Ode aan het non-conformisme – Michiel Kroese

Samensteller en DEM-redacteur Michiel Kroese schreef voor het decadentienummer een essay over decadente literatuur. We publiceren hier een fragment. 

 

Ode aan het non-conformisme – over decadente literatuur

beyonce-feministToen ik onlangs les gaf over muziek, waren er verschillende leerlingen die dweepten met Beyoncé. Ze begonnen spontaan liedjes van haar te zingen, en meegesleept door hun eigen enthousiasme dansten ze door heel de klas. De sfeer zat goed. Toen ze weer wat rustiger werden, vroeg ik waarom ze Beyoncé zo fantastisch vonden. Vreemd genoeg betrof een eerste reactie geen oordeel over haar muziek, maar over haar levensstijl. Een leerlinge vond Beyoncé een voorbeeld voor vrouwen. Ik vroeg haar op welke manier Beyoncé haar voorbeeldfunctie dan waarmaakte. Het antwoord: Beyoncé is getrouwd met haar grote liefde, Jay-Z, is haar man seksueel trouw, geeft een goede opvoeding aan haar kinderen, gebruikt nooit drugs, is fier op haar vrouw zijn en, als Afro-Amerikaanse, op haar afkomst. Ze verdient heel veel geld, ook niet onbelangrijk, én ze besteedt een deel ervan aan ‘goede doelen’. De andere leerlingen knikten instemmend. Als leerkracht hoefde ik blijkbaar niet veel ‘normen en waarden’ meer bij te brengen. Job gedaan, iedereen tevreden naar huis. Toch was ik niet tevreden. Er klopte iets niet. Dus ik vroeg door. Wat sprak de leerlingen nu het meest aan: de muziek van Beyoncé of Beyoncé als rolmodel? Het antwoord kwam meteen: als rolmodel. Opnieuw instemmend geknik van de andere leerlingen. Ze voegden er wel aan toe dat ze natuurlijk ook de muziek fantastisch vonden, maar haar voorbeeldgedrag en haar boodschap droegen toch het meest bij tot haar X-factor. Daar is natuurlijk niets mis mee. Integendeel. Als Beyoncé de aandacht voor vrouwenrechten en black power doet toenemen is dat alleen maar prijzenswaardig. Toch zat ik met een dubbel gevoel. Om meer
duidelijkheid te krijgen stelde ik dezelfde vraag in een andere klas, en er ontwikkelde zich een gelijkaardig scenario. Tijdens deze discussie begon het mij te dagen dat de nagenoeg unanieme consensus over de voorbeeldfunctie van Beyoncé wel eens tijdelijk zou kunnen zijn. Ik besefte dat Beyoncé elk moment iets ‘verkeerd’ zou kunnen doen, waardoor ze uit de gratie zou kunnen vallen. Ze zou bijvoorbeeld voor de camera’s een iets te harde tik kunnen geven aan een van haar kinderen, betrapt kunnen worden op het
gebruik van cocaïne, of plots cosmetica kunnen dragen, waarvan achteraf blijkt dat die getest is op dieren, waarna dierenrechtenactivisten nogal luid aan de alarmbel zouden trekken. Kortom: haar imago zou schade oplopen. Het werd mij steeds duidelijker wat mij al de hele tijd dwars zat: de discussie over wat goede of slechte muziek is, verliep in morele termen. De gehanteerde criteria waren niet esthetisch, maar ethisch. Kortom: het ging niet over muziek. Het imago van de muzikant betreft niet alleen de levenswijze, maar ook de boodschap die spreekt uit het werk zelf. Veel ‘consumenten’ verlangen en verwachten van artiesten dat ze een moraal voorschotelen. Een kunstwerk zou dan moeten tonen, of zelfs voorschrijven, hoe er geleefd moet worden. Meer algemeen: kunst moet van de wereld een betere plaats maken. Dit is een opvatting over kunst die al lang leeft, vandaag bijna mainstream lijkt te worden, en waarschijnlijk zal blijven bestaan. Veel leerlingen vertelden me dan ook dat goede muzikanten een ‘boodschap’ moeten hebben. Ik wees toen op het bestaan van instrumentale muziek, zoals de meeste klassieke muziek,of dat je ook muzikanten hebt die zingen over seks, drugs en geweld. Wat betreft de instrumentale muziek reageerde een leerling dat ook schoonheid als zodanig de mensen beter kan maken. Opnieuw consensus onder de leerlingen. En de muzikanten die zingen over seks, geweld en drugs willen gewoon aandacht, of zijn een beetje gestoord. Wat ik als leerkracht van mijn leerlingen geleerd had, maakte mij niet echt gelukkig. Ook ik wil dat de wereld een betere plaats wordt, maar ik verwacht dat niet van kunst. Mijn favoriete muzikanten, schrijvers of regisseurs waren bijna allemaal outcasts, non-conformisten, decadenten, libertijnen, freaks en misfits. Ze werkten niet oriënterend, maar desoriënterend. Hun werk prikkelde mijn zintuigen, ontwrichtte mijn wereldbeeld, bracht me in een roes. Een goed boek of goede muziek werkt visceraal, dringt binnen als een mokerslag, brengt je van slag. Je verbeelding slaat op hol. Je beseft dat niets ooit echt gewoon vanzelfsprekend is. De opvatting dat kunst geen moraal bevat is niet nieuw. Ze bestaat al zolang er kunst wordt gemaakt. Maar de meest radicale theoretische onderbouwing kwam er vooral met de decadenten, die deze gedachte tot de kern van hun
poëtica verhieven. Oscar Wilde heeft het kernachtig verwoord in zijn veel geciteerde voorwoord van The Picture of Dorian Gray:

‘There is no such thing as a moral or an immoral book. Books are well written or badly written. That’s all.’

Het is opvallend dat dit inzicht nog steeds niet is doorgedrongen. Integendeel, het moralisme in de kunst, en zelfs buiten de kunst, is nog nooit zo alomtegenwoordig geweest als vandaag.

VERVAL

Bij het woord ‘decadent’ denk ik spontaan aan een schranspartij. Slempende mensen die liggen aan een groot banket met een overvloed aan eten dat door halfnaakte mensen wordt opgediend. Het woord doet denken aan genot, exces, frivoliteit en ook wel aan iets ludieks. Al bij al aangename gedachten. ‘Decadentie’ roept ook negatieve connotaties op, zoals spilzucht, oppervlakkigheid, luiheid en losbandigheid. Het woord werd aanvankelijk ook in deze negatieve betekenis gebruikt. Einde negentiende eeuw werd een aantal schrijvers door critici aangevallen en gekarakteriseerd als decadent. ‘Decadent’ betekent letterlijk ‘verval’, en wees op het verval van de westerse cultuur, waar de werken van die schrijvers symbool voor zouden staan. In hoofdzaak waren het schrijvers van Franse origine die schreven over degeneratie, exces, perversie, erotiek en wreedheid. Ze hadden lak aan het moralistische oordeel van de critici en begonnen de negatieve benaming te gebruiken als een ereteken voor hun werk. De negentiende eeuw staat bekend als de eeuw van de vooruitgangsoptimisten, zoals Auguste Comte en Karl Marx. Het geloof in de maakbaarheid van de samenleving werd geruggesteund door de zich steeds sneller ontwikkelende wetenschap. Maar het ontstaan van de burgerlijke maatschappij, zoals die nu nog steeds bestaat, deed ook het conformisme toenemen. Mensen begonnen zich allemaal op dezelfde manier te gedragen en de waarde van objecten werd meer en meer uitgedrukt in financiële termen. Met andere woorden: producten verloren hun intrinsieke waarde en alles werd onderling inwisselbaar. Bovendien nam de kleinburgerlijkheid toe, wat resulteerde in hypocriet moralisme. In de opkomende burgerlijke maatschappij was het belangrijk dat alles beheersbaar, controleerbaar en voorspelbaar is. Menselijke driften moesten dan ook zoveel mogelijk onder controle worden gehouden en ‘genormaliseerd’ worden. Vooral alles wat met seks te maken had werd beschouwd als immoreel en ontwrichtend. In Groot-Brittannië waren het de hoogtijdagen van de Victoriaanse periode, zowat het toppunt van preutsheid. In de rest van Europa was het niet veel beter. Vanuit hun afkeer voor de kleinburgerlijke massa die vooral bezig was met primaire behoeftebevrediging en sociale acceptatie, cultiveerden decadenten een voorkeur voor het buitengewone, het exces en het perverse. En dit zowel in hun persoonlijke leven, als in hun literaire werk. Ze kleedden zich als dandy’s en waren meestal briljante causeurs. Een dandy was niet zozeer een opschepper, maar iemand die de middelmatigheid wilde overstijgen door het cultiveren van elegantie en gratie. Tegelijk had de dandy genoeg humor om zichzelf niet al te serieus te nemen. Het belangrijkste was immers zijn literaire werk. Het dandyisme, dat aanvankelijk vooral een Brits fenomeen was, waaide al snel over naar Frankrijk. Zo was George ‘Beau’ Brummel (1778-1840) een grote inspiratiebron voor Jules Barbey d’Aurevilly (1808-1889). De Franse decadente literatuur had op haar beurt een enorme invloed op het werk van Engelstaligen. Zo werd Oscar Wilde (1854-1900) in grote mate beïnvloed door de roman Á Rebours van J.-K. Huysmans (1848-1907). Er trad dus een vruchtbare kruisbestuiving op tussen de Franstalige en de Engelstalige wereld. De politieke opvattingen van decadente schrijvers liepen ver uiteen. Sommigen waren uitgesproken reactionair en verlangden terug naar een
standenmaatschappij waarin de verschillen tussen aristocraten en boeren duidelijk waren, anderen dweepten dan weer met een totaal anarchisme waarin elk individu volledig zichzelf zou kunnen zijn. Maar de meeste
decadenten bleken uiteindelijk te non-conformistisch om zich blijvend te engageren voor één specifieke politieke ideologie. De decadenten walgden van conformisme. Voor hen betekende het de doodsteek voor individualiteit, schoonheid, levensvreugde en stijl, kortom voor alles wat het leven de moeite maakt. In een burgerlijke maatschappij leven de meeste mensen onder het alziende oordelende oog van de Ander. Wat andere mensen van jou denken, wordt zodoende belangrijker dan wat je zelf verlangt. En dit geldt vandaag nog  steeds. Het toenemende aantal aansporingen op sociale media om ‘jezelf te zijn’, wijst er enkel op dat veel mensen zichzelf juist niet zijn. Het is zoals met geluk: je denkt enkel na over hoe je gelukkig kan worden op momenten dat je ongelukkig bent. Jezelf zijn houdt in dat je ook duistere hartstochten toelaat. Niemand is ooit volledig ‘normaal’. De meeste mensen beschouwen zichzelf als een toonbeeld van rechtvaardigheid en veroordelen al te gemakkelijk anderen vanuit hun ethisch narcisme. De decadenten beseften maar al te goed dat mensen zichzelf zo voor de gek houden. De meeste mensen doen hun uiterste best om netjes over te komen op andere mensen en een goede indruk te maken vanuit de zwakke behoefte om bij de massa te horen. Ze beseffen niet dat ze zo juist heel banaal en middelmatig worden. Mensen zijn soms goed en rechtvaardig, maar dikwijls ook wreed, laf en kwaadaardig. De decadenten erkenden de duistere hartstochten en sublimeerden én cultiveerden deze in hun werk. Ze lieten hun verbeelding vrij en zochten de schoonheid in het perverse, het sensuele en het afwijkende.

(…) 

©Michiel Kroese

Lees het volledige essay in het decadentienummer van Deus Ex Machina.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *