreemd overkomen voor mensen die het gewoon zijn om in standaardtaal te lezen en misschien zelfs voor frustrerende leeservaringen zorgen. Aangezien veel van het materiaal van thi wurd in verschillende varianten van het Schots was geschreven – deels dus als reactie tegen het monopolie van de Engelse standaardtaal – moesten de vertalers equivalenten vinden in het Nederlands. Er werd hen dus op het hart gedrukt zo dicht mogelijk bij hun eigen dialect te blijven, of dat nu een Antwerpse, een Oost-Vlaamse of een Brabantse tussentaal is. Op die manier wordt het diverse talige karakter van het plaatselijke gerespecteerd. We zijn dus trots om dit nummer voor te stellen als de transnationale, translinguïstische en transculturele onderneming die het is, dankzij de samenwerking met thi wurd, dat zonder twijfel een van de spannendste platformen is voor hedendaagse Schotse literatuur.

De teksten van thi wurd worden aangevuld met een essay van Marco Daane waarin hij de twee Schotse Bookerwinnaars (Kelman en Stuart) en hun werk vergelijkt. Gillian Roberts licht de geschiedenis van het Schots toe en legt de politieke en culturele complicaties rond de taal bloot. Sven Vitse zorgt voor de brug naar het Nederlandstalige literaire veld, met een analyse van de Vlaams-Nederlandse literaire verhoudingen op basis van zes romans. Tom Toremans vertaalde een kortverhaal van Ali Smith – ook weleens de Schotse Nobel waiting to happen genoemd – uit de Refugee Tales-reeks, dat de verhalen van om administratieve redenen gedetineerde vluchtelingen verzamelt. De bedoeling van de Refugee Tales is om de verhalen van vluchtelingen te vertellen en hen zo ook, anders dan de Britse overheid doet, welkom te heten in de Engelse taal.

(c) Kate McAllen

Naast het Schotse luik presenteert dit nummer ook drie teksten van auteurs die via het Europese literaire uitwisselingsproject CELA hun weg naar Deus ex Machina vonden. Die samenwerking kwam er dankzij deBuren. De kortverhalen van Aixa de la Cruz, Cristina Vremeș en Agata Tomažič bevestigen de kracht van vertaling en uitwisseling over grenzen heen. Daarnaast tref je in dit nummer ook nieuw werk aan dat oorspronkelijk in het Nederlands werd geschreven. Dat zijn meteen de laatste vrije inzendingen die we dit jaar nog zullen publiceren: drie kortverhalen van Maarten Huppertz, Nelson Morus en Sanne Kabalt, en twee gedichten van Vera Steenput, een voorpublicatie uit haar debuutbundel die komend voorjaar bij De Zeef wordt uitgegeven. Alle illustraties zijn van Kate McAllan, die vaak met thi wurd samenwerkt. De vormgeving is van Jelle Jepsers. Ernest De Clerck was samensteller van dit nummer, volgens hem was het samenstellen en redigeren een waar plezier. Hopelijk voel je dat wanneer je het leest.

DEMarrage 182

‘Snel wegsprinten uit het peloton of van een of meer tegenstanders, om te proberen een voorsprong te nemen’ – zo omschrijft Van Dale het werkwoord ‘demarreren’. De demarrage is het moment waarop de koers wordt opengebroken, alles in gang wordt gezet en de tegenstand gedwongen wordt zijn kaarten op tafel te leggen.

Voor wie even niet kan volgen: deze DEM is geen themanummer over wielrennen. DEM182 is – in navolging van ons eerste DEMarrage-nummer vorig jaar – volledig gewijd aan Sofie Verraest en Twan Vet, twee jonge, vooralsnog minder bekende auteurs die het volgens ons verdienen om een duwtje in de rug te krijgen. Ze rijden al even mee met het peloton en sprinten nu naar een kopplaats in de letteren.

Beiden hebben in het verleden al in Deus Ex Machina gepubliceerd nadat ze werden opgevist uit de pakweg 300 proza en poëzie-inzendingen die we jaarlijks toegestuurd krijgen en waarvan maar een fractie wordt opgenomen. Deze DEM wordt hun demarrage. Onder auspiciën van respectievelijk DEM-redactielid Sylvie Marie en gastredacteur Astrid Haerens presenteren Twan Vet en Sofie Verraest nieuw werk.

Vet schreef zeventien indringende en op een klassieke leest geschoeide gedichten. Hierover zegt Sylvie Marie: “Ik vind zijn gedichten urgent én tegelijk zuiver in zijn kunst. In elk vurig gedicht weerklinkt een mechaniekje dat volmaakt in elkaar zit.”

Sofie Verraest pakt uit met het verhaal ‘Sji Kong’, geschreven in een heerlijke, tussen Algemeen Nederlands, West-Vlaams en Engels laverende taal. Verraests novelle telt iets meer dan 12000 woorden, een zeldzaamheid in de wereld van de op papier uitgegeven (literaire) tijdschriften. Gastredacteur Astid Haerens beschreef het werk van Verraest als volgt: “Er stroomt bloed door de aderen van Sofie’s verhaal. Ik voel een driftige hartklop in haar woorden, haar zinnen, haar talen. Sofie’s werk leeft!”

De portretten zijn net zoals vorig jaar van fotograaf Jef Van Eynde. De teksten van Verraest en Vet worden telkens voorafgegaan door een interview, afgenomen door DEM-redactieleden Bouke Schut en Sylvie Marie. De vormgeving is van Jelle Jespers.

DEM 180: RECHTS

Er wordt wel eens beweerd dat het onderscheid tussen politiek ‘links’
en ‘rechts’ definitief tot het verleden behoort. Links en rechts zouden
begrippen zijn die er vooral in de 19 de en 20 ste eeuw toe deden. En –
nog langer geleden – in de 18 de eeuw, toen in 1789 de
hervormingsgezinde, progressieve leden van de Nationale
Vergadering in Frankrijk links van de voorzitter plaatsnamen, terwijl
de koningsgezinde, conservatieve vertegenwoordigers rechts zaten.
In een wereld die nog open en onbekend, volop in beweging en
maakbaar was, waren links en rechts richtingaanwijzers die het
politieke en maatschappelijke leven structuur en oriëntatie gaven en
die aanduidden waar men zich op dat moment bevond en hoe het in
de toekomst verder moest. Van dit gevoel van oriëntatie zou – zeker
na de Val van de Muur – nog maar weinig overblijven en in de loop
van onze eenentwintigste eeuw plaatsmaken voor uitzichtloosheid en
ontreddering. Een beetje zoals in het geval van de muis in Franz
Kafka’s ‘Kleine Fabel’ (1920) die als een stuurloos wezen letterlijk in
de val loopt en door de kat genadeloos wordt opgevreten:
‘Ach’, zei de muis, ‘de wereld wordt met de dag smaller. Eerst
was hij zo breed dat ik angst had. Ik liep verder en was blij dat ik
eindelijk links en rechts in de verte muren zag. Maar deze lange
muren liepen zo snel op elkaar toe, dat ik al in de laatste kamer
ben, en daar in de hoek staat de val waar ik in loop.’ ‘Je moet
alleen maar je looprichting veranderen’, zei de kat en vrat hem
op.
Kafka’s muis is aanvankelijk gedesoriënteerd en vervolgens blij dat ze
links en rechts in de verte muren ziet opdoemen. Dit gevoel gaat al
snel over in uitzichtloosheid en desoriëntatie wanneer deze muren
naar elkaar toe snellen en er geen uitweg meer is. Aan het einde
wacht de kat, die laconiek nog een boodschap meegeeft alvorens de

arme muis te verorberen. De urgentie waarmee de kat oproept tot
een drastische omwenteling doet in zekere zin zeer eenentwintigste-
eeuws aan – of het nu om het klimaat, het energiebeleid, de
buitenlandse politiek, het onderwijs of onze sociale zekerheid gaat.
Niet naar links, niet naar rechts, gewoon omkeren met de blik naar
de toekomst gericht – en liefst zo snel mogelijk.
Deus Ex Machina is een exponent van het literaire en culturele
klimaat waarvan het deel uitmaakt. De redactie van DEM is
overwegend links of links-liberaal, zoals dat vermoedelijk voor het
overgrote deel van de culturele sector geldt. Onder andere daarom
leek het ons interessant om ook eens over het muurtje te kijken en
een themanummer te wijden aan de manier waarop rechts
gedachtegoed in de literatuur aan bod komt én aan schrijvers die zich
eerder ter rechterzijde situeren. Bedoeling was ook om zowel auteurs
met een eerder ‘rechts’ als ‘links’ profiel voor een bijdrage te
contacteren. Deze DEM mocht geen apologie voor rechtse literatuur
worden, maar evenmin een sluikse, indirecte aanval op rechtse
literatuur en bij uitbreiding op rechts ideeëngoed om op die manier
het grote linkse gelijk te bewijzen.
In een dubbelinterview samen met Joost Vandecasteele in De Tijd
merkte Joachim Pohlmann een zestal jaar geleden op: ‘Er zijn geen
rechtse schrijvers in Vlaanderen. Ik moet zowat de enige zijn.’
Helemaal gelijk heeft hij niet, maar je hebt toch een vergrootglas
nodig wanneer je op zoek bent naar hedendaagse rechtse auteurs in
onze contreien en zeker naar schrijvers die zich expliciet als rechtse
auteur (durven) positioneren. Bijna even lastig was het om auteurs te
vinden die een tekst wilden schrijven voor ons ‘rechts’
themanummer. In de 45-jarige geschiedenis van dit tijdschrift is er
waarschijnlijk geen nummer geweest waarvoor zoveel auteurs
bedankt hebben. Ongeveer de helft van de aangeschreven schrijvers
ging om uiteenlopende redenen niet op onze vraag in – daar waar dit
voor andere uitgaven eerder uitzonderlijk is.

Hoe het ook zij, DEM180 is een fraai themanummer geworden. In
een aantal essays wordt gefocust op enkele bekende namen van de
rechtse literaire canon, zoals Louis-Ferdinand Céline, Gabriele
D’Annunzio, Ernst Jünger, Ayn Rand, Roger Scruton, G.K. Chesterton
en Gottfried Benn. Hedendaagse rechtse auteurs zijn, zoals gezegd, in
ons taalgebied zeldzaam; in tegenstelling tot Duitsland, waar je wel
enkele belangrijke rechtse stemmen hebt. In de Oost-Duitse stad
Dresden bijvoorbeeld, waar in de slipstream van de PEGIDA-
beweging en de opkomst van het extreemrechtse AfD (‘Alternative
für Deutschland’) zich ook een rechtse literaire scene ontwikkeld
heeft met bekende namen als Uwe Tellkamp en Monika Maron. Als
een soort tegengewicht vertaalde Hilde Keteleer voor ons drie
fragmenten uit Die rechtschaffenen Mörder (2020) van (de linkse)
Ingo Schulze, een roman waarin boekhandelaar Norbert Paulini naar
extreemrechts afglijdt. Om de lacune aan hedendaagse, rechtse
auteurs in Vlaanderen op te vullen, vroegen we aan enkele schrijvers
om – uitgaande van een FICTIEVE biografie – een tekst te schrijven
over of in naam van een – we herhalen het nogmaals – fictieve
rechtse auteur. Kristien De Wolf, Gaea Schoeters en Sofie Verraest
gingen de uitdaging aan en wekten elk op hun manier drie
verschillende fictieve Vlaamse auteurs tot leven. Het themanummer
wordt afgesloten met een kort gedicht van Heiner Müller dat hij
begin jaren negentig schreef. Müllers ‘Klaagzang van de
geschiedschrijver’ laat zich – met de oorlog in Oekraïne in het
achterhoofd – lezen als een appel aan literatoren om de actualiteit
niet te negeren of als een linkse commentaar op de ‘statische’ poëzie
van rechtse schrijvers als Gottfried Benn. Maar het is ook een gedicht
van een polemische auteur die tegelijk de geestelijke erfgenaam van
Bertolt Brecht was en – tot op zekere hoogte – een verdediger van
reactionairen en militaristen als Ernst Jünger en Carl Schmitt.
Want zo mag je dit themanummer over rechts ook gerust lezen: als
een verkapt pleidooi om de ideologische tegenstelling tussen links en

rechts niet overboord te gooien. Zolang bijvoorbeeld de kloof tussen
arm en rijk in de wereld toeneemt, blijven links en rechts zinvolle
labels. Wie niet overtuigd is, moet zeker het essay van Ludo Abicht
verderop in dit nummer lezen.
Links en rechts – op zich heeft het allemaal weinig met literatuur te
maken. Literatuur heeft geen links en rechts nodig.

ACTIE: neem nu een abonnement en krijg collectief geheugenverlies ;-)

Van literaire tijdschriften te lezen kan je geheugenverlies krijgen. Echt waar! Want wie zich nu abonneert op Deus Ex Machina krijgt voor amper 40 euro (Europa: 45 euro) een exemplaar van DEM179 (‘Uitgesproken’) + een abonnement (4 nummers, te beginnen met DEM180) + KOLEKA PUTUMA’S ‘Collectief Geheugenverlies’ (uitgegeven door het Poëziecentrum – winkelwaarde: 20 euro – vertaling: Ludo Abicht).

Er zijn kortingen voor studenten en leerkrachten/docenten.Geïnteresseerd?

Stuur een mail naar info@deusexmachina.be met je adresgegevens en wij zorgen voor de rest. Wij zouden alvast niet twijfelen nu je nog helder denkt!

Met een pijnlijk open oog schrijft de Zuid-Afrikaanse Koleka Putuma over de harde contradicties van haar eigen wereld en over het rauwe, nog steeds niet verwerkte koloniale verleden van haar volk, over de moeilijke relatie met haar traditionele familie en haar afkeer van de zwarte macho militanten die zich tegenover vrouwen gedragen als herboren koloniale heren. Maar ze doet dat met een grimmige en meeslepende zin voor humor.

Koleka Putuma (1993) debuteerde in 2017 met Collective Amnesia, een bundel die het meteen tot bestseller schopte. Ze wordt gezien als de belangrijkste jonge Zuid-Afrikaanse dichteres. In haar werk heeft ze het over actuele thema’s zoals ras, homofobie en de effecten van machtsstructuren. Ze weet haar poëzie ook prachtig te brengen, getuige daarvan het feit dat ze de eerste winnaar van het nationale slam-kampioenschap in Zuid-Afrika werd.

Ludo Abicht (1936) doceerde filosofie en literatuur in Fredericton (Canada), Yellow Springs en Berkeley (VS), Gent en Antwerpen. Hij vertaalde gedichten van onder meer Pablo Neruda, Emily Dickinson en William Carlos Williams. Meer weten over Ludo Abicht? Neem een kijkje op Poëzie-Centraal.


Vertaling: Ludo Abicht
Oorspronkelijke tekst © Koleka Putuma, 2017
Oorspronkelijke titel Collective Amnesia
Publicatiejaar: 2020
Pagina’s: ca. 108
Paperback | Afmeting: 14 x 20 cm
ISBN 978 90 5655 159 9
Prijs: € 20

deBuren zoekt schrijfresidenten!

Het is weer de tijd van het jaar: deBuren is opnieuw op zoek naar schrijvers, dichters, journalisten, radiomakers, slammers, theatermakers en andere woordkunstenaars om deze zomer mee te gaan naar Parijs voor een heuse schrijfresidentie.  Vorig jaar werden enkele teksten van de residenten in DEM gepubliceerd. Wie weet kom jij dus niet alleen in Parijs, maar ook in ons tijdschrift terecht!

Dit zijn de criteria voor potentiële kandidaten:

  • De kandidaat schrijft in het Nederlands en is op 30 juni 2022 minstens 18 jaar en niet ouder dan 30 jaar.
  • De kandidaat is beschikbaar tijdens de laatste twee weken van juli 2022. 
  • De inzending bereikt ons uiterlijk op maandag 21 februari 2022 om 10:00 ’s ochtends (Brusselse tijd).

>> Je vindt de complete oproep & voorwaarden hier

Mocht je vragen hebben, dan kun je altijd bij marianne@deburen.eu terecht. Succes!

DEM 179: UITGESPROKEN

De nieuwe DEM is er!

De laatste jaren zien we hoe literatuur steeds meer lijkt terug te keren naar haar orale oorsprong en plaats opeist buiten het boek, gebracht op het podium of in de hoedanigheid van verschillende spannende genres. In haar nieuwe nummer verkent Deus Ex Machina deze nieuwe werelden in detail. Zoals het thema aangeeft, doet DEM dat deze keer niet slechts in tijdschriftvorm, maar ook met een digitaal luik van gesproken bijdragen. Via QR-codes in de papieren versie krijgt u toegang tot o.a. een luisterverhaal over een huis met geschiedenis, een experimenteel klankgedicht, een speech over de speech en een interview met zwaargewichten uit de spoken-wordscene van de Lage Landen (i.s.m. De Reactor). Verder vindt u geschreven bijdragen over het vertalen en transcriberen van spoken word en operalibretto’s, verhalen over genre-overschrijdende figuren als Omar Dahmani en Bob Kaufman en anekdotes over de pioniers van dadaïstische poëzie en de kleurrijke deelnemers van het literatuurpodium Ballonnenvrees.

Veel lees- en luisterplezier!

De redactie

Vers op Tafel: Kafka – Stefaan Pauwels

Recent verscheen ‘Nog iets dat ik weet over jou’ van Stefaan Pauwels bij Uitgeverij De Zeef. DEM publiceert er één gedicht uit: Kafka.

KAFKA                                                                               

Ik breng het onder woorden,

zoals je een hand 

boven een scherm houdt om

beter te kunnen zien.

Ik zoek geen verlichting, maar

de juiste schaduw,

een beter duister, 

de juiste manier om mijn ogen te sluiten.


In ‘Nog iets dat ik weet over jou’ kristalliseert Stefaan Pauwels momenten, vermoedens en emoties uit tot een paar heldere regels, zonder het bloed af te snijden van de bron. Liefde, dood en spiritualiteit worden intiem en menselijk beleefd: een bijna-mythische dichter uit het verleden gaat onbedoeld een duet aan met een pop-icoon in een brasserie; het ticketje met een volgnummer in het ziekenhuis is hetzelfde als dat aan de toog van de slager; puur maar vluchtig geluk wordt ervaren met de vinger op de aan/uit-knop van een afstandsbediening … “en zoals in de beste films / is ook hier de pijn persoonlijk en grappig.” Of anders gezegd: “Het is om te lachen / en dan is het voorbij.” 

(c) Aparecida Vi Baijot

Stefaan Pauwels begint zijn carrière als journalist, voor hij het nog steeds draaiende creatief bureau en mediaplatform KNOTORYUS mee opricht in 2007. In 2020 start hij de digitale nieuwsbrief Folder 25, waarin hij elke week een gedicht uitstuurt, in reeksen van 25. In hetzelfde jaar werd hij genomineerd voor De Zeef Poëzieprijs. ‘Nog iets dat ik weet over jou’ is zijn officiële debuut. Stefaan leeft en woont in Brussel met zijn vrouw en dochter.

DEM 178: DEMarrage! – De Monk – 19/10/21 – 20 uur

Deus Ex Machina presenteert DEMarrage! met Uschi Cop en Ikram Elmorabet. 

 Beide schrijvers werden gevist uit de vrije inzendingen die ons tijdschrift dagelijks krijgt: hun verhalen zijn zeldzame parels. Daarom besloot DEM deze twee auteurs een half jaar lang te begeleiden in hun schrijfproces met aan de eindmeet een nummer enkel en alleen gewijd aan hun werk. Zo hoopt DEM deze getalenteerde auteurs de aandacht te geven die ze verdienen, als opstap naar de literaire doorbraak die hen zonder twijfel te wachten staat. Dit is meteen ook de eerste in een reeks van jaarlijkse afleveringen waarin we nieuw talent presenteren.

 Op de feestelijke voorstelling van ‘DEMarrage!’ (Nr. 178) worden Ikram Elmorabet en Uschi Cop geïnterviewd door auteur en schrijfcoach Virginie Platteau over leven, lezen, en schrijven. Daarna brengen ze eigen werk voor. Jan Ducheyne sluit de avond af met het betere vinylgeluid. De voorstelling vindt plaats op dinsdag 19 oktober in café De Monk in Brussel (Sint Katelijnestraat 42) om 20 uur. 

 Inkom is gratis.

 Het nummer zal ter plaatste te koop zijn. Een jaarabonnement en oudere nummers kan je hier bestellen: http://deusexmachina.be/bestel/