Over nr. 122: Open source en sampling

samplingZoals muzikanten vandaag de computer als hulpstuk gebruiken om op de achtergrond van hun eigen exploten Nina Simone en Jim Morisson een duet te laten zingen, zo heeft ook de hedendaagse auteur begrepen dat recyclage een goede tekst niet schaadt. Lanoye bewerkte de koningsdrama’s in Schoen Vlaamsch, Peter Verhelst weefde met zijn proza een web van intertekst en maakte van het lezen een spel van ontdekken en herkennen. Sampling is niet nieuw. Ook Hadewijch parafraseerde bijvoorbeeld graag de Bijbel, en de vele teksten die uit de dierenfabels van Aesopus gegroeid zijn, doen vermoeden dat zelfs de geschiedenis van de oude literatuur er een was van vertellen en hertalen.

Wat dan met dat auteursrecht? Christian De Koninck legt het in dit nummer haarfijn uit. Zijn essay kan gelezen worden als een reactie op het speciaal voor dit nummer vertaalde essay De extase van de beïnvloeding van Jonathan Lethem. Lethem gooit de grenzen open met zijn standpunt dat waar voorheen nog de voorzichtigheid van het intellectuele eigendomsrecht gold, nu elke vorm van beïnvloeding moet kunnen. Hij daagt de auteur uit zich zonder de minste remmingen toe te eigenen wat hem inspireert en dit een nieuwe, eigentijdse vorm te geven.

Vier prozaschrijvers en vier dichters namen op onze vraag hun literaire voorbeelden onder handen en pikten zich een weg naar de originaliteit. Erik Jan Harmens, Tsead Bruinja, Norbert De Beule en Mustafa Stitou leverden gedichten, Christiaan Weijts, Thomas Blondeau, Annelies Verbeke en Bart Koubaa produceerden verhalen waarvan hier en daar een zin verdacht bekend klinkt. Bruinja pakt naar gewoonte een Fries gedicht aan, Harmens samplet voor de verandering zichzelf, Stitou doet iets verrassends met twee niet zo heel bekende teksten en De Beule slaat, in navolging van Pessoa, aan het boekhouden. De prozaschrijvers trekken nog wat verder de absurditeit in: u leest een meesterlijke gedaanteverwisseling van Blondeau, een eindeloze kroegentocht van Koubaa, de mond van Verbeke en de Shakespeare-chatbox van Weijts.

Aanvullend op dit nieuwe werk vindt u ook de intrigerende tekst Nog een verhaal van Ingo Schulze. Een anonieme verteller samplet in dit verhaal onder andere de treinreis die Imre Kertész en Peter Esterházy van Wenen naar Boedapest maakten, zich ondertussen verliezend in biografische verwijzingen en perspectiefwisselingen. Uiteraard moest ook het tegenwoordig erg actuele flarf-genre, poëzie die via zoekmachines op het Internet gegenereerd wordt, in dit nummer vertegenwoordigd worden. Flarf-poëzie wordt geweven door via google trefwoorden in te geven. Elk woord levert een aantal omschrijvende zinnen op die als autonome dichtregel worden gebruikt. Onlangs ontstond de allereerste Nederlandstalige flarf-bundel, maar het genre is van oorsprong Amerikaans. Michael Magee, een van de grondleggers, gaf ons de toelating voor de vertaling van een aantal van zijn gedichten uit de cyclus My Angie Dickinson, samen met de verhelderende tekst “Wat is een Internetschrijver?” Het dossier sampling wordt meesterlijk afgesloten door Tom Nys, die ons meeneemt door de krochten van zijn herinnering om te achterhalen hoe en wanneer het samplen eigenlijk ontstaan is. Gepassioneerd heeft hij het over zijn eerste liefde, de dancemuziek, en vertelt hij hoe die voor hem een wereld opende van obscure tracks, smoezelige deejays, hip hop, samplers en niet te vergeten natuurlijk het copyright. In een diepgravend essay gaat hij op zoek naar de essentie van popmuziek en belandt hij in een wereld die misschien nooit bestaan had zonder een minimale vorm van plagiaat.

Zestien jaar na zijn overlijden is oud-DeM-redacteur, schrijver en criticus Leo Geerts wat vergeten. Onterecht, zo vonden wij. We vroegen Johan Vandenbroucke terug te blikken op zijn voorbeeld als criticus en om ‘s mans oeuvre aan een kritische blik te onderwerpen. Een paar brieven uit Leo Geerts’ correspondentie tonen aan dat vergetelheid soms onterecht kan zijn. We starten ook met een nieuwe rubriek, In de luwte, waarin publicaties die niet via de gebruikelijke recensiekanalen werden opgemerkt hun verdiende aandacht krijgen. Beeldend kunstenaar en essayist Kris Gevers werpt een verhelderende blik op Nachtschip Night van Marguerite Duras en bezorgde ook een schilderij dat u als poster in dit nummer terugvindt. Vertaler Rokus Hofstede leverde nog een extra intense, korte tekst van Duras.

En als kers op de taart beginnen we met een tweede nieuwe rubriek, Klein Gedrukt, waarin we telkens een onafhankelijke, kleine uitgeverij in de spotlights zetten. De aftrap is voor de Calamaripress, een small press uit New York, die een frisse symbiose nastreeft tussen tekst en beeld. U leest een fragment uit de bevreemdende roman Part of the World van Robert Lopez, twee korte verhalen uit Poste Restante van Derek White en een paar hoofdstukken uit Good Brother, de literaire droomwereld van Peter Markus.

De redactie

MEER OVER HET OPEN SOURCE EN SAMPLINGNUMMER VIND JE HIER

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *