DeM n°147 – POLITIEK NUMMER

1525029_674152005968319_1157122912_n


VOORWOORD

 

‘Wat jaag jij weer langs ons heen? Blijf toch staan, Woyzeck. Jij rent door de wereld als een open scheermes. Wij snijden ons aan jou.’ Met wat goede wil kan je een politiekliterair programma afleiden uit de woorden die de Hauptmann in Georg Büchners Woyzeck (1837) het gelijknamige hoofdpersonage achternaroept. ‘Als een scheermes door de wereld lopen’ – het zou het artistieke credo van de auteur zelf geweest kunnen zijn. Georg Büchner (1813-1837) is in ieder geval een dankbare figuur om een themanummer over literatuur, politiek en engagement mee in te leiden. Büchner (wiens 200ste geboortejaar in België en Nederland tamelijk onopgemerkt voorbijging) was politiek actief, verrichtte pionierswerk op het vlak van mensenrechten en schreef een betrekkelijk klein oeuvre bij elkaar (drie toneelstukken, een onafgewerkte novelle en een politiek pamflet) alvorens hij in 1837 op amper 23-jarige leeftijd aan tyfus overleed. Meer nog dan andere auteurs die sterk met maatschappelijke betrokkenheid geassocieerd worden, is Büchner een politieke schrijver. Hij was de revolutionair die literatuur schreef en de schrijver die op de barricaden stond. Büchner verkeerde in staat van oorlog met zijn onder sociale hoogspanning staande omgeving en reageerde hierop buitengewoon creatief en origineel. Hij groeide op in een tijd waarin armoede geen uitzondering, maar regel was. Zijn revolutionaire, door de radicale vleugel van de Franse Revolutie gevoede engagement vertaalde zich in een toen zelden gezien verzet tegen maatschappelijke én literaire regels. Büchners politieke betrokkenheid was een strijd voor een rechtvaardigere samenleving, zijn oeuvre een zoektocht naar een vorm die aan zijn verontwaardiging over zoveel onrecht het best gestalte gaf – een vorm waarmee men in de negentiende eeuw overigens geen raad wist. In de loden jaren zeventig van de vorige eeuw was het bon ton om Büchner in verband te brengen met de Rote Armee Fraktion. Mocht hij anderhalve eeuw later geleefd hebben, dan zou hij, zo beweerden onder anderen Erich Fried en Thomas Brasch, schouder aan schouder met Baader, Meinhoff, Ensslin en Raspe de kapitalistische vijand bekampen en het vuur aan de lont steken.

 

Hoe dan ook, van het revolutionaire vuur van Büchner blijft op het eerste gezicht in onze eenentwintigste-eeuwse letteren maar weinig over. Ann De Craemer vat het verderop in deze DEM als volgt samen: ‘Men zegt dat in de literatuur niets moet. Dat literatuur een speelplaats is met een grillige plattegrond waarop de mooiste bouwwerken verrijzen wanneer de absolute vrijheid er meanderend haar weg kan zoeken. Men zegt dat aan literatuur geen eisen mogen worden gesteld, en dat voor de edele kunst der schrijverij slechts één wet geldt: alles mag; niets moet.’ 

 

Wij volgden bij het samenstellen van dit nummer over literatuur, politiek en engagement twee sporen. Ten eerste kozen we als uitgangspunt de beroemde regels uit Bertolt Brechts gedicht ‘An die Nachgeborenen’: ‘Was sind das für Zeiten, wo / Ein Gespräch über Bäume fast ein Verbrechen ist / Weil es ein Schweigen über so viele Untaten einschliesst!’ (‘Wat zijn dat voor tijden, waarin / Een gesprek over bomen haast een misdrijf is / Omdat het een zwijgen over zoveel wandaden inhoudt!’) Brecht schreef deze verzen in de jaren dertig van de vorige eeuw, toen het voor hem duidelijk werd dat het Derde Rijk op de Tweede Wereldoorlog aanstuurde. Na Brechts dood werden ze verschillende keren voor andere doeleinden ‘gebruikt’, onder andere om het regime in de toenmalige DDR te bekritiseren. Belangrijk is dat deze versregels het onderscheid tussen twee literatuuropvattingen op scherp stellen en dat Brecht (die, overigens, enkele uitstekende gedichten over bomen geschreven heeft) aanvoelt dat de ‘finstere Zeiten’ waarvan sprake is in zijn gedicht, de kunstenaar dwingen om positie te kiezen. Wij als redactie denken dat wij – en, toegegeven, nu gaan we misschien iets te kort door de bocht – ook in zulke tijden leven en dat zelfs de meest wereldvreemde estheet zich niet kan (blijven) afsluiten van wat er rondom hem gebeurt. Wij vroegen aan een tiental auteurs om – met Brechts versregels in het achterhoofd – iets te schrijven over ‘literatuur en engagement’. Thema en vorm mochten ze zelf kiezen. Meer dan de helft van de auteurs ging voor een beschouwende tekst. Jeroen Theunissen schreef een essay over Julio Cortázar, Peter Venmans over de romans van Ayn Rand en Ann De Craemer over literatuur, engagement en sociale media. Didi de Paris vertrok bij zijn bespiegeling over literatuur en betrokkenheid vanuit zijn vriendschap met Elvis Peeters, terwijl Celia Ledoux – heerlijk tegendraads – bekent dat ze in het diepst van haar gedachten ‘over crèmes en kaviaarrecepties schrijft’. Marc Legendre voert in zijn graphic story ‘De stem van het volk’ een welbespraakte amateur-recensent op. Thomas Blommaert schreef een reportage over de ‘mannen van de vuilkar’ en hun strijd tegen de privatisering van hun dienst. Anne Provoost reisde naar Armenië en raakte er in gesprek met een ‘welopgevoede man’. In haar zoektocht naar het meest geschikte middel om aan haar verontwaardiging over zijn uitspraken vorm te geven, kwam ze uit bij ‘Stuk’, een dialoog gebaseerd op gesprekken die werkelijk hebben plaatsgevonden maar verdicht werden tot een kort stuk theater. Peter Mangel Schots schreef een lang gedicht over Rachel Corrie, een Amerikaanse activiste die op 23-jarige leeftijd in Gaza overhoop werd gereden door een gepantserde bulldozer van het Israëlische leger. Zijn tekst wordt geïllustreerd door fragmenten uit de dagboeken en e-mails van Corrie. 

 

Het tweede spoor dat we volgden leidde naar het verleden, toen de band tussen literatuur en engagement iets vanzelfsprekender was dan tegenwoordig. Cyrille Offermans schreef een essay over ‘de lotgevallen van het ander proza’ in de jaren zestig. Max Moragie haalde het werk van de vergeten auteur Enno Develing van onder het stof. Ludovik Manivelle schreef een tekst over idealisme en betrokkenheid ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Greet Bauweleers ging op zoek naar politiek niet-correcte beelden in het Middelheimmuseum. De foto’s bij Bauweleers’ bijdrage zijn van Lin François. Verder nog poëzie van Hans Magnus Enzensberger en Horst Bienek in een vertaling van A.G. Christiaens, een kort verhaal van de Armeense schrijver Hratsja Saribekjan (gevolgd door een nawoord over de Armeense genocide door vertaalster Anna Maria Mattaar) en werk van Leen Pil. Als uitsmijter krijgt u nog een selectie uit de in De Morgen gepubliceerde Achterafgedichten van Ruth Lasters, Delphine Lecompte, Max Temmerman, Maarten Inghels en Michaël Vandebril. In dit als een politiek pamflet vormgegeven nummer (met o.a. vier verschillende, gestencilde covers) staan gevraagde en ongevraagde inzendingen – zonder enig ‘hiërarchisch’ onderscheid – door elkaar. 

 

Over literatuur, politiek en engagement werd al eindeloos gepubliceerd. Haast elke schrijver heeft wat dit betreft zo zijn eigen ideeën. De kans is dan ook niet onbestaande dat een themanummer hierover inhoudelijk naar alle kanten uitwaaiert. De nieuwe DEM is niet anders. Toch is er misschien één ding dat alle auteurs in deze DEM met elkaar verbindt. Om het met de woorden van Rainer Werner Fassbinder, beeldenstormer en onversneden Büchneriaan, te zeggen: ‘Man muss zumindest versuchen zu beschreiben, was man nicht verändern kann.’ Je moet tenminste proberen te beschrijven wat je niet kan veranderen. 

 

Wij wensen u een geëngageerd 2014! 

De redactie.

 

1521971_674929942557192_1658588652_n

 

INHOUD

 

Peter Venmans   –  Ayn Rand of het einde van de politiek.

Jeroen Theunissen   –  Raad van de oppercronopio.

Anne Provoost   –  Stuk.

Thomas Blommaert    –  De mannen van de vuilkar.

Cyrille Offermans   –  Wat er op het spel staat Over de lotgevallen van het ‘ander proza’, in vogelvlucht.

Max Moragie   –  Streven naar de opperste waarachtigheid. Enno Develing en het einde van de roman.

Ann De Craemer   –  Literair engagement 2.0

Celia Ledoux   –  In het diepst mijner gedachten schrijf ik over crèmes en kaviaarrecepties.

Greet Bauweleers   –  Niet politiek correct: gecontesteerd koloniaal erfgoed en een lege sokkel.

Peter Mangel Schots   –  Rachel.

Ludovik Manivelle   –  Grooter dan een dichter ooit kan zijn.

Didi de Paris   –  Elvis & ik.

H.M. Enzensberger   –  Blindelings.

Horst Bienek   –  Richtlijnen voor krantenlezers.

Leen Pil   –  Gedichten.

Hratsja Saribekjan   –  Geef de blinde wat de blinde toekomt.

Achterafgedichten   –  Delphine Lecompte, Michaël Vandebril, Ruth LastersMax Temmerman & Maarten Inghels

Marc Legendre   –  Stem van het volk.

 

 

DeM n°147 verschijnt eind januari 2014.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *