Een openlijk vermaan aan Eriek Verpale – Hendrik Carette

Eet een bruine buidelrat en in geval van nood een zwarte benige kat
of stroop en stoof een jong konijn, bij voorkeur een Vlaamse reus.

Doe als Amélie Nothomb: drink dag na dag één liter goede groene thee.
Lurk nurks aan een lange Turkse waterpijp tot aan de droomloze nacht.

Trouw nooit meer met een vrouw, maar staar naar een zwart-wit foto
(een van die niet zo wazige lichtdrukmalen) in die fenomenale Feminatheek.

Zoek en verzoek geen grillige Lolita, maar kies voor een Lola uit Litouwen.
Lees dan dat boek Black box van Amos Oz en jeremieer niet langer meer.

Oproep De ambassadeurs

Schrijf je zelf gedichten en woon je in Gent? Dan is er goed nieuws, want met een origineel gedicht over de stad Gent kan je één jaar lang Ambassadeur van jouw stad worden.

Stuur jouw originele creatie in vóór 30 april 2010 en misschien word je door een professionele jury geselecteerd als één van de vijf kandidaat-ambassadeurs in één van de vijf categorieën. Van 17 mei tot en met 16 juli  worden de geselecteerde werken tentoongesteld in de etalages van een aantal Gentse winkels en is het aan de Gentenaars zelf om hun Ambassadeurs te kiezen.

Wordt er het vaakst op jouw creatie gestemd, dan draag je één jaar lang de titel van Ambassadeur en win je een aantal leuke prijzen.

Voor meer informatie: www.deambassadeurs.be of info@deambassadeurs.be

Lies Van Gasse brengt graphic poem Sylvia uit

Link-Uitnodiging_LiesVanGasse

 Zet de volgende zaken in je agenda!

Galerie Link
Op 11 april opent in Galerie Link een exclusieve tentoonstelling met de tekeningen van Sylvia. Het boek zal er voor het eerst te zien en te verkrijgen zijn, samen met een genummerde bibliofiele editie van 20 gesigneerde exemplaren, vergezeld van een originele tekening.

Galerie Link
Blekersdijk 39
Gent

Vernissage : zondag 11 april, 16.00 uur
Open : za/zon 14.00 tot 18.30 uur

Archipel
Op woensdagavond 21 april om 20u. vindt een intieme boekvoorstelling plaats in het kader van het boekenweekend Archipel in Sint-Niklaas.

’t Oneindige Verhaal
Stationsstraat 17
9100 Sint-Niklaas

De Groote Voorstelling
Op donderdagavond 6 mei om 20u. opent in de Permekebibliotheek in Antwerpen een tentoonstelling met de tekeningen uit Sylvia. Aansluitend volgt een avondvullend programma met vele special guests, een onvergelijkbare sfeer en een goed en aangrijpend boek. Dankzij Antwerpen Boekenstad!

Bibliotheek Permeke
De Coninckplein 26
2060 Antwerpen


Over het boek:

Met mythische metaforen portretteert Lies Van Gasse in haar beeldgedicht ‘Sylvia’ twee geliefden, die voor elkaar bestemd lijken. De man voelt zich echter beklemd door Sylvia’s aanwezigheid en besluit te vluchten. Ze brengen nog één nacht samen door. In die nacht begint in het hoofd van de man een kind te groeien. De man neemt het kind mee op reis. Ook Sylvia gaat op reis, op zoek naar berusting. Als hun paden elkaar weer kruisen, ontmoeten ze elkaar als voor het eerst.

‘Sylvia’ is een gedicht in woorden en beelden. Het is een graphic poem. Dichter en beeldend kunstenaar Lies Van Gasse (°1983) heeft in Sylvia handgeschreven regels en tekeningen samengebracht tot een intrigerend geheel, dat een sfeer van verlatenheid en verlangen oproept. Het boek verschijnt bij Wereldbibliotheek.

Nummer 132 is uit: Jeugdliteratuur doorgelicht!

jeugd

Wie dacht dat nu de jeugdboekenweek ten einde is, er weer een jaartje mag gezwegen worden over de jeugdliteratuur, heeft het mis. Deus ex Machina neemt voor de gelegenheid een duik in de wereld van de kinder- en jeugdliteratuur. Dit is de inleiding van het nieuwe nummer! 

Het Vlaamse kinderboek is de laatste vier decennia immers enorm veranderd. Het boek rukte zich los uit zijn voornamelijk didactische en zalvende cocon om uit te vliegen richting Literaire velden. Met richtingwijzers, vangnetten en beoefenaars op zijn odyssee. 

Welke maatstaven worden tegenwoordig gehanteerd voor het kinderboek? Karin Kustermans peuterde in de neus van twee bevlogen uitgevers van kinderboeken naar antwoorden. Hoe vissen zij debutanten op in de kleine visvijver? Wat is de wisselwerking tussen de hoge literaire standaard, het kloppend hart van de uitgeverij, én de commerce, de bloedtoevoer?  

Naast de uitgever kan ook de literair criticus een belangrijke richtingaanwijzende rol spelen. Volgens Jen de Groeve van ‘De Leeswelp’, het enige Vlaamse blad over kinderliteratuur, heeft de kinderboekencriticus een metier apart. (Hoe) moet deze de brug slaan tot de jonge lezer? Waaraan moet een degelijke recensie en recensent van kinderliteratuur voldoen?   

En wie vangt het prentenboek en de kinder- en jeugdliteratuur dan in zijn netten? Er komt steeds meer academische interesse voor bovenstaande boeken en steeds meer fladderen ze over de literaire drempel. Hierdoor kijkt de volwassen lezer hoopvol mee omhoog. Sylvie Geerts toont aan de hand van drie bewerkingen van het klassieke verhaal van Odysseus o.a. aan dat boeken voor kinderen en jongeren op alle niveaus steeds complexere vormen aannemen. Er is sprake van grensvervaging tussen literatuur voor jongeren en volwassenen. Iedereen vangt dus wat hij wil. Je mag nu evengoed op de trein gezien worden met het betere prentenboek en een concept als ‘bejaardenliteratuur’ is ook nog niet uitgevonden. Kan iedereen dan ook smaken wat hij vangt? Coosje van der Pol exploreert hoe onze onschuldige kinderen omgaan met een complexe stijlfiguur als ironie, die ze toch vaak tegenkomen in prentenboeken en in tekenfilms. Ook de huidige illustratieve stijl van vele illustratoren hebben niet bepaald een hoog Disney-gehalte. Een kwestie van opvoeding? Moeten kinderen leren spruitjes eten? In ieder geval meent Vanessa Joosen dat wanneer kinderboeken het nieuws halen of prijzen winnen, dat niet zelden net te danken is aan het werk van onze creatieve illustratoren. Zij toont de verschillende manieren waarop tekst en beeld op elkaar kunnen inspelen, zoals in de muziek. Ze illustreert haar stellingen met recent materiaal. Laat u bovendien ook gewillig meevoeren op de klanken van de illustraties.  

En wie schrijft nu eigenlijk voor kinderen? Iemand die even tijd over had? Of iemand die in stilte het vak leerde en zich voorzichtig op dun ijs waagt? Of iemand die na het schrijfproces beseft: ‘Dit is voor kinderen…’. We besteden uitgebreid aandacht aan enkele kinderpoëzie-beoefenaars, omdat het spel met de taal nét voor kinderen zo belangrijk is. Taalplezier, dat kenmerkt het werk van Edward Van de Vendel volgens Reine De Pelseneer.  

‘Maanvogel’ vliegt bij Deus ex Machina voor het eerst uit. Het gedicht is een voorpublicatie uit het binnenkort te verschijnen ‘Maanvogel’ van dichteres Lies Van Gasse en illustrator Tim Polfliet. Deze woorden- en prentenvlucht echoot in het collectief geheugen en laat op zijn beurt zijn sporen na. Jan Van Coillie richt zijn kennersblik op de kinderpoëzie vanaf de jaren zeventig tot nu en analyseert Ted Van Lieshout doorheen deze reis als een eigengereide reiziger.  

Als intermezzo krijgen we een gretige haan in een sprookje van Ion Creangă, illustraties van Ann Kestens en Tom Schoonooghe en enkele koningen die het noorden kwijt zijn tussen Ergens en Waar-dan-ook in het sprookjesland van Christian Oster.  

In onze rubriek ‘Het gevaar van debuteren’ wordt het werk van Klaas Verplancke overzichtelijk ten tonele gevoerd door Pieter Van Oudheusden naar aanleiding van het vorig jaar verschenen overzichtsboek ‘The First Klaas Book: facing realities’. In de rubriek ‘Kijk’ is vertaalster Katelijne de Vuyst ongegeneerd enthousiast over Georges Eekhoud. Proza komt aanwaaien van Willem van Zadelhoff en Basje Boer, poëzie van Y.M. Dangre en Jan-Paul Rosenberg.  

Veel leesplezier! 

De redactie

 

 

Aan alle schrijfsters! Laat je fotograferen in jaren ’30-stijl!

1-anybodys

Oproep aan alle vrouwen met schrijftalent:

Voor ons zomernummer zijn we nog op zoek naar schrijfsters die zich willen laten fotograferen in jaren ’30-stijl.  Voel je je geroepen om even fotomodel te spelen en je onder te dompelen in de nostalgie van de jaren ’30? Stuur dan een mailtje naar lies@deusexmachina.be om je kandidaat te stellen. Met een beetje geluk word jij uitgekozen en mag je in de studio met onze fotograaf!

Inschrijven voor 10 maart 2010!

Marokkonummer nader bekeken

naamloos

Voor we aan u ons volgende nummer voorstellen, blikken we nog even terug op het vorige. Uit de inleiding van het nummer het volgende fragment:

Deus ex Machina  wil de blik op de Marokkaanse letteren verruimen en presenteert daarom 10 uiteenlopende teksten die samen een bescheiden beeld geven van de diversiteit en rijkdom van de hedendaagse Marokkaanse literatuur.

Dit nummer kwam tot stand in nauwe samenwerking met Het beschrijf. Uit haar literaire uitwisseling ‘De Schrijverskaravaan Marokko – Vlaanderen’ plukten we de tekstuele hoogtepunten met werk van Zrika, Berrada, Nedali, Baqa en Lamrabet.  Deze prominente Marokkaanse auteurs schreven of kozen teksten rond het thema “Zelfportret van een ander”.  De enige Vlaamse in het gezelschap is Rachida Lamrabet, die ons met Brief aan een jonge Marokkaan de Nederlandstalige primeur bezorgt van haar publicatie in de brievenbundel Lettres à un jeune Marocain, die in augustus 2009 verscheen. Van Abdellah Zrika vertaalde Jan Forrez voor het eerst enkele van zijn duistere, duizelingwekkende verzen uit het Arabisch. Ook buitenbeentje en kortverhalenschrijfster Latifa Baqa, de populaire romancier Mohamed Nedali en een van de grondleggers van de moderne Marokkaanse roman, Mohamed Berrada krijgen in deze focus een Nederlandstalige primeur.

Maar dat is lang niet alles. De Brusselse Marokkaan Taha Adnan schreef in opdracht van Deus ex Machina een korte literaire Marokko-introductie en haar vele vertakkingen. Samen met zijn in Marokko residerende tweelingbroer Yassin tekent hij ook voor een kort prozafragment. De vertaling uit het Arabisch is van de hand van Frank Olbrechts. Katrien Vandenberghe vertaalde uit het Frans het gave verhaal “Duet” van Abdelfattah Kilito. Professor Aissa Belhabib tenslotte, liet haar academische tekst “De spirituele eigenheid van de Franstalige Marokkaanse roman” in de bekwame handen van vertaalster Katelijne De Vuyst. Niet te missen zijn de foto’s van enkele Marokkaanse topfotografen met aan kop Hicham Benohoud.

De oogst naast de Marokko-lawine kan eveneens tellen. Met poëzie van Guido De Bruyn, prozapoëzie van Robert van Ruyssevelt, vertaald proza van Felicitas Hoppe, Goncourtproza van Marie NDiaye en een poëtisch beschouwende Kijk! Van Luc Devoldere biedt Deus ex Machina u enkele eigenzinnige hoogstandjes aan. De foto’s zijn van Sarah Wagemans

Hauser zoekt een vader!

vader_copy

Redactrice Lies Van Gasse is samen met Annemarie Estor sinds september 2009 geheel ongepland aan de slag met Hauser, een woord-beeldproject over grenzen. Zij bedachten een personage en noemden het Hauser. Hij vertrekt op een dag uit een huis, sluit de deur en gaat de wereld in. Nimmer draait hij het hoofd nog. Slechts voorwaarts. Wie is hij? Wat wil hij? Waar gaat hij heen? Niemand die het weet. Zelfs de dichters niet. De dichters-annex-kunstenaars verrassen elkaar elke week met een postkaart met daarop een nieuwe strofe in dactylische hexameter, de dichtvorm van Homerus en Vergilius. Wordt het een epos, is Hauser een held? Wordt het een anti-epos, is Hauser een antiheld? Daarvoor moet je de blog volgen.

Onlangs kregen we dit bericht van Hauser. We delen het graag met je mee. 

Dag lieve Hauservriend!

Langs deze weg nodigen we jou uit om deel te nemen aan de wedstrijd ‘een vader voor Hauser’, of anders om deze wedstrijd via zoveel mogelijk kanalen kenbaar te maken.
Ons project hangt immers een heel klein beetje samen met Kaspar Hauser, die echt heeft bestaan. In 1831 werd deze mysterieuze, schijnbaar herkomstloze Kaspar geadopteerd door Lord Philip Henry, Earl of Stanhope, die vervolgens over de jongen de publicatie Materialien zur Geschichte Kaspar Hausers (1835) schreef.

Vaderschapswedstrijd
Nu hebben we het plan opgevat om Hauser ook te laten adopteren. Maar door wie? Wij schrijven dus bij deze een wedstrijd uit, waarin wij op zoek gaan naar een ‘vader’ voor Hauser. De vader kan het vaderschap op eigen wijze invullen. Wellicht als derde dichter, als beeldend kunstenaar, maar misschien ook wel vanuit een heel andere kunstdiscipline. Of misschien is vader wel een mecenas of een museumdirecteur. Of hoofd van een weeshuis, of leraar in een boeiend vak dat hij Hauser wil leren. Vader zal in elk geval met ons communiceren en ook persoonlijk als personage figureren in enkele strofes. Voor de rol van vader komen natuurlijk ook vrouwen in aanmerking.

Creatieve sollicitatie
Geïnteresseerd om vader te worden? Solliciteer dan op creatieve wijze naar het vaderschap. Stuur de sollicitatie voor 9 mei 2010 (vroeger mag uiteraard ook) naar: Lies Van Gasse, Driegaaienstraat 208/3, 9100 Sint-Niklaas, en laat zien hoe jij jouw taak gestalte wil geven.

Op vaderdag
Vader wordt openbaar en mediageil geïnstalleerd op 13 juni 2010: vaderdag! Tot slot: alle inzendingen maken kans / lopen het risico om zonder pardon gepubliceerd te worden op deze blog.

Wedstrijd: stad Sint-Truiden (ingezonden bericht)

Gezocht: schrijvend talent! 

Je hebt er zeker al eens stiekem van gedroomd om ooit een beroemd schrijver of dichter te worden! Maar je kreeg nooit de kans om je schrijvend talent aan de buitenwereld te tonen?

Tijd dus om die kans te grijpen! Kruip in je pen en neem deel aan de literaire prijzen van de stad Sint-Truiden editie 2010. Stuur een origineel gedicht in voor de Guido Wulms poëzieprijs of een spannend verhaal voor de Hendrik Prijs-prijs voor korte verhalen. Twee schrijfwedstrijden speciaal gericht naar niet-gevestigde auteurs en jong talent. Jarenlange schrijfervaring is dus niet vereist, enkel de goesting om te schrijven en een mooie dosis inspiratie.

Inzenden kan tot en met 15 april 2010. De uitreiking vindt plaatst op zaterdag 4 december 2010.

Reglement en info: Bert Flossie, cultuurbeleidscoördinator, Capucienessenstraat 8, 3800 Sint-Truiden, bert.flossie@sint-truiden.be

Lezersbrief: ‘Goe bezig!’

De redactie kreeg gisteren een lezersbrief binnen met de boodschap:

Geachte,

Hierbij enkele overpeinzingen bij lectuur van het zogetitelde overbodige nummer van D.E.M. van december2009
Geheel vernaculair zou ik zo zeggen :
Goe Bezig!, Nie pleuje!
M.a.w. : een voorspoedig en geslaagd 2010, succes in al uw ondernemingen, wat D.E.M. betreft : ad multos annos.

Omdat de redactie dergelijke feedback en eigen gedachtenstromen apprecieert, bij deze de overpeinzingen:

D.E.M 130-dec 2009 / Overbodig Nummer 

Enkele notities 

Culturele en Literaire Tijdschriften(verdrerop CeLT-tijdschriften geheten) zonder degelijke webstek zullen allicht verdwijnen. In dit opzicht moeten ook literaire en/ofculturele tijdschriften, voorzover ze ipso facto organisch vergroeid zijn met hun onmiddellijke en verdere omgeving(‘Umwelt’) de e-wereld niet schuwen, maar als nieuwe opportuniteit zien met eigen mogelijkheden en beperkingen, en zelfs nog steeds en tot nader order behoorlijk wat groeipijnen. Ik denk daarbij aan de voor mij oogopenende ervaring die ik mocht beleven bij de kennismaking met een autentiek fascikel van de Gutenberg-Bijbel. Men drukte nog lange tijd teksten zoals voorheen monniken in scriptoria hun manuscripten vervaardigden, om die dan te laten verluchten en inbinden. Pas generaties later werden de nieuwe drukmogelijkheden ten volle benut, zonder het manuscript volledig te verdringen. Tot op vandaag trouwens wordt heel wat eerst manuscripturaal gedaan eer de tekstverwerker van stal wordt gehaald. In de non-fictie is het pas vrij recent dat teksten elektronisch kant en klaar volgens een voorgegeven format  over het web moeten worden aangeleverd. Twee nieuwere evoluties zijn het printen on demand, wat de aflevering betreft, en het rechtstreeks voeden van de printbesturing of webstek, wat de toelevering betreft.

Dat tijdschriften komen en gaan, hangt samen met hun organisch karakter en dito verwevenheid met de hun relevante evenzeer organische omgeving. Terecht wordt  Deus ex Machina als voorbeeld gesteld wat betreft inhoud en vormgeving van zowel de gedrukte als elektronische verschijningsvorm. Houden zo! 

Met of zonder uitgebouwd webplatform kunnen de zogenaamde CeLT-tijdschriften wel degelijk het debat voeden : bijv. circuleert rond Streven een wolk van leesgroepen, ttz. mensen die elkaar regelmatig opzoeken ter bespreking van artikels van het tijdschrift. 

Naast het organisch karakter van CeLT-tijdschriften dat hun voortbestaan als genre waarborgt, is er ook een wat technisch, misschien zelfs synisch argument dat ik bij de stromingsleer haal :

In de stromingsleer kent men als belangrijke singulariteiten ‘sinks’(putten, waarin de vloeistof verdwijnt en ‘wells’(bronnen, waaruit de vloeistof opborrelt) sinks en wells hebben eigen, typische stromingspatronen. Het overgrote merendeel van gedrukte en elektronische media zijn louter sinks, waarin het mooie en creatieve van het uniek menselijke taalvermogen onherroepelijk wegzinkt in de modder (hier mogen we wel niet vergeten dat juist in de modder de witte waterlelie geworteld is). CeLT-tijdschriften zijn verademende, welkome bronnen waaruit die uniek menselijke talige en andere culturele creativiteit opborrelt. Alleen al het naakte feit dan ‘sinks’ niet kunnen blijven bestaan zonder ‘wells’ doet hopen dat er hoe dan ook een toekomst blijft voor CelT-tijdschriften. 

Persoonlijk vind ik CeLT-tijdschriften in brede zin te waardevol om ze na lectuur te archiveren en te zien staan blinken op de plank.

Na mezelf op tijd en stond te laven aan het verfrisende van Deus ex Machina, Streven, De Poëziekrant, Het Liegend konijn, en bij uitbreiding Plots, Eisner( in brede L-zin CeLT, gelet op de doorbraak van de graphic Novel ;in onze 2-dimensionale beeldcultuur wordt : lezen meer en meer een 2D-ervaring!), daarnaast ook de oogopenende National Geographic, Le Monde Diplomatique( in brede C-zin CeLT , gelet op dewereldverwevenheid : de wereld, ons dorp, is nu reeds cultureel bepalend en wordt dat nog meer), tot slot Natuurwetenschap en Techniek(( eveneens in brede C-zin CeLT, gelet op de impact van wetenschap en techniek op alle aspecten van ons leven!) geef ik de nummers steevast door via lerarenkamer of aan kennissen allerhande. Het nut van geld ligt in hetcirculeren ervan ; dit geldt onverkort ook voor dit soort tijdschriften vind ik.
 

Bernard Boone, Heverlee, 10/01/10

‘Treur niet, de verlossing is in u’: de kerstwens van Jeroen Overstijns

Zoals bedlegerigen, banken, betrapte baanrenners en parenclubs zonder leden hebben ook literaire tijdschriften een probleem. Vermoedelijk weten ze dat zelf maar al te goed. Een gesprek met een redacteur over een goed boek, macro-inflatie, de ophanging van een Audi, de anorexia van Ann Van Elsen en premies voor dakisolatie, wij stellen ons daar zonder veel moeite iets prettigs bij voor. Bij Ann van Elsen zelf ook trouwens, als ze tenminste niet te mager wordt. Maar vraag een redacteur niet naar het wel en wee van zijn tijdschrift. Na misschien een aarzelende start, een droge kuch, een zucht, vochtige ogen die zich even ten hemel richten in de ijdele hoop dat de verlossing misschien toch daar vandaan zal komen, zetten de sluizen zich gegarandeerd open en vloeit de bagger over de velden. Het veld waarop wij, cultuuroptimisten van nature en uit ervaring, net nog rondliepen met droge voeten en een gezonde nieuwsgierigheid naar de ander. Vandaar onze vraag dus. Waarvan we nu al spijt hebben.

Over gesprekken met redacteurs van literaire en vooruit, in één moeite door, ook de culturele tijdschriften, hangt steevast een doem, zo zwart als de hoeren. Een doem die zegt: nu gaat het misschien nog net, maar straks is het echt gedaan. Met mij en met mijn tijdschrift. En in één moeite door ook met de beschaving, want die dingen vallen vanzelfsprekend samen. Althans in het wereldbeeld van de redacteur. Dan verwijst hij naar de even doorwrochte als veronachtzaamde essays die hij in het laatste nummer nog publiceerde. Het vergeten debuut van die Oezbeekse schapendrijver, een multimediale tekstfotodialoog van de experimentalist die nog bij Roland Barthes studeerde, gedichten van een hoogst oorspronkelijke nieuwe stem uit Zonhoven en eindelijk de vlammende waarheid over dat laatste boek van Tom Lanoye, iets wat in de boekenbijlagen van kranten natuurlijk al lang niet mag meer geschreven worden. Maar wel nog bij ons, mijnheer. Wij redigeren des avonds teksten, wij plakken zegels, wij vloeken op drukkers, wij wegen debutanten en mijmeren over een schoner bestaan. Wij lopen op de brandende kolen van de culturele hel. En wat krijgen we daarvoor terug? Tweehonderddertien ontrouwe abonnees, plus negen gratis exemplaren voor de redactieleden, het Vlaams Fonds voor de Letteren en het kabinet van de minister. In de ijdele hoop dat hij ooit eens een nummer vol instemming doorbladeren zal, wanneer zijn chauffeur hem ’s avonds na het sluiten der dingen van de verlichte binnenstad zachtjes terugvoert naar de rand. Wij doen promotie voor ons tijdschrift mijnheer, wij staan op beurzen en versturen losse nummers. Wij vragen subsidies aan en wonen vergaderingen bij. Wij mailen ons een ongeluk. En nog niemand die ons ziet staan. Drie bezoekers had onze website deze week. Onze buurvrouw is drukker bezocht.

Het zal allemaal wel. En niemand die ontkent dat het hard labeur is, zo een tijdschrift. Niemand die je dat veelvoud aan lezers niet gunt. Maar let’s face it. Ze waren er niet, ze zijn er niet en ze zullen er volgend jaar ook niet zijn. Meer nog, niet geschraagd door enige empirische analyse maar gedreven door ons betrouwbaar buikgevoel durven wij beweren dat meer dan de helft van uw abonnees het tijdschrift doorbladert, opzij legt voor het volgende weekend, de volgende vakantie, en enkele maanden later ongelezen archiveert. Dan hebben we het niet eens over de armtierige gebruiksfrequentie van de exemplaren die terechtkomen op rekken van openbare bibliotheken in Minderhout en Gullegem. Doe de volstrekt onwetenschappelijke maar hoogst correcte proef. Kijk naar uw redactie, bekijk het percentage echt actieve leden, en bedenk: maximaal hetzelfde percentage abonnees zal een van de artikels lezen die wij hier nu betasten en bewerken. Aan de waarheid, hoezeer u zich daarvoor ook achter dat slinkende stapeltje abonnees kan verschuilen, ontkomt u niet: zo een literair of cultureel tijdschrift, u doet het enkel voor uzelf.

En daar moet u nu even niet om zeuren. Want bekent u toch. U doet het uiteindelijk toch ook voor uzelf? En niet voor uw lezer. U doet het omdat u met uw tijdschrift lekker comfortabel de meest individuele selectie kan maken van uw meest individuele voorkeur. Ten hoogste is uw tijdschrift de grijze optelsom van de meest individuele voorkeuren van het actieve deel van uw redactie. U doet het misschien omdat u cultureel prestige wilt, uit macht der gewoonte of omdat het leven nu toevallig zo gelopen is. Terwijl u het zich afvroeg, is de lezer langs de achterdeur buiten gelopen. Omdat uw tijdschrift niet vertrok van de vraag wat die lezer verlangt, want het antwoord zou eerder dan tot een andere redactionele politiek leiden tot een existentiële crisis die alleen kan eindigen met het sluiten der boeken. Waarna het stof weer kan neerdalen over de dingen, onverstoorbaar zonder genade. Literaire tijdschriften zijn zwak gesubsidieerd als je ze naast theatergezelschappen legt, maar wij kennen niet veel beter gesubsidieerde creaclubs. Doe weer eens een proefje. Hoeveel minuten gingen in uw vorige redactievergadering naar de discussie over wat de lezer wil? En hoeveel minuten over de subsidies? Een glazen bol hebben we niet. Maar iets zegt ons: de subsidies winnen. En u marginaliseert, langzaam maar zeker. U verliest uw draagvlak. Jammer voor de energie die u investeert. En subsidies blijven niet eeuwig duren. Dat zou trouwens pas een maatschappelijke schande zijn.

Vanzelfsprekend gaan wij hier even kort door de bocht, om de discussie van enig contrastvloeistof te voorzien. Een discussie over de vraag: verarmt het culturele landschap als we onze middelen concentreren op drie tijdschriften? Of op vijf websites en één jaarboek met de beste stukken van het jaar? Die discussie zijn de tijdschriften aan zichzelf verplicht. Niet onder de vorm van een werkgroep die tot warrige conclusies leidt en weer een vervolgwerkgroep. Nee, vraagt u zich eens af: is Vlaanderen even gelukkig zonder mijn wankele periodiciteit? En mijn huwelijk gelukkiger met of zonder mijn eeuwige deadlines, met of zonder mijn gesleur en getrek. Loop vooruit op de nieuwe minister en doe zelf die duidelijke aanbeveling. Schrap, hergroepeer, digitaliseer en wees vooral streng voor uzelf. Wij maken ons sterk dat een flinke uitdunning van het landschap geen enkele culturele impact zou hebben. Die drie literaire debutanten per jaar worden door uitgevers wel op andere manieren opgepikt. Zeker nu het internet nieuwe mogelijkheden biedt. Zonder noemenswaardige meerkost meteen en altijd bij iedereen in de huiskamer! Uw eerste abonnee in Zimbabwe! En geen gedoe met abonneegelden! In één klap je bereik met factor tienduizend verhoogd! Met dezelfde hoeveelheid zweet! En je kunt nog steeds redactievergaderingen houden om van huis weg te zijn. Wat houdt u nog tegen? Op naar een nieuwe wereld.

Jeroen Overstijns, redacteur De Standaard

uit Deus ex Machina, nr 130: Overbodig nummer

‘Literaire tijdschriften zijn overbodig!’

naamloos2

DEM nr. 130,Inleiding:

Het debat over het nut en de toekomst van literaire tijdschriften is er, is er altijd geweest en zal er altijd zijn. Met de regelmaat van de klok – soms zelfs nog frequenter dan de regelmaat waarmee de literaire tijdschriften zelf verschijnen- weerklinken in kranten, tijdschriften en op weblogs kritische stemmen over waar het met een literair tijdschrift naartoe moet. De uitspraken gaan van ‘Het literair tijdschrift is momenteel een kasplantje’ uit monde van wetenschapper Lisa Kuitert naar een regelrecht ‘Oprollen, die bende!’ zoals Karel Berkhout in het NRC Handelsblad deed. Heel recentelijk nog zette een Groningse student Bart Temme het literaire wereldje op stelten door in zijn eindwerk uitspraken te doen in de zin van ‘de literaire tijdschriften hebben hun functie verloren’.

 Omdat de discussie zo prangend is,  speelt Deus Ex Machina advocaat van de duivel en zet het debat centraal in dit nummer. Je zou de editie van dit tijdschrift een ‘anti-editie’ kunnen noemen, of nog erger een ‘overbodigheidsnummer’. Misschien delven we met dit nummer wel ons eigen graf? We laten immers veel stemmen aan het woord die tegen onze winkel spreken. Toch, veel slechter kunnen we er niet van worden. Als we moeten sterven, sterven we bij deze tenminste waardag. En zo noodlottig zijn we niet eens, integendeel, bijleren is de boodschap. Niet alleen voor Deus ex Machina, maar voor alle redacteurs die hun vrije tijd in het maken van literaire tijdschriften stoppen, voor alle lezers die willen weten waar het nu eindelijk om te doen is, en voor alle beleidsmakers die zich afvragen wat de criteria voor literaire tijdschriften moeten of kunnen zijn om over te gaan tot het uitdelen van subsidies.

 De focus in dit nummer bestaat uit drie delen. Vooreerst laten we enkele ‘experts uit het literaire veld’ aan het woord om hun mening te uiten over de problematiek. De Standaard-redacteur Jeroen Overstijns zet daarbij meteen de toon voor wat volgen gaat en voorziet de discussie, zoals hij het zelf zegt, van wat contravloeistof. In een tweede stadium gaan we bij onszelf te rade en wroeten we onder meer in het verleden van Deus ex Machina zelf om te weten waar we mee bezig zijn. In een derde en laatste fase vragen we de lezer naar zijn mening. En ja, uiteraard zijn de resultaten eye-openers.

 O ja, indien het u allemaal niet interesseert, of indien u gewoon liever gespaard wilt blijven van al te harde conclusies, bladert u dan maar gerust door naar de vrije bijdragen of de rubrieken van dit nummer. We hebben immers geleerd dat u deze zaken evenzeer smaakt als het thema waaraan een literair tijdschrift is gewijd. Misschien ontdekt u wel nieuw talent en kunt u besluiten: ‘Kweekvijver? Natuurlijk is het literair tijdschrift een kweekvijver. Kijk hier maar eens naar!’

 We kruisen onze vingers,

De redactie