Voorstelling DEM 183 Schotse literatuur.

Naar goede gewoonte stellen wij ons nieuwste DEM- nummer over Schotse literatuur voor NA druk.

Wanneer? 15 april 2023 OM 20U

Waar? Café Boekowski – Bolivarplaats 4 Antwerpen

Wat? Wie? Een deel van het programma is nog een verrassing maar we geven wel al prijs dat een delegatie Schotten enkele fragmenten zullen voordragen. Ook mag je je verwachten aan interessante live- interviews met de vertalers plus Maurice De Clerck Duo (contemporary jazz) sluit de avond af!

Hoe? Inkom is helemaal gratis, reserveren niet nodig.

Meer info via fb: https://www.facebook.com/events/219051097360893

DEM 183 Schotse Literatuur

vormgeving (c) Jelle Jespers

“The local is the universal”

Dat zei James Kelman op de begrafenis van de dichter Tom Leonard in 2018. Kelman had het over de kunstpraktijk van zijn overleden vriend, of die nu de vorm van gedichten, essays, schetsen, satires, liedjes, cartoons of blogs aannam. Leonard, zei Kelman, liet zich inspireren door eender waar en gaf aan eender wie, maar het plaatselijke primeerde altijd. Want het plaatselijke, dat deelt iedereen met iedereen.

Dit nummer van Deus ex Machina belicht een selectie van de literatuur van een specifieke plaats: Schotland, en iets preciezer, voornamelijk die van centrum-Schotland, The Central Belt. Toch is dit boekje geen louter exotische literaire uitstap. Veel van de thema’s die de Schotse literatuur aansnijdt, zijn anders dan maar toch heel herkenbaar in de Belgische literatuur. Onze literaturen delen meer dan alleen het universeel plaatselijke. Om te beginnen is er de taalproblematiek. In Schotland is de standaardtaal gebaseerd op wat in het Zuiden, en vooral in Londen, als norm aanvaard wordt. Dat zie je ook in België: het commerciële centrum van de literatuur ligt niet in Brussel of in Antwerpen. Voor het Nederlands ligt dat – symbolisch bevestigd door de postcode van de belangrijkste literaire uitgevers in het taalgebied – in en rond Amsterdam. België ligt dus net als Schotland in de culturele periferie. Dat heeft natuurlijk gevolgen voor de vorm en de inhoud van het werk van auteurs uit België die graag de Nederlandstalige markt willen aanboren. Manuscripten van Vlaamse auteurs worden vaak grondig herwerkt. Daarnaast weet ook elke Belgische literaire vertaler dat het moeilijk aan de bak komen is door dat taaltje van ons. Uitgeverijen zullen bijna zonder uitzondering Nederlandse vertalers verkiezen boven Belgische collega’s. Het plaatselijke is dus universeel, maar sommige plaatsen zijn universeler dan andere. Een deel van de Schotse literatuur heeft zich altijd bewust verzet tegen het marktgedreven linguïstische en culturele conformisme.

Toen we Alan McMunnigall van het Schotse tijdschrift thi wurd vroegen om mee te werken aan een nummer over hedendaagse Schotse literatuur, antwoordde hij dat dat laatste, strikt genomen, niet bestaat. thi wurd is een tijdschrift dat daarnaast ook schrijversopleidingen organiseert en kleinschalig boeken uitgeeft. McMunnigall en Pamela McLean gingen de uitdaging aan om een selectie vers werk aan te leveren van schrijvers die via het tijdschrift hun steentje bijdragen aan de literatuur in Schotland. Dat leverde een knappe verzameling kortverhalen, een gedicht en een essay op van enkele Schotten, een Engelsman en een Amerikaanse.

De teksten werden dan wel in het Engels of in het Schots geschreven, ze verschijnen hier in het Nederlands. Correctie, in een Nederlands. We presenteren hier namelijk nooit eerder gepubliceerde Schotse literatuur in Belgisch-Nederlands. Veel van de teksten in dit nummer zullen vreemd overkomen voor mensen die het gewoon zijn om in standaardtaal te lezen en misschien zelfs voor frustrerende leeservaringen zorgen. Aangezien veel van het materiaal van thi wurd in verschillende varianten van het Schots was geschreven – deels dus als reactie tegen het monopolie van de Engelse standaardtaal – moesten de vertalers equivalenten vinden in het Nederlands. Er werd hen dus op het hart gedrukt zo dicht mogelijk bij hun eigen dialect te blijven, of dat nu een Antwerpse, een Oost-Vlaamse of een Brabantse tussentaal is. Op die manier wordt het diverse talige karakter van het plaatselijke gerespecteerd. We zijn dus trots om dit nummer voor te stellen als de transnationale, translinguïstische en transculturele onderneming die het is, dankzij de samenwerking met thi wurd, dat zonder twijfel een van de spannendste platformen is voor hedendaagse Schotse literatuur.

De teksten van thi wurd worden aangevuld met een essay van Marco Daane waarin hij de twee Schotse Bookerwinnaars (Kelman en Stuart) en hun werk vergelijkt. Gillian Roberts licht de geschiedenis van het Schots toe en legt de politieke en culturele complicaties rond de taal bloot. Sven Vitse zorgt voor de brug naar het Nederlandstalige literaire veld, met een analyse van de Vlaams-Nederlandse literaire verhoudingen op basis van zes romans. Tom Toremans vertaalde een kortverhaal van Ali Smith – ook weleens de Schotse Nobel waiting to happen genoemd – uit de Refugee Tales-reeks, dat de verhalen van om administratieve redenen gedetineerde vluchtelingen verzamelt. De bedoeling van de Refugee Tales is om de verhalen van vluchtelingen te vertellen en hen zo ook, anders dan de Britse overheid doet, welkom te heten in de Engelse taal.

(c) Kate McAllen

Naast het Schotse luik presenteert dit nummer ook drie teksten van auteurs die via het Europese literaire uitwisselingsproject CELA hun weg naar Deus ex Machina vonden. Die samenwerking kwam er dankzij deBuren. De kortverhalen van Aixa de la Cruz, Cristina Vremeș en Agata Tomažič bevestigen de kracht van vertaling en uitwisseling over grenzen heen. Daarnaast tref je in dit nummer ook nieuw werk aan dat oorspronkelijk in het Nederlands werd geschreven. Dat zijn meteen de laatste vrije inzendingen die we dit jaar nog zullen publiceren: drie kortverhalen van Maarten Huppertz, Nelson Morus en Sanne Kabalt, en twee gedichten van Vera Steenput, een voorpublicatie uit haar debuutbundel die komend voorjaar bij De Zeef wordt uitgegeven. Alle illustraties zijn van Kate McAllan, die vaak met thi wurd samenwerkt. De vormgeving is van Jelle Jepsers. Ernest De Clerck was samensteller van dit nummer, volgens hem was het samenstellen en redigeren een waar plezier. Hopelijk voel je dat wanneer je het leest.

DEMarrage 182

‘Snel wegsprinten uit het peloton of van een of meer tegenstanders, om te proberen een voorsprong te nemen’ – zo omschrijft Van Dale het werkwoord ‘demarreren’. De demarrage is het moment waarop de koers wordt opengebroken, alles in gang wordt gezet en de tegenstand gedwongen wordt zijn kaarten op tafel te leggen.

Voor wie even niet kan volgen: deze DEM is geen themanummer over wielrennen. DEM182 is – in navolging van ons eerste DEMarrage-nummer vorig jaar – volledig gewijd aan Sofie Verraest en Twan Vet, twee jonge, vooralsnog minder bekende auteurs die het volgens ons verdienen om een duwtje in de rug te krijgen. Ze rijden al even mee met het peloton en sprinten nu naar een kopplaats in de letteren.

Beiden hebben in het verleden al in Deus Ex Machina gepubliceerd nadat ze werden opgevist uit de pakweg 300 proza en poëzie-inzendingen die we jaarlijks toegestuurd krijgen en waarvan maar een fractie wordt opgenomen. Deze DEM wordt hun demarrage. Onder auspiciën van respectievelijk DEM-redactielid Sylvie Marie en gastredacteur Astrid Haerens presenteren Twan Vet en Sofie Verraest nieuw werk.

Vet schreef zeventien indringende en op een klassieke leest geschoeide gedichten. Hierover zegt Sylvie Marie: “Ik vind zijn gedichten urgent én tegelijk zuiver in zijn kunst. In elk vurig gedicht weerklinkt een mechaniekje dat volmaakt in elkaar zit.”

Sofie Verraest pakt uit met het verhaal ‘Sji Kong’, geschreven in een heerlijke, tussen Algemeen Nederlands, West-Vlaams en Engels laverende taal. Verraests novelle telt iets meer dan 12000 woorden, een zeldzaamheid in de wereld van de op papier uitgegeven (literaire) tijdschriften. Gastredacteur Astid Haerens beschreef het werk van Verraest als volgt: “Er stroomt bloed door de aderen van Sofie’s verhaal. Ik voel een driftige hartklop in haar woorden, haar zinnen, haar talen. Sofie’s werk leeft!”

De portretten zijn net zoals vorig jaar van fotograaf Jef Van Eynde. De teksten van Verraest en Vet worden telkens voorafgegaan door een interview, afgenomen door DEM-redactieleden Bouke Schut en Sylvie Marie. De vormgeving is van Jelle Jespers.

DEM 180: RECHTS

Er wordt wel eens beweerd dat het onderscheid tussen politiek ‘links’
en ‘rechts’ definitief tot het verleden behoort. Links en rechts zouden
begrippen zijn die er vooral in de 19 de en 20 ste eeuw toe deden. En –
nog langer geleden – in de 18 de eeuw, toen in 1789 de
hervormingsgezinde, progressieve leden van de Nationale
Vergadering in Frankrijk links van de voorzitter plaatsnamen, terwijl
de koningsgezinde, conservatieve vertegenwoordigers rechts zaten.
In een wereld die nog open en onbekend, volop in beweging en
maakbaar was, waren links en rechts richtingaanwijzers die het
politieke en maatschappelijke leven structuur en oriëntatie gaven en
die aanduidden waar men zich op dat moment bevond en hoe het in
de toekomst verder moest. Van dit gevoel van oriëntatie zou – zeker
na de Val van de Muur – nog maar weinig overblijven en in de loop
van onze eenentwintigste eeuw plaatsmaken voor uitzichtloosheid en
ontreddering. Een beetje zoals in het geval van de muis in Franz
Kafka’s ‘Kleine Fabel’ (1920) die als een stuurloos wezen letterlijk in
de val loopt en door de kat genadeloos wordt opgevreten:
‘Ach’, zei de muis, ‘de wereld wordt met de dag smaller. Eerst
was hij zo breed dat ik angst had. Ik liep verder en was blij dat ik
eindelijk links en rechts in de verte muren zag. Maar deze lange
muren liepen zo snel op elkaar toe, dat ik al in de laatste kamer
ben, en daar in de hoek staat de val waar ik in loop.’ ‘Je moet
alleen maar je looprichting veranderen’, zei de kat en vrat hem
op.
Kafka’s muis is aanvankelijk gedesoriënteerd en vervolgens blij dat ze
links en rechts in de verte muren ziet opdoemen. Dit gevoel gaat al
snel over in uitzichtloosheid en desoriëntatie wanneer deze muren
naar elkaar toe snellen en er geen uitweg meer is. Aan het einde
wacht de kat, die laconiek nog een boodschap meegeeft alvorens de

arme muis te verorberen. De urgentie waarmee de kat oproept tot
een drastische omwenteling doet in zekere zin zeer eenentwintigste-
eeuws aan – of het nu om het klimaat, het energiebeleid, de
buitenlandse politiek, het onderwijs of onze sociale zekerheid gaat.
Niet naar links, niet naar rechts, gewoon omkeren met de blik naar
de toekomst gericht – en liefst zo snel mogelijk.
Deus Ex Machina is een exponent van het literaire en culturele
klimaat waarvan het deel uitmaakt. De redactie van DEM is
overwegend links of links-liberaal, zoals dat vermoedelijk voor het
overgrote deel van de culturele sector geldt. Onder andere daarom
leek het ons interessant om ook eens over het muurtje te kijken en
een themanummer te wijden aan de manier waarop rechts
gedachtegoed in de literatuur aan bod komt én aan schrijvers die zich
eerder ter rechterzijde situeren. Bedoeling was ook om zowel auteurs
met een eerder ‘rechts’ als ‘links’ profiel voor een bijdrage te
contacteren. Deze DEM mocht geen apologie voor rechtse literatuur
worden, maar evenmin een sluikse, indirecte aanval op rechtse
literatuur en bij uitbreiding op rechts ideeëngoed om op die manier
het grote linkse gelijk te bewijzen.
In een dubbelinterview samen met Joost Vandecasteele in De Tijd
merkte Joachim Pohlmann een zestal jaar geleden op: ‘Er zijn geen
rechtse schrijvers in Vlaanderen. Ik moet zowat de enige zijn.’
Helemaal gelijk heeft hij niet, maar je hebt toch een vergrootglas
nodig wanneer je op zoek bent naar hedendaagse rechtse auteurs in
onze contreien en zeker naar schrijvers die zich expliciet als rechtse
auteur (durven) positioneren. Bijna even lastig was het om auteurs te
vinden die een tekst wilden schrijven voor ons ‘rechts’
themanummer. In de 45-jarige geschiedenis van dit tijdschrift is er
waarschijnlijk geen nummer geweest waarvoor zoveel auteurs
bedankt hebben. Ongeveer de helft van de aangeschreven schrijvers
ging om uiteenlopende redenen niet op onze vraag in – daar waar dit
voor andere uitgaven eerder uitzonderlijk is.

Hoe het ook zij, DEM180 is een fraai themanummer geworden. In
een aantal essays wordt gefocust op enkele bekende namen van de
rechtse literaire canon, zoals Louis-Ferdinand Céline, Gabriele
D’Annunzio, Ernst Jünger, Ayn Rand, Roger Scruton, G.K. Chesterton
en Gottfried Benn. Hedendaagse rechtse auteurs zijn, zoals gezegd, in
ons taalgebied zeldzaam; in tegenstelling tot Duitsland, waar je wel
enkele belangrijke rechtse stemmen hebt. In de Oost-Duitse stad
Dresden bijvoorbeeld, waar in de slipstream van de PEGIDA-
beweging en de opkomst van het extreemrechtse AfD (‘Alternative
für Deutschland’) zich ook een rechtse literaire scene ontwikkeld
heeft met bekende namen als Uwe Tellkamp en Monika Maron. Als
een soort tegengewicht vertaalde Hilde Keteleer voor ons drie
fragmenten uit Die rechtschaffenen Mörder (2020) van (de linkse)
Ingo Schulze, een roman waarin boekhandelaar Norbert Paulini naar
extreemrechts afglijdt. Om de lacune aan hedendaagse, rechtse
auteurs in Vlaanderen op te vullen, vroegen we aan enkele schrijvers
om – uitgaande van een FICTIEVE biografie – een tekst te schrijven
over of in naam van een – we herhalen het nogmaals – fictieve
rechtse auteur. Kristien De Wolf, Gaea Schoeters en Sofie Verraest
gingen de uitdaging aan en wekten elk op hun manier drie
verschillende fictieve Vlaamse auteurs tot leven. Het themanummer
wordt afgesloten met een kort gedicht van Heiner Müller dat hij
begin jaren negentig schreef. Müllers ‘Klaagzang van de
geschiedschrijver’ laat zich – met de oorlog in Oekraïne in het
achterhoofd – lezen als een appel aan literatoren om de actualiteit
niet te negeren of als een linkse commentaar op de ‘statische’ poëzie
van rechtse schrijvers als Gottfried Benn. Maar het is ook een gedicht
van een polemische auteur die tegelijk de geestelijke erfgenaam van
Bertolt Brecht was en – tot op zekere hoogte – een verdediger van
reactionairen en militaristen als Ernst Jünger en Carl Schmitt.
Want zo mag je dit themanummer over rechts ook gerust lezen: als
een verkapt pleidooi om de ideologische tegenstelling tussen links en

rechts niet overboord te gooien. Zolang bijvoorbeeld de kloof tussen
arm en rijk in de wereld toeneemt, blijven links en rechts zinvolle
labels. Wie niet overtuigd is, moet zeker het essay van Ludo Abicht
verderop in dit nummer lezen.
Links en rechts – op zich heeft het allemaal weinig met literatuur te
maken. Literatuur heeft geen links en rechts nodig.

ACTIE: neem nu een abonnement en krijg collectief geheugenverlies ;-)

Van literaire tijdschriften te lezen kan je geheugenverlies krijgen. Echt waar! Want wie zich nu abonneert op Deus Ex Machina krijgt voor amper 40 euro (Europa: 45 euro) een exemplaar van DEM179 (‘Uitgesproken’) + een abonnement (4 nummers, te beginnen met DEM180) + KOLEKA PUTUMA’S ‘Collectief Geheugenverlies’ (uitgegeven door het Poëziecentrum – winkelwaarde: 20 euro – vertaling: Ludo Abicht).

Er zijn kortingen voor studenten en leerkrachten/docenten.Geïnteresseerd?

Stuur een mail naar info@deusexmachina.be met je adresgegevens en wij zorgen voor de rest. Wij zouden alvast niet twijfelen nu je nog helder denkt!

Met een pijnlijk open oog schrijft de Zuid-Afrikaanse Koleka Putuma over de harde contradicties van haar eigen wereld en over het rauwe, nog steeds niet verwerkte koloniale verleden van haar volk, over de moeilijke relatie met haar traditionele familie en haar afkeer van de zwarte macho militanten die zich tegenover vrouwen gedragen als herboren koloniale heren. Maar ze doet dat met een grimmige en meeslepende zin voor humor.

Koleka Putuma (1993) debuteerde in 2017 met Collective Amnesia, een bundel die het meteen tot bestseller schopte. Ze wordt gezien als de belangrijkste jonge Zuid-Afrikaanse dichteres. In haar werk heeft ze het over actuele thema’s zoals ras, homofobie en de effecten van machtsstructuren. Ze weet haar poëzie ook prachtig te brengen, getuige daarvan het feit dat ze de eerste winnaar van het nationale slam-kampioenschap in Zuid-Afrika werd.

Ludo Abicht (1936) doceerde filosofie en literatuur in Fredericton (Canada), Yellow Springs en Berkeley (VS), Gent en Antwerpen. Hij vertaalde gedichten van onder meer Pablo Neruda, Emily Dickinson en William Carlos Williams. Meer weten over Ludo Abicht? Neem een kijkje op Poëzie-Centraal.


Vertaling: Ludo Abicht
Oorspronkelijke tekst © Koleka Putuma, 2017
Oorspronkelijke titel Collective Amnesia
Publicatiejaar: 2020
Pagina’s: ca. 108
Paperback | Afmeting: 14 x 20 cm
ISBN 978 90 5655 159 9
Prijs: € 20

deBuren zoekt schrijfresidenten!

Het is weer de tijd van het jaar: deBuren is opnieuw op zoek naar schrijvers, dichters, journalisten, radiomakers, slammers, theatermakers en andere woordkunstenaars om deze zomer mee te gaan naar Parijs voor een heuse schrijfresidentie.  Vorig jaar werden enkele teksten van de residenten in DEM gepubliceerd. Wie weet kom jij dus niet alleen in Parijs, maar ook in ons tijdschrift terecht!

Dit zijn de criteria voor potentiële kandidaten:

  • De kandidaat schrijft in het Nederlands en is op 30 juni 2022 minstens 18 jaar en niet ouder dan 30 jaar.
  • De kandidaat is beschikbaar tijdens de laatste twee weken van juli 2022. 
  • De inzending bereikt ons uiterlijk op maandag 21 februari 2022 om 10:00 ’s ochtends (Brusselse tijd).

>> Je vindt de complete oproep & voorwaarden hier

Mocht je vragen hebben, dan kun je altijd bij marianne@deburen.eu terecht. Succes!

DEM 179: UITGESPROKEN

De nieuwe DEM is er!

De laatste jaren zien we hoe literatuur steeds meer lijkt terug te keren naar haar orale oorsprong en plaats opeist buiten het boek, gebracht op het podium of in de hoedanigheid van verschillende spannende genres. In haar nieuwe nummer verkent Deus Ex Machina deze nieuwe werelden in detail. Zoals het thema aangeeft, doet DEM dat deze keer niet slechts in tijdschriftvorm, maar ook met een digitaal luik van gesproken bijdragen. Via QR-codes in de papieren versie krijgt u toegang tot o.a. een luisterverhaal over een huis met geschiedenis, een experimenteel klankgedicht, een speech over de speech en een interview met zwaargewichten uit de spoken-wordscene van de Lage Landen (i.s.m. De Reactor). Verder vindt u geschreven bijdragen over het vertalen en transcriberen van spoken word en operalibretto’s, verhalen over genre-overschrijdende figuren als Omar Dahmani en Bob Kaufman en anekdotes over de pioniers van dadaïstische poëzie en de kleurrijke deelnemers van het literatuurpodium Ballonnenvrees.

Veel lees- en luisterplezier!

De redactie

Vers op Tafel: Kafka – Stefaan Pauwels

Recent verscheen ‘Nog iets dat ik weet over jou’ van Stefaan Pauwels bij Uitgeverij De Zeef. DEM publiceert er één gedicht uit: Kafka.

KAFKA                                                                               

Ik breng het onder woorden,

zoals je een hand 

boven een scherm houdt om

beter te kunnen zien.

Ik zoek geen verlichting, maar

de juiste schaduw,

een beter duister, 

de juiste manier om mijn ogen te sluiten.


In ‘Nog iets dat ik weet over jou’ kristalliseert Stefaan Pauwels momenten, vermoedens en emoties uit tot een paar heldere regels, zonder het bloed af te snijden van de bron. Liefde, dood en spiritualiteit worden intiem en menselijk beleefd: een bijna-mythische dichter uit het verleden gaat onbedoeld een duet aan met een pop-icoon in een brasserie; het ticketje met een volgnummer in het ziekenhuis is hetzelfde als dat aan de toog van de slager; puur maar vluchtig geluk wordt ervaren met de vinger op de aan/uit-knop van een afstandsbediening … “en zoals in de beste films / is ook hier de pijn persoonlijk en grappig.” Of anders gezegd: “Het is om te lachen / en dan is het voorbij.” 

(c) Aparecida Vi Baijot

Stefaan Pauwels begint zijn carrière als journalist, voor hij het nog steeds draaiende creatief bureau en mediaplatform KNOTORYUS mee opricht in 2007. In 2020 start hij de digitale nieuwsbrief Folder 25, waarin hij elke week een gedicht uitstuurt, in reeksen van 25. In hetzelfde jaar werd hij genomineerd voor De Zeef Poëzieprijs. ‘Nog iets dat ik weet over jou’ is zijn officiële debuut. Stefaan leeft en woont in Brussel met zijn vrouw en dochter.

DEM 178: DEMarrage! – De Monk – 19/10/21 – 20 uur

Deus Ex Machina presenteert DEMarrage! met Uschi Cop en Ikram Elmorabet. 

 Beide schrijvers werden gevist uit de vrije inzendingen die ons tijdschrift dagelijks krijgt: hun verhalen zijn zeldzame parels. Daarom besloot DEM deze twee auteurs een half jaar lang te begeleiden in hun schrijfproces met aan de eindmeet een nummer enkel en alleen gewijd aan hun werk. Zo hoopt DEM deze getalenteerde auteurs de aandacht te geven die ze verdienen, als opstap naar de literaire doorbraak die hen zonder twijfel te wachten staat. Dit is meteen ook de eerste in een reeks van jaarlijkse afleveringen waarin we nieuw talent presenteren.

 Op de feestelijke voorstelling van ‘DEMarrage!’ (Nr. 178) worden Ikram Elmorabet en Uschi Cop geïnterviewd door auteur en schrijfcoach Virginie Platteau over leven, lezen, en schrijven. Daarna brengen ze eigen werk voor. Jan Ducheyne sluit de avond af met het betere vinylgeluid. De voorstelling vindt plaats op dinsdag 19 oktober in café De Monk in Brussel (Sint Katelijnestraat 42) om 20 uur. 

 Inkom is gratis.

 Het nummer zal ter plaatste te koop zijn. Een jaarabonnement en oudere nummers kan je hier bestellen: http://deusexmachina.be/bestel/

DEM 177: POTENTIËLE LITERATUUR

In Parijs, in november 1960, kwam een groep schrijvers samen om trouw te zweren aan een nieuwe soort van literatuur. Ze noemden zich Oulipo, ofwel ‘Ouvroir de la littérature potentielle’ (werkplaats van de potentiële literatuur). In die werkplaats bevrijdden de schrijvers hun energie en creativiteit door zichzelf  formele beperkingen (of contraintes) op te leggen. Het concept van de potentiële literatuur was geboren.


 Wat blijft er na zestig jaar over van die beweging en hoe staat het met de potentiële literatuur buiten Oulipo? DEM onderzocht het en richtte een Nederlandstalige afdeling van Oulipo op onder de naam WEPOLILALA, Werkplaats voor Potentiële Literatuur van de Lage Landen. Onder anderen Maud Vanhauwaert, Maarten Inghels, Tonnus Oosterhoff, Xavier Roelens, Dean Bowen, Lisa Huissoon, Lotte Lola Vermeer, Betül Sefika Özdemir en Han van der Vegt kregen de opdracht om Oulipiaans materiaal aan te leveren. Zoals steeds vind je daarnaast een hoop interessante essays én ook een exclusief interview met twee échte Oulipiens:  Pablo Martín Sánchez en Clémentine Melois.

De bekendste Oulipien? George Perec!

Van 18 tot 20 oktober 1974 posteerde GEORGES PEREC zich in het Café de la Mairie in Parijs, dat uitkijkt op de Place Saint-Sulpice. Hij stelde zich tot doel alles te noteren wat hij waarnam. Het resultaat is ‘Tentative d’épuisement d’un lieu parisien’. Een Nederlandse vertaling van Kiki Coumans verscheen enkele jaren geleden in een voortreffelijke uitgave bij Uitgeverij Vleugels.

Abonnee-actie!

Neem nu een abonnement en krijg er gratis Perecs POGING TOT UITPUTTENDE BESCHRIJVING VAN EEN PLEK IN PARIJS bij (winkelwaarde: 20 euro). Profiteer van een uitzonderlijk aanbod: slechts 40 euro (Nederland en de rest van Europa: 45 euro) voor vijf DEM-nummers en Perecs boek.

DEM 176: ANGST

Cultuur van angst. Socioloog Frank Furedi had er begin dit millennium een bestseller mee, inmiddels leven we er met z’n allen volop in – het boek is wellicht beter. En was kunst overigens geen vorm van catharsis, die de angst juist wegneemt?

Maar komt dat zien, hear hear, trek je schrikogen maar verder open: het Theater van de Angst is op wereldwijd tournee, voorstelling ook hedenavond! Entrez entrez, geen horror hier, niet lekker griezelen, nee neen. Dit is echt en onversneden. ‘Het Leven, een Angstaanjagend Schouwspel’, wat u zegt! Er is schrik voor eender wat, voor elk wat wils, maar alle angst komt op hetzelfde neer. Angst als aanrichter van alle Kwaad, de aanzetter tot zonde en geweld, de spoiler van de eeuw.


Angst is macht. Hou de angst vast, dan durf je verder niets meer. Niets meer los te laten. Wij zijn aan angst verslaafd, jawel. Waar zijn we toch zo godsallemachtig bang voor? Angst voor donker, angst voor vreemd en onbekend. Voor alles en het grote Niets. Schrik voor nieuw en raar en abnormaal. De angst niet te voldoen. Angst om onopgemerkt of niet aanvaard, verjaagd, verstoten, niet gehoord te worden. Om uitgebuit, tekortgedaan, misdeeld en opgebrand te worden. Of neergedrukt en aangestaard, uitgejouwd en weggehoond, omgevolkt, van have, goed en eigendunk beroofd te worden.


Om niet gezien te worden om vergeten, verlaten te worden
alleen gelaten te worden alleen alleen


alleen. Hou me vast hou me vast ga niet weg blijf bij mij maar


kom vooral niet dichtbij.


Wie valt nog te vertrouwen, als het in mijn eigen kop niet veilig is? Gevaar loert grijnzend overal. Verdrukt en almachtig, verkrampt en weerbarstig – angstige verbeelding


wordt inbeelding


wordt wereldbeeld.


De mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest, doch dat nimmer op komt dagen.

– Nicolaas Beets

Tot voor kort leken onze collectieve angsten vrij concreet: wapenwedloop, politieke spanning, terrorisme. Je kon je informeren, wegkijken, protesteren. Actie als bezwering van de dreiging. 

Maar wat nu met die onzichtbare, permanent en overal aanwezige gevaren? Een wereldwijde pandemie, klimaat op hol, het einde van de democratie. Hoe sussen en kalmeren we onszelf in deze tijd? Moeten we er maar mee leren om te gaan? Let it go en zo…

Existentiële angst zit in literatuur van alle tijden. ‘Angst essen Seele auf.’ (Fassbinder) ‘Angst is het vruchtwater waarin ik ondergedompeld ben.’ (W.F. Hermans) ‘Ik ben voor bijna alles bang geweest.’ (M. Vasalis). ‘Angst is de grondstemming van ons bestaan.’ (Heidegger) ‘Ik ben bang.’ (X)

Maar hoe gaan auteurs (en lezers) om met horror vacui vandaag, met de dreiging van een totalitair systeem of hoogst individuele vervreemding? Schrijven we om de angstpsychose te bedwingen en tegelijk vorm te geven? Is lezen escapisme? Zijn complottheorieën onderhand een genre, om de onmacht te bezweren en controle te houden over wat ons ontsnapt? Is de dystopie voorgoed passé nu we collectief bedreigd zijn door het heden?

Maar verder, wat daarna? Is hoop een antidotum tegen de angst? Is wie zijn angst met meditatie of ‘Enjoy the little things!’ bezweert een stoïcijn van deze tijd? Of een neurotische millennial die wegkijkt? Kunnen we verlammende angst te slim af zijn door ineen te krimpen en voor rust te zorgen, maar hoe dan? 

In DEM176 gaan Delphine Lecompte, David Nolens, Elfie Tromp, Daan Heerma van Voss en  (on)bevreesd de confrontatie aan. Michiel Kroese onderzoekt wat we in angstige tijden kunnen leren van de stoïcijnen. Lisette Ma Neza kijkt moedig maar geïntimideerd de toekomst in. Emy Koopman pleit voor de omhelzing van de angst, Roderik Six laat angst liefdevol smelten en Sylvie Marie ziet hoop gloren. Rokus Hofstede vertaalde teksten van Henri Roorda uit een angstaanjagende eeuw geleden, ook de periode waarin Wolfgang Borchert in Duitsland schreef.  

Het beeldmateriaal komt van Sadrie Alves , een jonge Braziliaans-Belgische kunstenares en vormgeefster.

Op 20 mei 2021 was het precies 100 jaar geleden dat de Duitse schrijver Wolfgang Borchert (1921-1947) in Hamburg geboren werd. Wij presenteren in DEM176  twee korte verhalen en enkele fragmenten uit zijn beroemde toneelstuk Draußen vor der Tür in een nieuwe vertaling. In mei 2021 werd hij in zijn geboortestad herdacht tijdens verschillende manifestaties en evenementen. Ook Deus ex Machina doet mee en zal Borcherts werk confronteren met dat van enkele van zijn Nederlandstalige tijdgenoten. If God and corona permit …

PEN Vlaanderen selecteerde voor ons twee langere gedichten van de Belgisch-Koerdische auteur Hosheng Ossi. En zoals steeds eindigen we met enkele sterke vrije inzendingen: poëzie van Peter Ampe en Peter Theunynck en drie korte verhalen van respectievelijk A.R. Eriks, Levi Jacobs en Renske van den Broek.