Het gevaar van debuteren: Thomas Claus over zijn schrijversambities

Deus Ex Machina laat in elk nummer een auteur aan het woord die terugblikt op zijn debuut. Voor nr. 135 rond Imago en Biografie spraken we met Thomas Claus, die over dat onderwerp een aardig mondje kan meepraten. We publiceren dit exclusieve interview uit het nummer integraal op de website. Voor meer boeiende visies en verhalen over het imago van de schrijver, raden we u aan de goede boekhandel op te zoeken en Deus Ex Machina in huis te halen!

thomas‘Ik voel me als opgejaagd wild’

Thomas Claus leverde begin dit jaar met de kloeke roman ‘Lucas Somath’ zijn eersteling af. Het boek gaat over een jonge veertiger die al jarenlang vruchteloos probeert om zichzelf en zijn dilemma’s te beschrijven in een boek. Claus noemt Somath zijn eigen mister Hyde en het boek een doos van Pandora. De kritiek was echter snoeihard. Vooral Frank Hellemans (Knack) en Mark Cloostermans (De Standaard) kwamen erg giftig uit de hoek. Deus Ex Machina vroeg zich af hoe Thomas nu, een half jaar later, op zijn debuut terugblikt. 

Laat ons beginnen bij het begin. Waarom heb je dit boek in de eerste plaats geschreven?
Dat is een zeer moeilijke vraag. Nauwelijks beantwoordbaar. Eigenlijk is het een volstrekt  overbodige vraag, vind ik. Als ik kijk naar de schrijvers die mij interesseren, blijven ze wat betreft hun motivering naar de buitenwereld toe zeer summier. Verantwoording is trouwens nergens voor nodig. Als ik dan toch een antwoord moet verzinnen, vermoed ik dat mijn eersteling er vooral kwam  om mijn vader op passende wijze van antwoord te dienen. Dat antwoord kon ik alleen maar geven in het veld waarin hij thuis was. Overigens het enige veld waar hij echt thuis was. Meer althans dan in de intieme, huiselijke arena. Een tweede reden waarom ik het boek schreef, heb ik te danken aan mijn verbeten zoektocht naar de meest relevante manier om mezelf uit te drukken. Tien jaar lang probeerde ik het in de beeldende kunst zonder het gewenste resultaat te bereiken.

In de talkshow Phara liet je verstaan: ‘Dit is nog maar een introductie’. Wat bedoel je daar precies mee?
Daarmee wilde ik vooral benadrukken dat mijn debuut geen bevlieging is en dat er hoe dan ook rekening met mij zal moeten gehouden worden. Misschien deed ik dat ook wel om mezelf een beetje onder druk te zetten. Ik ben niet discreet langs een zijpoortje de literatuur binnengeslopen maar heb meteen de voordeur ingetrapt met een boek waaraan ik zes jaar lang zwoegde. Uiteraard is het de bedoeling om verder te gaan op de ingeslagen weg.

Nu is het boek er. Je hebt er zware kritiek op gekregen. Ben je er nu, achteraf bekeken, nog tevreden over?
Ik denk niet dat het aan mij is om daarover te oordelen. Als ik zeg dat ik tevreden ben, zou men mij zelfgenoegzaamheid kunnen verwijten. Ben ik dat niet, vindt men mij wellicht arrogant. Weet je, ik voel me een beetje als opgejaagd wild. Als ‘zoon van’ word ik door sommigen blijkbaar niet geacht om zelf te schrijven. Nu goed, ofschoon men mij al vooraf had gewaarschuwd voor de negatieve kritieken had ik ze toch wel inhoudelijker onderbouwd verwacht. Quasi geen enkele kritiek had te maken met wát ik schreef, maar alles met wié ik ben.

Je relatie met je vader was niet bijster goed. Nu ook in de pers wordt geopperd dat je alvast geen Hugo Claus bent, moet dat toch bevrijdend werken?
Uiteraard. Die katharsis was ongetwijfeld ook nodig. Je moet je voorstellen dat ik al sinds mijn prille jeugd door het leven ga als ‘zoon van’. Wat ik deed was volstrekt irrelevant, wie ik was des te meer. Terwijl ik aan dat laatste helemaal niets kan veranderen! Zoiets heeft merkwaardige repercussies op zowel je zelfontplooiing als je zelfbeeld. Je bent immers twee personen tegelijk en dat creëert een vreemd soort gespletenheid. En hoewel dat idee artistiek best wel vruchtbaar klinkt, is het vooral een zware last om te torsen.

Heb je na al die negatieve recensies überhaupt nog zin om door te gaan met schrijven?
Jazeker. Ik voel het aan als een innerlijke noodzaak en ik broed al op een tweede boek. Ik ben er nog niet aan begonnen maar eens enkele privé-aangelegenheden zijn afgerond, vang ik er opnieuw mee aan. Dat tweede boek zal trouwens compleet anders zijn dan het eerste. Wellicht zal ik bedachtzamer te werk gaan bij de constructie ervan. Het zal klassieker qua opbouw en insteek zijn.

Je tweede boek wordt dus een roman. Al ooit nagedacht over een dichtbundel?
Ik heb inderdaad al wat gedichten liggen, maar ik voel me nog niet rijp om met een bundel naar buiten te komen. Voor mij moet alles ontstaan op een organische manier. Als ik mezelf forceer om iets af te werken, lukt het gewoonweg niet. De noodzaak moet er zijn. Ik vind het vaak pijnlijk om te zien hoe sommige bekende auteurs op automatische piloot lijken te werken. Die mensen  schrijven op puur métier maar hebben eigenlijk niets meer te zeggen. Dan gaat het om handel en niet meer om kunst en dan hoeft het voor mij niet meer. Ik vind dat je er beter het zwijgen toe doet als je niets meer te vertellen hebt. Zo vermijd je dat je jouw eerdere parels kapotmaakt.
Tja, ik heb nu eenmaal de grootste moeite met de middelmaat. Liever grandioos falen dan iets af te leveren waarover volstrekt neutraal geoordeeld wordt.  

Zijn er lessen die je getrokken hebt uit de kritieken?
Neen. In feite wacht ik nog steeds op genuanceerde kritiek. Die zou trouwens voor mij zeer vruchtbaar kunnen zijn. Ik heb immers gesproken met een aantal mensen die mijn boek wél interessant vonden. Ook het zwartgallige karakter, de gefragmenteerde structuur en de komische toon van de roman intrigeerde hen. Alleen jammer dat dit nauwelijks aan bod kwam in de kritieken. Tot nu toe is er vooral flink met modder gegooid.

Heb je er nooit over nagedacht om onder een pseudoniem te schrijven?
Dat is eerlijk gezegd nooit in me opgekomen. Dan zou het lijken alsof ik rekening hield met mijn naam en afkomst. Iets wat ik in het verleden trouwens al meer dan genoeg heb gedaan. Ik wilde me niet langer verbergen. Het is uiteraard wel een fascinerende gedachte omdat je je kunt afvragen hoe het boek dan onthaald zou zijn. Misschien moet ik dat maar eens doen bij mijn tweede boek? (lacht)

Als je alles opnieuw mocht doen, zouden er dingen zijn die je anders zou aanpakken?
Een moeilijke vraag. Maar ik denk van niet.

En als je vader nog geleefd zou hebben, zouden de dingen dan anders gegaan zijn?
Ik vermoed van wel. Ik ben ervan overtuigd dat de kritieken een stuk milder zouden geweest zijn. Maar dan louter uit respect voor hem. Zeker niet voor mij! Wat Frank Hellemans schreef in Knack*, is ronduit vreselijk. In feite speculeert hij op de manier waarop mijn vader op mijn boek zou gereageerd hebben. Dat is uiteraard volstrekt van de pot gerukt. Anderzijds benadrukt zo’n absurde uitlating natuurlijk wel de mate waarin mijn vader zijn stempel drukte op de naoorlogse Vlaamse roman. Alsof die alleen maar kon gedijen onder het goedkeurende oog van Hugo Claus.

 Tot slot: welk advies zou je willen geven aan debutanten in spe die omwille van imago of identiteit geen onbeschreven blad meer lijken?
Zoek het vooral niet te ver maar graaf je diep in je eigen gevoelswereld in. Wees je bewust van de  manier waarop ‘de werkelijkheid’ gemanipuleerd wordt. Lees zoveel mogelijk wereldliteratuur alvorens je te bekommeren om de modieuze tendensen die de media maar al te graag voorschrijven. Last but not least: doe je eigen ding en trek je niets aan van kritiek. Die komt er onvermijdelijk  maar is meestal onbeduidend.

(‘Papa Hugo draait zich in zijn graf om van plaatsvervangende schaamte’ Knack, 17 maart 2010 )

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *