Wedstrijd: stad Sint-Truiden (ingezonden bericht)

Gezocht: schrijvend talent! 

Je hebt er zeker al eens stiekem van gedroomd om ooit een beroemd schrijver of dichter te worden! Maar je kreeg nooit de kans om je schrijvend talent aan de buitenwereld te tonen?

Tijd dus om die kans te grijpen! Kruip in je pen en neem deel aan de literaire prijzen van de stad Sint-Truiden editie 2010. Stuur een origineel gedicht in voor de Guido Wulms poëzieprijs of een spannend verhaal voor de Hendrik Prijs-prijs voor korte verhalen. Twee schrijfwedstrijden speciaal gericht naar niet-gevestigde auteurs en jong talent. Jarenlange schrijfervaring is dus niet vereist, enkel de goesting om te schrijven en een mooie dosis inspiratie.

Inzenden kan tot en met 15 april 2010. De uitreiking vindt plaatst op zaterdag 4 december 2010.

Reglement en info: Bert Flossie, cultuurbeleidscoördinator, Capucienessenstraat 8, 3800 Sint-Truiden, bert.flossie@sint-truiden.be

Lezersbrief: ‘Goe bezig!’

De redactie kreeg gisteren een lezersbrief binnen met de boodschap:

Geachte,

Hierbij enkele overpeinzingen bij lectuur van het zogetitelde overbodige nummer van D.E.M. van december2009
Geheel vernaculair zou ik zo zeggen :
Goe Bezig!, Nie pleuje!
M.a.w. : een voorspoedig en geslaagd 2010, succes in al uw ondernemingen, wat D.E.M. betreft : ad multos annos.

Omdat de redactie dergelijke feedback en eigen gedachtenstromen apprecieert, bij deze de overpeinzingen:

D.E.M 130-dec 2009 / Overbodig Nummer 

Enkele notities 

Culturele en Literaire Tijdschriften(verdrerop CeLT-tijdschriften geheten) zonder degelijke webstek zullen allicht verdwijnen. In dit opzicht moeten ook literaire en/ofculturele tijdschriften, voorzover ze ipso facto organisch vergroeid zijn met hun onmiddellijke en verdere omgeving(‘Umwelt’) de e-wereld niet schuwen, maar als nieuwe opportuniteit zien met eigen mogelijkheden en beperkingen, en zelfs nog steeds en tot nader order behoorlijk wat groeipijnen. Ik denk daarbij aan de voor mij oogopenende ervaring die ik mocht beleven bij de kennismaking met een autentiek fascikel van de Gutenberg-Bijbel. Men drukte nog lange tijd teksten zoals voorheen monniken in scriptoria hun manuscripten vervaardigden, om die dan te laten verluchten en inbinden. Pas generaties later werden de nieuwe drukmogelijkheden ten volle benut, zonder het manuscript volledig te verdringen. Tot op vandaag trouwens wordt heel wat eerst manuscripturaal gedaan eer de tekstverwerker van stal wordt gehaald. In de non-fictie is het pas vrij recent dat teksten elektronisch kant en klaar volgens een voorgegeven format  over het web moeten worden aangeleverd. Twee nieuwere evoluties zijn het printen on demand, wat de aflevering betreft, en het rechtstreeks voeden van de printbesturing of webstek, wat de toelevering betreft.

Dat tijdschriften komen en gaan, hangt samen met hun organisch karakter en dito verwevenheid met de hun relevante evenzeer organische omgeving. Terecht wordt  Deus ex Machina als voorbeeld gesteld wat betreft inhoud en vormgeving van zowel de gedrukte als elektronische verschijningsvorm. Houden zo! 

Met of zonder uitgebouwd webplatform kunnen de zogenaamde CeLT-tijdschriften wel degelijk het debat voeden : bijv. circuleert rond Streven een wolk van leesgroepen, ttz. mensen die elkaar regelmatig opzoeken ter bespreking van artikels van het tijdschrift. 

Naast het organisch karakter van CeLT-tijdschriften dat hun voortbestaan als genre waarborgt, is er ook een wat technisch, misschien zelfs synisch argument dat ik bij de stromingsleer haal :

In de stromingsleer kent men als belangrijke singulariteiten ‘sinks’(putten, waarin de vloeistof verdwijnt en ‘wells’(bronnen, waaruit de vloeistof opborrelt) sinks en wells hebben eigen, typische stromingspatronen. Het overgrote merendeel van gedrukte en elektronische media zijn louter sinks, waarin het mooie en creatieve van het uniek menselijke taalvermogen onherroepelijk wegzinkt in de modder (hier mogen we wel niet vergeten dat juist in de modder de witte waterlelie geworteld is). CeLT-tijdschriften zijn verademende, welkome bronnen waaruit die uniek menselijke talige en andere culturele creativiteit opborrelt. Alleen al het naakte feit dan ‘sinks’ niet kunnen blijven bestaan zonder ‘wells’ doet hopen dat er hoe dan ook een toekomst blijft voor CelT-tijdschriften. 

Persoonlijk vind ik CeLT-tijdschriften in brede zin te waardevol om ze na lectuur te archiveren en te zien staan blinken op de plank.

Na mezelf op tijd en stond te laven aan het verfrisende van Deus ex Machina, Streven, De Poëziekrant, Het Liegend konijn, en bij uitbreiding Plots, Eisner( in brede L-zin CeLT, gelet op de doorbraak van de graphic Novel ;in onze 2-dimensionale beeldcultuur wordt : lezen meer en meer een 2D-ervaring!), daarnaast ook de oogopenende National Geographic, Le Monde Diplomatique( in brede C-zin CeLT , gelet op dewereldverwevenheid : de wereld, ons dorp, is nu reeds cultureel bepalend en wordt dat nog meer), tot slot Natuurwetenschap en Techniek(( eveneens in brede C-zin CeLT, gelet op de impact van wetenschap en techniek op alle aspecten van ons leven!) geef ik de nummers steevast door via lerarenkamer of aan kennissen allerhande. Het nut van geld ligt in hetcirculeren ervan ; dit geldt onverkort ook voor dit soort tijdschriften vind ik.
 

Bernard Boone, Heverlee, 10/01/10

‘Treur niet, de verlossing is in u’: de kerstwens van Jeroen Overstijns

Zoals bedlegerigen, banken, betrapte baanrenners en parenclubs zonder leden hebben ook literaire tijdschriften een probleem. Vermoedelijk weten ze dat zelf maar al te goed. Een gesprek met een redacteur over een goed boek, macro-inflatie, de ophanging van een Audi, de anorexia van Ann Van Elsen en premies voor dakisolatie, wij stellen ons daar zonder veel moeite iets prettigs bij voor. Bij Ann van Elsen zelf ook trouwens, als ze tenminste niet te mager wordt. Maar vraag een redacteur niet naar het wel en wee van zijn tijdschrift. Na misschien een aarzelende start, een droge kuch, een zucht, vochtige ogen die zich even ten hemel richten in de ijdele hoop dat de verlossing misschien toch daar vandaan zal komen, zetten de sluizen zich gegarandeerd open en vloeit de bagger over de velden. Het veld waarop wij, cultuuroptimisten van nature en uit ervaring, net nog rondliepen met droge voeten en een gezonde nieuwsgierigheid naar de ander. Vandaar onze vraag dus. Waarvan we nu al spijt hebben.

Over gesprekken met redacteurs van literaire en vooruit, in één moeite door, ook de culturele tijdschriften, hangt steevast een doem, zo zwart als de hoeren. Een doem die zegt: nu gaat het misschien nog net, maar straks is het echt gedaan. Met mij en met mijn tijdschrift. En in één moeite door ook met de beschaving, want die dingen vallen vanzelfsprekend samen. Althans in het wereldbeeld van de redacteur. Dan verwijst hij naar de even doorwrochte als veronachtzaamde essays die hij in het laatste nummer nog publiceerde. Het vergeten debuut van die Oezbeekse schapendrijver, een multimediale tekstfotodialoog van de experimentalist die nog bij Roland Barthes studeerde, gedichten van een hoogst oorspronkelijke nieuwe stem uit Zonhoven en eindelijk de vlammende waarheid over dat laatste boek van Tom Lanoye, iets wat in de boekenbijlagen van kranten natuurlijk al lang niet mag meer geschreven worden. Maar wel nog bij ons, mijnheer. Wij redigeren des avonds teksten, wij plakken zegels, wij vloeken op drukkers, wij wegen debutanten en mijmeren over een schoner bestaan. Wij lopen op de brandende kolen van de culturele hel. En wat krijgen we daarvoor terug? Tweehonderddertien ontrouwe abonnees, plus negen gratis exemplaren voor de redactieleden, het Vlaams Fonds voor de Letteren en het kabinet van de minister. In de ijdele hoop dat hij ooit eens een nummer vol instemming doorbladeren zal, wanneer zijn chauffeur hem ’s avonds na het sluiten der dingen van de verlichte binnenstad zachtjes terugvoert naar de rand. Wij doen promotie voor ons tijdschrift mijnheer, wij staan op beurzen en versturen losse nummers. Wij vragen subsidies aan en wonen vergaderingen bij. Wij mailen ons een ongeluk. En nog niemand die ons ziet staan. Drie bezoekers had onze website deze week. Onze buurvrouw is drukker bezocht.

Het zal allemaal wel. En niemand die ontkent dat het hard labeur is, zo een tijdschrift. Niemand die je dat veelvoud aan lezers niet gunt. Maar let’s face it. Ze waren er niet, ze zijn er niet en ze zullen er volgend jaar ook niet zijn. Meer nog, niet geschraagd door enige empirische analyse maar gedreven door ons betrouwbaar buikgevoel durven wij beweren dat meer dan de helft van uw abonnees het tijdschrift doorbladert, opzij legt voor het volgende weekend, de volgende vakantie, en enkele maanden later ongelezen archiveert. Dan hebben we het niet eens over de armtierige gebruiksfrequentie van de exemplaren die terechtkomen op rekken van openbare bibliotheken in Minderhout en Gullegem. Doe de volstrekt onwetenschappelijke maar hoogst correcte proef. Kijk naar uw redactie, bekijk het percentage echt actieve leden, en bedenk: maximaal hetzelfde percentage abonnees zal een van de artikels lezen die wij hier nu betasten en bewerken. Aan de waarheid, hoezeer u zich daarvoor ook achter dat slinkende stapeltje abonnees kan verschuilen, ontkomt u niet: zo een literair of cultureel tijdschrift, u doet het enkel voor uzelf.

En daar moet u nu even niet om zeuren. Want bekent u toch. U doet het uiteindelijk toch ook voor uzelf? En niet voor uw lezer. U doet het omdat u met uw tijdschrift lekker comfortabel de meest individuele selectie kan maken van uw meest individuele voorkeur. Ten hoogste is uw tijdschrift de grijze optelsom van de meest individuele voorkeuren van het actieve deel van uw redactie. U doet het misschien omdat u cultureel prestige wilt, uit macht der gewoonte of omdat het leven nu toevallig zo gelopen is. Terwijl u het zich afvroeg, is de lezer langs de achterdeur buiten gelopen. Omdat uw tijdschrift niet vertrok van de vraag wat die lezer verlangt, want het antwoord zou eerder dan tot een andere redactionele politiek leiden tot een existentiële crisis die alleen kan eindigen met het sluiten der boeken. Waarna het stof weer kan neerdalen over de dingen, onverstoorbaar zonder genade. Literaire tijdschriften zijn zwak gesubsidieerd als je ze naast theatergezelschappen legt, maar wij kennen niet veel beter gesubsidieerde creaclubs. Doe weer eens een proefje. Hoeveel minuten gingen in uw vorige redactievergadering naar de discussie over wat de lezer wil? En hoeveel minuten over de subsidies? Een glazen bol hebben we niet. Maar iets zegt ons: de subsidies winnen. En u marginaliseert, langzaam maar zeker. U verliest uw draagvlak. Jammer voor de energie die u investeert. En subsidies blijven niet eeuwig duren. Dat zou trouwens pas een maatschappelijke schande zijn.

Vanzelfsprekend gaan wij hier even kort door de bocht, om de discussie van enig contrastvloeistof te voorzien. Een discussie over de vraag: verarmt het culturele landschap als we onze middelen concentreren op drie tijdschriften? Of op vijf websites en één jaarboek met de beste stukken van het jaar? Die discussie zijn de tijdschriften aan zichzelf verplicht. Niet onder de vorm van een werkgroep die tot warrige conclusies leidt en weer een vervolgwerkgroep. Nee, vraagt u zich eens af: is Vlaanderen even gelukkig zonder mijn wankele periodiciteit? En mijn huwelijk gelukkiger met of zonder mijn eeuwige deadlines, met of zonder mijn gesleur en getrek. Loop vooruit op de nieuwe minister en doe zelf die duidelijke aanbeveling. Schrap, hergroepeer, digitaliseer en wees vooral streng voor uzelf. Wij maken ons sterk dat een flinke uitdunning van het landschap geen enkele culturele impact zou hebben. Die drie literaire debutanten per jaar worden door uitgevers wel op andere manieren opgepikt. Zeker nu het internet nieuwe mogelijkheden biedt. Zonder noemenswaardige meerkost meteen en altijd bij iedereen in de huiskamer! Uw eerste abonnee in Zimbabwe! En geen gedoe met abonneegelden! In één klap je bereik met factor tienduizend verhoogd! Met dezelfde hoeveelheid zweet! En je kunt nog steeds redactievergaderingen houden om van huis weg te zijn. Wat houdt u nog tegen? Op naar een nieuwe wereld.

Jeroen Overstijns, redacteur De Standaard

uit Deus ex Machina, nr 130: Overbodig nummer

‘Literaire tijdschriften zijn overbodig!’

naamloos2

DEM nr. 130,Inleiding:

Het debat over het nut en de toekomst van literaire tijdschriften is er, is er altijd geweest en zal er altijd zijn. Met de regelmaat van de klok – soms zelfs nog frequenter dan de regelmaat waarmee de literaire tijdschriften zelf verschijnen- weerklinken in kranten, tijdschriften en op weblogs kritische stemmen over waar het met een literair tijdschrift naartoe moet. De uitspraken gaan van ‘Het literair tijdschrift is momenteel een kasplantje’ uit monde van wetenschapper Lisa Kuitert naar een regelrecht ‘Oprollen, die bende!’ zoals Karel Berkhout in het NRC Handelsblad deed. Heel recentelijk nog zette een Groningse student Bart Temme het literaire wereldje op stelten door in zijn eindwerk uitspraken te doen in de zin van ‘de literaire tijdschriften hebben hun functie verloren’.

 Omdat de discussie zo prangend is,  speelt Deus Ex Machina advocaat van de duivel en zet het debat centraal in dit nummer. Je zou de editie van dit tijdschrift een ‘anti-editie’ kunnen noemen, of nog erger een ‘overbodigheidsnummer’. Misschien delven we met dit nummer wel ons eigen graf? We laten immers veel stemmen aan het woord die tegen onze winkel spreken. Toch, veel slechter kunnen we er niet van worden. Als we moeten sterven, sterven we bij deze tenminste waardag. En zo noodlottig zijn we niet eens, integendeel, bijleren is de boodschap. Niet alleen voor Deus ex Machina, maar voor alle redacteurs die hun vrije tijd in het maken van literaire tijdschriften stoppen, voor alle lezers die willen weten waar het nu eindelijk om te doen is, en voor alle beleidsmakers die zich afvragen wat de criteria voor literaire tijdschriften moeten of kunnen zijn om over te gaan tot het uitdelen van subsidies.

 De focus in dit nummer bestaat uit drie delen. Vooreerst laten we enkele ‘experts uit het literaire veld’ aan het woord om hun mening te uiten over de problematiek. De Standaard-redacteur Jeroen Overstijns zet daarbij meteen de toon voor wat volgen gaat en voorziet de discussie, zoals hij het zelf zegt, van wat contravloeistof. In een tweede stadium gaan we bij onszelf te rade en wroeten we onder meer in het verleden van Deus ex Machina zelf om te weten waar we mee bezig zijn. In een derde en laatste fase vragen we de lezer naar zijn mening. En ja, uiteraard zijn de resultaten eye-openers.

 O ja, indien het u allemaal niet interesseert, of indien u gewoon liever gespaard wilt blijven van al te harde conclusies, bladert u dan maar gerust door naar de vrije bijdragen of de rubrieken van dit nummer. We hebben immers geleerd dat u deze zaken evenzeer smaakt als het thema waaraan een literair tijdschrift is gewijd. Misschien ontdekt u wel nieuw talent en kunt u besluiten: ‘Kweekvijver? Natuurlijk is het literair tijdschrift een kweekvijver. Kijk hier maar eens naar!’

 We kruisen onze vingers,

De redactie

Dit jaar onder uw kerstboom: twee nummers van Deus Ex Machina tegelijk!

naamloos2naamloosDit jaar doet Deus Ex Machina met Kerstmis iets extra voor je. De post zal je met niet een, maar met twee nummers verrassen. ‘Leuk’, kan je zeggen. Toch, het allerleukste is dat deze twee nummers elkaars spiegelbeeld kunnen genoemd worden. Ze verschillen van elkaar als de dag van de nacht.  Terwijl nummer 130 het bestaan van het literaire tijdschrift en dus ook zichzelf compleet in twijfel trekt, gaat nummer 131 net datgene doen wat literaire tijdschriften plegen te doen: onbekende literatuur, in dit geval de Marokkaanse, in het spotlicht zetten. U zult zich met kerst in ieder geval niet vervelen.

Deus Ex Machina neemt afscheid van Erik Verhaar en is op zoek naar een nieuwe boekhouder/redacteur

Erik Verhaar, één van de sterkhouders van de redactie van Deus Ex Machina, heeft besloten het tijdschrift te verlaten. Erik hield zich, naast de samenstelling van vele nummers, ook vooral bezig met de website de boekhouding. Kortom, Erik was dé duizendpoot die een literair tijdschrift vandaag de dag goed kan gebruiken. Na vijf jaar ‘dienst’ vindt hij dat het tijd is voor verandering. Wij bedanken hem voor al zijn inzet en wensen hem heel veel succes toe in de toekomst!

Bij deze staat bij Deus Ex Machina een vacature open voor boekhouder-redacteur.  In een wereld vol administratie heeft een vzw als Deus Ex Machina iemand nodig die het overzicht kan bewaren en orde op zaken kan stellen. Dat is dan ook de prioriteit in deze vacature. De man of vrouw in kwestie zal de boekhouding van Deus Ex Machina onder de hoede krijgen en wordt gevraagd deel te nemen aan de vergaderingen van het tijdschrift. Heb je een hart voor literatuur en kan je uit de voeten met cijfers? Aarzel dan niet om ons te contacteren via info@deusexmachina.be.

Let wel: het gaat hier om vrijwilligerswerk. Een grote dosis enthousiasme is dus vereist. Aan de andere krijgt de uitverkorene wél de kans om mooie ervaring op te doen en een inkijk te krijgen in de wereld van het literaire tijdschrift.

Redactrice Sylvie Marie wint Gouden Aap

wim-helsen-sylvie-marie406DEM-redactrice Sylvie Marie is huisdichter van het weekblad HUMO geworden. Ze werd de winnares van de poëziewedstrijd Humo’s Gouden Aap, een wedstrijd voor aankomende dichters jonger dan dertig jaar. Op het festival De Nachten kreeg ze vrijdag de prijs uit handen van Guy Mortier. Uiteraard vinden wij Humo een fantastisch tijdschrift (al kan het natuurlijk niet tippen aan het onze) en daarom feliciteren we Marie graag van harte.

Op de website van Humo bulkt het intussen van Sylvie Marie. Hier vind je een interview en twee filmpjes die ze maakte met Wim Helsen. Hier vind je een column van haar.

Bezoek de Mendestentoonstelling in ’t Profijtelijk Boeksken

mendesDe voorstelling van het nieuwe Deus Ex Machinanummer is achter de rug. Van een succes mag wel gesproken worden. Een geïnteresseerd publiek, sappige verhalen en een enorm boeiend dubbelinterview, een betere gelegenheid kon Deus Ex Machina zich niet wensen om zijn nieuwste numer voor te stellen. Deus dankt dan ook Het Genootschap van Vlaamse Misdaadauteurs (GVM) en het Profijtelijk Boeksken voor de fijne samenwerking.

Mensen die er niet bij zijn geweest, niet getreurd, in ’t Profijtelijk Boeksken, Wolstraat 1, 2000 Antwerpen, kan je de tentoonstelling rond Bob Mendes nog enkele weken bezoeken. Uiteraard vind je er ook het nieuwste nummer van Deus Ex Machina.

Deus Ex Machina nr. 129 is uit! Wees erbij op de voorstelling!

covermisdaadThrillers hebben meer in petto dan een spannende plot! Het klinkt logisch, maar dat is het bijlange niet. Misdaadliteratuur wordt immers dikwijls alleen maar goed bevonden als het bloedstollend is, dat terwijl dergelijke literatuur veel meer te bieden heeft dan dat. Bovendien kijkt ‘het literaire wereldje’ maar al te vaak eens met een scheef oog naar de misdaadliteratuur: ‘Spannende boeken, ja, maar literatuur? Verre van!’ Om de misdaadauteurs te verdedigen, hebben uitgevers dan maar de term ‘literaire thriller’ uitgevonden… een doekje voor het bloeden.

In het nieuwe nummer van Deus Ex Machina wordt deze kwestie doorgelicht. Auteurs zoals Stan Lauryssens en Bavo Dhooge en critici zoals John Vervoort komen aan het woord. Het nummer is tegelijk ook een Bob Mendes-special. Mendes is, naast Geeraerts, een van de meest succesvolle en ook meest inhoudelijke Vlaamse misdaadschrijvers. Een aantal aan hem gewijde artikelen toont aan dat zijn romans heel wat meer te bieden hebben dan die obligate paar uur ontspanning.    

 

 

 

 Om voldoende weerklank aan het nummer te geven, wordt het nu donderdag ook voorgesteld. Vanaf 20 uur is iedereen welkom in antiquariaat ’t Profijtelijk Boeksken, Wolstraat 1, 2000 Antwerpen. Auteur en DEM-redacteur Max Moragie zal er de auteurs Bob Mendes en David Danish interviewen. Tegelijk wordt ook een kleine tentoonstelling over Mendes geopend. Daarna is er uiteraard tijd voor een drankje!

 

mendes

Winnaar enquête bekend en nieuwe winnaars gezocht!

Gedurende de maand september liep er op deze site een lezersenquête. Elke deelnemer die zijn contactgegevens toevoegde, maakte kans op een jaarabonnement. De enquête is nu afgelopen en een onschuldige kinderhand werd gevonden… De winnaar?

Koen Valentyns uit Brecht, België!

Koen mag weldra een eerste nummer verwachten in zijn brievenbus.

Voor zij die nu naast de prijzen grijpen, geen paniek, Deus ex Machina deelt af en toe wel eens een abonnement uit. Zo zijn we voor het nummer  dat in juni 2010 verschijnt, nog op zoek naar nijpende vragen omtrent het schrijverschap. Stuur je vraag in een originele formulering naar lies@deusexmachina.be en win… jawel, een jaarabonnement!

Joost Vandecasteele grijpt naast de prijs, Celia Ledoux nog in de running

HBUDTHet Andere Boek zit er weer op. Voor Deus ex Machina was het een mooi weekend. De stand was populair, er werden vlot nummers verkocht en de gratis brochure met daarin enkele smaakmakers uit de voorbije nummers was alomtegenwoordig. Van meer konden we niet dromen. Hoewel, toen zondagavond door de vakjury de prijs voor het beste artikel werd uitgereikt, kruisten we toch onze vingers. Joost Vandecasteele was met ‘Waarom ik doe wat ik doe’ uit het DEM-nummer 127 immers één van de vier genomineerden. Joost greep naast de trofee, de familieleden van wijlen Patricia de Martelaere mochten de prijs in ontvangst nemen. Met  Bestaat U? had ze in DW B een meesterlijk filosofisch stuk geschreven over het godsbeeld. Een terechte winnaar dus en tegelijk een mooi eerbetoon.

Het prijzenjagen is echter nog niet voorbij. Op www.detijdschriften.be kunt u nog tot 15 oktober stemmen voor de publieksprijs. Deus ex Machina is voor die prijs vertegendwoordigd met het stuk Speed Monologue , geschreven door Celia Ledoux in het nummer 126 dat als thema ‘Verslaving’ heeft. De tekst past helemaal in het thema en voert u van de ene hallucinatie naar de andere.

Stemmen dus!