ACTIE: neem nu een abonnement en krijg collectief geheugenverlies ;-)

Van literaire tijdschriften te lezen kan je geheugenverlies krijgen. Echt waar! Want wie zich nu abonneert op Deus Ex Machina krijgt voor amper 40 euro (Europa: 45 euro) een exemplaar van DEM179 (‘Uitgesproken’) + een abonnement (4 nummers, te beginnen met DEM180) + KOLEKA PUTUMA’S ‘Collectief Geheugenverlies’ (uitgegeven door het Poëziecentrum – winkelwaarde: 20 euro – vertaling: Ludo Abicht).

Er zijn kortingen voor studenten en leerkrachten/docenten.Geïnteresseerd?

Stuur een mail naar info@deusexmachina.be met je adresgegevens en wij zorgen voor de rest. Wij zouden alvast niet twijfelen nu je nog helder denkt!

Met een pijnlijk open oog schrijft de Zuid-Afrikaanse Koleka Putuma over de harde contradicties van haar eigen wereld en over het rauwe, nog steeds niet verwerkte koloniale verleden van haar volk, over de moeilijke relatie met haar traditionele familie en haar afkeer van de zwarte macho militanten die zich tegenover vrouwen gedragen als herboren koloniale heren. Maar ze doet dat met een grimmige en meeslepende zin voor humor.

Koleka Putuma (1993) debuteerde in 2017 met Collective Amnesia, een bundel die het meteen tot bestseller schopte. Ze wordt gezien als de belangrijkste jonge Zuid-Afrikaanse dichteres. In haar werk heeft ze het over actuele thema’s zoals ras, homofobie en de effecten van machtsstructuren. Ze weet haar poëzie ook prachtig te brengen, getuige daarvan het feit dat ze de eerste winnaar van het nationale slam-kampioenschap in Zuid-Afrika werd.

Ludo Abicht (1936) doceerde filosofie en literatuur in Fredericton (Canada), Yellow Springs en Berkeley (VS), Gent en Antwerpen. Hij vertaalde gedichten van onder meer Pablo Neruda, Emily Dickinson en William Carlos Williams. Meer weten over Ludo Abicht? Neem een kijkje op Poëzie-Centraal.


Vertaling: Ludo Abicht
Oorspronkelijke tekst © Koleka Putuma, 2017
Oorspronkelijke titel Collective Amnesia
Publicatiejaar: 2020
Pagina’s: ca. 108
Paperback | Afmeting: 14 x 20 cm
ISBN 978 90 5655 159 9
Prijs: € 20

deBuren zoekt schrijfresidenten!

Het is weer de tijd van het jaar: deBuren is opnieuw op zoek naar schrijvers, dichters, journalisten, radiomakers, slammers, theatermakers en andere woordkunstenaars om deze zomer mee te gaan naar Parijs voor een heuse schrijfresidentie.  Vorig jaar werden enkele teksten van de residenten in DEM gepubliceerd. Wie weet kom jij dus niet alleen in Parijs, maar ook in ons tijdschrift terecht!

Dit zijn de criteria voor potentiële kandidaten:

  • De kandidaat schrijft in het Nederlands en is op 30 juni 2022 minstens 18 jaar en niet ouder dan 30 jaar.
  • De kandidaat is beschikbaar tijdens de laatste twee weken van juli 2022. 
  • De inzending bereikt ons uiterlijk op maandag 21 februari 2022 om 10:00 ’s ochtends (Brusselse tijd).

>> Je vindt de complete oproep & voorwaarden hier

Mocht je vragen hebben, dan kun je altijd bij marianne@deburen.eu terecht. Succes!

DEM 179: UITGESPROKEN

De nieuwe DEM is er!

De laatste jaren zien we hoe literatuur steeds meer lijkt terug te keren naar haar orale oorsprong en plaats opeist buiten het boek, gebracht op het podium of in de hoedanigheid van verschillende spannende genres. In haar nieuwe nummer verkent Deus Ex Machina deze nieuwe werelden in detail. Zoals het thema aangeeft, doet DEM dat deze keer niet slechts in tijdschriftvorm, maar ook met een digitaal luik van gesproken bijdragen. Via QR-codes in de papieren versie krijgt u toegang tot o.a. een luisterverhaal over een huis met geschiedenis, een experimenteel klankgedicht, een speech over de speech en een interview met zwaargewichten uit de spoken-wordscene van de Lage Landen (i.s.m. De Reactor). Verder vindt u geschreven bijdragen over het vertalen en transcriberen van spoken word en operalibretto’s, verhalen over genre-overschrijdende figuren als Omar Dahmani en Bob Kaufman en anekdotes over de pioniers van dadaïstische poëzie en de kleurrijke deelnemers van het literatuurpodium Ballonnenvrees.

Veel lees- en luisterplezier!

De redactie

Vers op Tafel: Kafka – Stefaan Pauwels

Recent verscheen ‘Nog iets dat ik weet over jou’ van Stefaan Pauwels bij Uitgeverij De Zeef. DEM publiceert er één gedicht uit: Kafka.

KAFKA                                                                               

Ik breng het onder woorden,

zoals je een hand 

boven een scherm houdt om

beter te kunnen zien.

Ik zoek geen verlichting, maar

de juiste schaduw,

een beter duister, 

de juiste manier om mijn ogen te sluiten.


In ‘Nog iets dat ik weet over jou’ kristalliseert Stefaan Pauwels momenten, vermoedens en emoties uit tot een paar heldere regels, zonder het bloed af te snijden van de bron. Liefde, dood en spiritualiteit worden intiem en menselijk beleefd: een bijna-mythische dichter uit het verleden gaat onbedoeld een duet aan met een pop-icoon in een brasserie; het ticketje met een volgnummer in het ziekenhuis is hetzelfde als dat aan de toog van de slager; puur maar vluchtig geluk wordt ervaren met de vinger op de aan/uit-knop van een afstandsbediening … “en zoals in de beste films / is ook hier de pijn persoonlijk en grappig.” Of anders gezegd: “Het is om te lachen / en dan is het voorbij.” 

(c) Aparecida Vi Baijot

Stefaan Pauwels begint zijn carrière als journalist, voor hij het nog steeds draaiende creatief bureau en mediaplatform KNOTORYUS mee opricht in 2007. In 2020 start hij de digitale nieuwsbrief Folder 25, waarin hij elke week een gedicht uitstuurt, in reeksen van 25. In hetzelfde jaar werd hij genomineerd voor De Zeef Poëzieprijs. ‘Nog iets dat ik weet over jou’ is zijn officiële debuut. Stefaan leeft en woont in Brussel met zijn vrouw en dochter.

DEM 178: DEMarrage! – De Monk – 19/10/21 – 20 uur

Deus Ex Machina presenteert DEMarrage! met Uschi Cop en Ikram Elmorabet. 

 Beide schrijvers werden gevist uit de vrije inzendingen die ons tijdschrift dagelijks krijgt: hun verhalen zijn zeldzame parels. Daarom besloot DEM deze twee auteurs een half jaar lang te begeleiden in hun schrijfproces met aan de eindmeet een nummer enkel en alleen gewijd aan hun werk. Zo hoopt DEM deze getalenteerde auteurs de aandacht te geven die ze verdienen, als opstap naar de literaire doorbraak die hen zonder twijfel te wachten staat. Dit is meteen ook de eerste in een reeks van jaarlijkse afleveringen waarin we nieuw talent presenteren.

 Op de feestelijke voorstelling van ‘DEMarrage!’ (Nr. 178) worden Ikram Elmorabet en Uschi Cop geïnterviewd door auteur en schrijfcoach Virginie Platteau over leven, lezen, en schrijven. Daarna brengen ze eigen werk voor. Jan Ducheyne sluit de avond af met het betere vinylgeluid. De voorstelling vindt plaats op dinsdag 19 oktober in café De Monk in Brussel (Sint Katelijnestraat 42) om 20 uur. 

 Inkom is gratis.

 Het nummer zal ter plaatste te koop zijn. Een jaarabonnement en oudere nummers kan je hier bestellen: http://deusexmachina.be/bestel/

DEM 177: POTENTIËLE LITERATUUR

In Parijs, in november 1960, kwam een groep schrijvers samen om trouw te zweren aan een nieuwe soort van literatuur. Ze noemden zich Oulipo, ofwel ‘Ouvroir de la littérature potentielle’ (werkplaats van de potentiële literatuur). In die werkplaats bevrijdden de schrijvers hun energie en creativiteit door zichzelf  formele beperkingen (of contraintes) op te leggen. Het concept van de potentiële literatuur was geboren.


 Wat blijft er na zestig jaar over van die beweging en hoe staat het met de potentiële literatuur buiten Oulipo? DEM onderzocht het en richtte een Nederlandstalige afdeling van Oulipo op onder de naam WEPOLILALA, Werkplaats voor Potentiële Literatuur van de Lage Landen. Onder anderen Maud Vanhauwaert, Maarten Inghels, Tonnus Oosterhoff, Xavier Roelens, Dean Bowen, Lisa Huissoon, Lotte Lola Vermeer, Betül Sefika Özdemir en Han van der Vegt kregen de opdracht om Oulipiaans materiaal aan te leveren. Zoals steeds vind je daarnaast een hoop interessante essays én ook een exclusief interview met twee échte Oulipiens:  Pablo Martín Sánchez en Clémentine Melois.

De bekendste Oulipien? George Perec!

Van 18 tot 20 oktober 1974 posteerde GEORGES PEREC zich in het Café de la Mairie in Parijs, dat uitkijkt op de Place Saint-Sulpice. Hij stelde zich tot doel alles te noteren wat hij waarnam. Het resultaat is ‘Tentative d’épuisement d’un lieu parisien’. Een Nederlandse vertaling van Kiki Coumans verscheen enkele jaren geleden in een voortreffelijke uitgave bij Uitgeverij Vleugels.

Abonnee-actie!

Neem nu een abonnement en krijg er gratis Perecs POGING TOT UITPUTTENDE BESCHRIJVING VAN EEN PLEK IN PARIJS bij (winkelwaarde: 20 euro). Profiteer van een uitzonderlijk aanbod: slechts 40 euro (Nederland en de rest van Europa: 45 euro) voor vijf DEM-nummers en Perecs boek.

DEM 176: ANGST

Cultuur van angst. Socioloog Frank Furedi had er begin dit millennium een bestseller mee, inmiddels leven we er met z’n allen volop in – het boek is wellicht beter. En was kunst overigens geen vorm van catharsis, die de angst juist wegneemt?

Maar komt dat zien, hear hear, trek je schrikogen maar verder open: het Theater van de Angst is op wereldwijd tournee, voorstelling ook hedenavond! Entrez entrez, geen horror hier, niet lekker griezelen, nee neen. Dit is echt en onversneden. ‘Het Leven, een Angstaanjagend Schouwspel’, wat u zegt! Er is schrik voor eender wat, voor elk wat wils, maar alle angst komt op hetzelfde neer. Angst als aanrichter van alle Kwaad, de aanzetter tot zonde en geweld, de spoiler van de eeuw.


Angst is macht. Hou de angst vast, dan durf je verder niets meer. Niets meer los te laten. Wij zijn aan angst verslaafd, jawel. Waar zijn we toch zo godsallemachtig bang voor? Angst voor donker, angst voor vreemd en onbekend. Voor alles en het grote Niets. Schrik voor nieuw en raar en abnormaal. De angst niet te voldoen. Angst om onopgemerkt of niet aanvaard, verjaagd, verstoten, niet gehoord te worden. Om uitgebuit, tekortgedaan, misdeeld en opgebrand te worden. Of neergedrukt en aangestaard, uitgejouwd en weggehoond, omgevolkt, van have, goed en eigendunk beroofd te worden.


Om niet gezien te worden om vergeten, verlaten te worden
alleen gelaten te worden alleen alleen


alleen. Hou me vast hou me vast ga niet weg blijf bij mij maar


kom vooral niet dichtbij.


Wie valt nog te vertrouwen, als het in mijn eigen kop niet veilig is? Gevaar loert grijnzend overal. Verdrukt en almachtig, verkrampt en weerbarstig – angstige verbeelding


wordt inbeelding


wordt wereldbeeld.


De mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest, doch dat nimmer op komt dagen.

– Nicolaas Beets

Tot voor kort leken onze collectieve angsten vrij concreet: wapenwedloop, politieke spanning, terrorisme. Je kon je informeren, wegkijken, protesteren. Actie als bezwering van de dreiging. 

Maar wat nu met die onzichtbare, permanent en overal aanwezige gevaren? Een wereldwijde pandemie, klimaat op hol, het einde van de democratie. Hoe sussen en kalmeren we onszelf in deze tijd? Moeten we er maar mee leren om te gaan? Let it go en zo…

Existentiële angst zit in literatuur van alle tijden. ‘Angst essen Seele auf.’ (Fassbinder) ‘Angst is het vruchtwater waarin ik ondergedompeld ben.’ (W.F. Hermans) ‘Ik ben voor bijna alles bang geweest.’ (M. Vasalis). ‘Angst is de grondstemming van ons bestaan.’ (Heidegger) ‘Ik ben bang.’ (X)

Maar hoe gaan auteurs (en lezers) om met horror vacui vandaag, met de dreiging van een totalitair systeem of hoogst individuele vervreemding? Schrijven we om de angstpsychose te bedwingen en tegelijk vorm te geven? Is lezen escapisme? Zijn complottheorieën onderhand een genre, om de onmacht te bezweren en controle te houden over wat ons ontsnapt? Is de dystopie voorgoed passé nu we collectief bedreigd zijn door het heden?

Maar verder, wat daarna? Is hoop een antidotum tegen de angst? Is wie zijn angst met meditatie of ‘Enjoy the little things!’ bezweert een stoïcijn van deze tijd? Of een neurotische millennial die wegkijkt? Kunnen we verlammende angst te slim af zijn door ineen te krimpen en voor rust te zorgen, maar hoe dan? 

In DEM176 gaan Delphine Lecompte, David Nolens, Elfie Tromp, Daan Heerma van Voss en  (on)bevreesd de confrontatie aan. Michiel Kroese onderzoekt wat we in angstige tijden kunnen leren van de stoïcijnen. Lisette Ma Neza kijkt moedig maar geïntimideerd de toekomst in. Emy Koopman pleit voor de omhelzing van de angst, Roderik Six laat angst liefdevol smelten en Sylvie Marie ziet hoop gloren. Rokus Hofstede vertaalde teksten van Henri Roorda uit een angstaanjagende eeuw geleden, ook de periode waarin Wolfgang Borchert in Duitsland schreef.  

Het beeldmateriaal komt van Sadrie Alves , een jonge Braziliaans-Belgische kunstenares en vormgeefster.

Op 20 mei 2021 was het precies 100 jaar geleden dat de Duitse schrijver Wolfgang Borchert (1921-1947) in Hamburg geboren werd. Wij presenteren in DEM176  twee korte verhalen en enkele fragmenten uit zijn beroemde toneelstuk Draußen vor der Tür in een nieuwe vertaling. In mei 2021 werd hij in zijn geboortestad herdacht tijdens verschillende manifestaties en evenementen. Ook Deus ex Machina doet mee en zal Borcherts werk confronteren met dat van enkele van zijn Nederlandstalige tijdgenoten. If God and corona permit …

PEN Vlaanderen selecteerde voor ons twee langere gedichten van de Belgisch-Koerdische auteur Hosheng Ossi. En zoals steeds eindigen we met enkele sterke vrije inzendingen: poëzie van Peter Ampe en Peter Theunynck en drie korte verhalen van respectievelijk A.R. Eriks, Levi Jacobs en Renske van den Broek.


Wolfgang Borchert: schrijven met de dood op de hielen

Exact 100 jaar geleden werd Wolfgang Borchert (1921-1947) geboren. Dit wordt in zijn geboortestad Hamburg uitgebreid gevierd. Ook wij van DEM doen mee. Op zaterdag 22 mei confronteren we Borcherts werk met dat van enkele van zijn Nederlandstalige tijdgenoten tijdens een gestreamde voorstelling vanuit Hamburg en Antwerpen. In DEM176 publiceerden we al enkele vertalingen; speciaal voor dit feestweekend tracteren wij u op twee extra vertalingen: ‘De keukenklok’ en ‘De treurige geraniums’.

De keukenklok

Ze zagen hem al van ver afkomen, want hij viel op. Hij had een heel oud gezicht, maar door de manier waarop hij ging, zag je dat hij pas twintig was. Hij ging op de bank zitten, met zijn oude gezicht naar hen gericht. En dan liet hij zien wat hij bij zich had.

Dat was onze keukenklok, zei hij en hij keek allen die op de bank in de zon zaten, een voor een aan. Ja, ik heb ze nog gevonden. Ze was er nog.

Hij hield een ronde klok die zo wit was als een bord voor zich en hij depte met zijn vinger de blauw geschilderde getallen af.

Ze heeft verder geen waarde, zei hij verontschuldigend, dat weet ik ook wel. En ze is ook niet echt mooi. Ze lijkt op een bord, zo een met witte lak. Maar de blauwe getallen zien er toch nog mooi uit, vind ik. De wijzers zijn natuurlijk maar uit blik. En die werken ook niet meer. Neen. Van binnen is ze kapot, dat staat vast. Maar ze ziet er nog uit als altijd. Ook wanneer ze niet meer werkt.

Hij maakte met zijn vingertop een voorzichtige kring langs de rand van het uurwerk. En hij zei zachtjes: en zij is wat nog rest.

Zij die op de bank in de zon zaten, keken hem niet aan. Een keek naar zijn schoenen en de vrouw keek in haar kinderwagen. Dan zei iemand:

U heeft alles verloren?

Ja, ja, zei hij vrolijk, beeld u in, echt alles! Alleen die is overgebleven. En hij stak de klok opnieuw omhoog, alsof de anderen haar nog niet kenden.

Maar ze werkt toch niet meer, zei de vrouw.

Neen, neen, dat niet. Kapot is ze, dat weet ik wel. Maar voor de rest is ze toch nog helemaal zoals anders: wit en blauw. En opnieuw toonde hij hen zijn klok. En het mooist van al, ging hij opgewonden verder, dat heb ik u helemaal nog niet verteld. Het mooiste komt namelijk nog: ze is om half drie blijven stilstaan. Wat denkt u daarvan?

Dan werd uw huis zeker om half drie door een bom geraakt, zei de man en hij schoof gewichtig zijn onderlip naar voren. Zoiets heb ik al vaak gehoord. Wanneer de bom inslaat, blijven de klokken stil staan. Dat komt door de druk.

Hij keek naar zijn klok en hij schudde superieur zijn hoofd. Neen, beste meneer, neen, daar vergist u zich. Dat heeft niets met de bommen te maken. U moet niet altijd over de bommen praten. Neen. Om half drie was er iets helemaal anders, dat weet u niet. Dat is namelijk de grap, dat ze juist om half drie is blijven stil staan. En niet om kwart na vier of om zeven. Om half drie kwam ik namelijk altijd thuis. ’s Nachts, bedoel ik. Bijna altijd om half drie. Dat is juist de grap.

Hij keek de anderen aan, maar die hadden hun ogen van hem afgewend. Hij vond ze niet. Toen knikte hij naar zijn klok: toen had ik honger, nietwaar? En ik ging altijd meteen naar de keuken. Toen was het bijna altijd half drie. En dan, dan kwam mijn moeder. Ik kon nog zo zacht de deur opendoen, ze had mij altijd gehoord. En als ik in de donkere keuken iets om te eten zocht, ging plots het licht aan. Dan stond ze daar in haar wollen jas en met een rode sjaal om. En op blote voeten. Altijd op blote voeten. En bovendien was onze keuken betegeld. En mijn moeder maakte haar ogen heel klein, omdat het licht voor haar te helder was. Want ze had al geslapen. Het was immers nacht.

Opnieuw zo laat, zei ze dan. Meer zei ze nooit. Alleen: opnieuw zo laat. En dan warmde ze mijn eten op en keek toe hoe ik at. En ze schuurde met haar ene voet tegen haar andere, omdat de tegels zo koud waren. Schoenen trok ze ‘s nachts nooit aan. En ze zat zo lang bij mij tot ik genoeg had. En dan hoorde ik ze nog de borden wegzetten, als ik in mijn kamer het licht al had uitgedaan. Elke nacht ging het zo. En meestal om half drie. Het  was heel vanzelfsprekend, vond ik, dat ze ’s nachts rond half drie in de keuken het eten voor me maakte. Ik vond dat heel vanzelfsprekend. Ze deed dat altijd. En ze heeft nooit meer gezegd dan: opnieuw zo laat. Maar dat zei ze elke keer. En ik dacht dat dat nooit zou stoppen. Het was vanzelfsprekend voor mij. Dat was het altijd voor mij geweest.

Een ademtocht lang was hij heel stil op de bank. Dan zei hij zachtjes: en nu? Hij keek de anderen aan. Maar hij vond ze niet. Toen zei hij de klok zachtjes in het witblauwe, ronde gezicht: nu, nu weet ik dat het het paradijs was. Het echte paradijs.

Op de bank was het heel stil. Toen vroeg de vrouw: en uw familie?

Hij glimlachte verlegen: ach, u bedoelt mijn ouders. Ja, die zijn ook mee weg. Alles is weg. Alles, stel u voor. Alles weg.

Hij glimlachte de een na de ander verlegen aan. Maar zij keken hem niet aan.

Toen stak hij de klok weer in de hoogte en hij lachte. Hij lachte: enkel zij hier. Zij is er nog. En het mooie is  dat ze uitgerekend om half drie is blijven stilstaan. Uitgerekend om half drie.

Toen zei hij niets meer. Maar hij had een heel oud gezicht. En de man die naast hem zat, keek naar zijn schoenen. Maar hij zag zijn schoenen niet. Hij dacht heel de tijd aan het woord paradijs.

De treurige geraniums

Haar neus ziet eruit alsof hij er aangenaaid is, dacht hij. En hij ziet er helemaal niet uit als andere neuzen. Eerder als een vrucht uit de tuin. In hemelsnaam! dacht hij, en die neusgaten! Die zijn volledig asymmetrisch verdeeld. Die horen zonder enige harmonie bij elkaar. Het ene is eng en ovaal. Het andere gaapt als een afgrond. Donker en rond en ondoorgrondelijk. Hij nam zijn zakdoek en depte zijn voorhoofd.

Het is zo warm, niet waar? begon ze.

O ja, zei hij en hij keek naar haar neus. Die moet er aangenaaid zijn, dacht hij opnieuw. Hij komt zo vreemd over in haar gezicht. En hij heeft een heel andere tint dan de rest van haar huid. Veel intenser. En haar neusgaten zijn werkelijk zonder harmonie. Of van een totaal andere, nieuwe soort harmonie, viel hem in, zoals bij Picasso.

Ja, begon hij opnieuw, denkt u ook niet dat Picasso op de juiste weg is?

Wie? vroeg ze, Pi -ca –?

Nee, dan niet, zuchtte hij en hij zei vervolgens plots zonder overgang: u heeft ooit een ongeval gehad?

Wat bedoelt u? Vroeg ze.

Tja, dacht hij hulpeloos.

Ah ja, bedoelt u omwille van mijn neus.

Ja, uw neus.

Nee, die was altijd al zo. Ze zei dit heel geduldig: die was altijd al zo.

Jeetje! had hij bijna gezegd. Maar hij zei enkel: oh, echt waar?

En behalve dat ben ik ook een uitgesproken harmonische mens, fluisterde ze. En je moet eens weten hoe graag ik symmetrie heb! Ziet u mijn twee geraniums bij het venster. Links staat er een en rechts staat er een. Volledig symmetrisch. Nee, gelooft u mij, innerlijk ben ik helemaal anders. Helemaal anders.

Vervolgens legde ze haar hand op zijn knie en hij voelde haar verschrikkelijk intense ogen tot in zijn achterhoofd gloeien.

Ik ben ook volledig voorstander van het huwelijk, voor het samenleven, zei ze zachtjes en ietwat beschaamd.

Vanwege de symmetrie? zei hij per ongeluk.

Harmonie, verbeterde ze hem welwillend, vanwege de harmonie.

Natuurlijk, zei hij, vanwege de harmonie.

Hij stond op.

Oh, u vertrekt?

Ja, ik – ja.

Ze begeleidde hem naar de deur.

Van binnen ben ik toch helemaal anders, begon ze nogmaals.

Ach ja, dacht hij, jouw neus is onredelijk. Een aangenaaide onredelijkheid. En hij zei luidop: innerlijk bent u zoals de geraniums, bedoelt u. Volkomen symmetrisch, nietwaar?

Ze daalde de trap af, zonder om te kijken.

Ze stond bij het venster en keek hem na.

Toen zag ze hoe hij onderaan bleef staan en met zijn zakdoek zijn voorhoofd afbette. Een keer, twee keer. En vervolgens nog een keer. Maar ze zag niet dat hij opgelucht grijnsde. Dat zag ze niet, omdat haar ogen onder water stonden. En de geraniums, die waren net zo treurig. In ieder geval roken ze zo.

Wolfgang Borchert, Das Gesamtwerk. Herausgegeben von Michael Töteberg unter Mitarbeit von Irmgard Schindler. Reinbek bei Hamburg: Rowohlt Verlag, 2019. Vertaald door Wim Michiel. Foto Borchert: @Borchertarchiv Staats- und Universitätsbibliothek Hamburg.