n°137 – Spelende Geesten

137cover

n° 137 – Kunst en wetenschap

 

To myself I seem to have been only like a boy playing on the sea-shore, and diverting myself in now and then finding a smoother pebble or prettier shell than ordinary.           

– Isaac Newton

 

 

De verhouding tussen kunst en wetenschap is er een van aantrekken en afstoten. Wetenschap streeft naar objectieve en onpersoonlijke kennis, terwijl kunst het resultaat is van een subjectieve en persoonlijke verbeelding, zo gaat toch de gemeenplaats. De wetenschapper C.P. Snow had het zelfs over een bijna onoverbrugbare kloof tussen kunst en wetenschap: het waren twee verschillende culturen geworden die bijna niet meer met elkaar konden communiceren.

Toch is niet iedereen het met Snow eens: de schrijver Vladimir Nabokov zei eens dat hij zichzelf graag had vergeleken met de Colossus van Rhodes, die de diepe kloof kon overbruggen tussen de thermodynamica van C.P. Snow en de Laurentomania van F. R. Leavis (Snow’s literaire opponent), als die zogezegde kloof nu maar niet louter een rimpeling in een greppel was geweest, die zelfs een kleine kikker kon overspannen.

Feyerabend beweerde zelfs dat wetenschap kunst was. ‘Wetenschap als kunst’, was zijn uitdagende stelling. Beide hebben gewoon hun eigen stijl. Zowel wetenschappers als kunstenaars, volgens Feyerabend, denken dat ze het over de waarheid of over de echte realiteit hebben, maar eigenlijk blijven ze gewoon in hun denkstijl zitten. Wat ‘waar’ is hangt af van wat je stijl zegt dat waar is. Wetenschap en kunst hebben dus gewoon verschillende waarheden. Ook objectiviteit is ook maar een aspect van een bepaalde stijl. En onder een dun laagje objectiviteit vinden we dikwijls heel wat subjectiviteit.

Ook al is men geen radicaal relativist zoals Feyerabend (‘anything goes’ was zijn motto), de scheidingslijn tussen kunst en wetenschap is niet altijd even strak te trekken. Om het met het begrippenapparaat van Nietzsche te zeggen: er zit meer Apollo in de kunst en meer Dionysus in de wetenschap dan men dikwijls vermoedt.

Een historische blik is één manier om wetenschap en kunst terug bij elkaar te brengen. Zowel kunst als wetenschappen zijn drastisch veranderd doorheen de eeuwen. Terwijl in de Renaissance kunst en wetenschap nog samengingen (denk maar aan Leonardo Da Vinci, of de ontwikkeling van het perspectief), lijken ze nu, in de woorden van Snow, tegenpolen te zijn. Hoe is het zover kunnen komen? En laat de geschiedenis ons mogelijke alternatieve configuraties zien? Niet alleen de ontwikkeling van wetenschap en kunst, maar ook onze visie op wetenschap en kunst, op hun conflictueuze of aimabele verhoudingen, is natuurlijk gevormd door historische stromingen en toevalligheden.

Wetenschap en kunst komen vandaag samen in de technologie. Techniek is een maatschappelijke obsessie waar kunst en wetenschap niet aan ontsnappen. De nieuwste snufjes worden uitgevonden, soms vanuit kunst en design, soms gebaseerd op een nieuwe wetenschappelijke ontdekking. In het design proces komen alleszins esthetische, functionele en wetenschappelijke vragen samen. Zowel de kunsten als de wetenschappen willen met de laatste nieuwe technische snufjes werken, en testen graag de limieten ervan uit.

Nu probeert ook de politiek wetenschap en kunst dichter bij elkaar te brengen. Kunstenaars worden nu verwacht onderzoek te doen, aan de universiteit te studeren en doctoraten te behalen. Gaat dit zomaar? Kan kunst wetenschappelijk worden? Zowel kunstenaars als wetenschappers doen experimenten, maar zijn die wel vergelijkbaar? Hebben wetenschappelijke begrippen zin in de kunsten? Tegelijk moeten wetenschappers hun verbeelding meer laten spelen. Gewone wetenschap is niet goed genoeg meer. Het moeten allemaal clusters van excellentie worden. Maar hoe kan iedereen excellent zijn, tenzij in de verbeelding?

 

In dit dubbelnummer gaan verschillende auteurs in op deze en nog vele andere vragen. We hebben verschillende essays verzameld die allen een bepaald perspectief werpen op de verhouding kunst en wetenschap. Sommige teksten volgen een historische blik, andere geven een filosofische of kunstkritische analyse. Er komen ook kunstenaars en wetenschappers aan het woord.

 

Met bijdragen van Raf de Bont, Geerdt Magiels, Michiel Nys,  Koen Vermeir, Pierre Cassou-Noguès, Ortwin de Graef, Michiel Kroese, Jan Verpooten, Stacy Suy, Angelo Vermeulen, Sofie Onghena, Thomas Brandstetter, Viktoria Tkaczyk, Sigrid Leyssen, Paul Cortois, Stéphane SymonsFlorian Dombois, Priska Gisler, Schirin Kretschmann, Markus SchwanderFrédérique Aït-Touati, Frank Maet en Bruno Latour.

 

Verder vindt u nog proza van László Krasznahorkai, Marco Geldermans, Wim Van Calcar en Arjen van Meijgaard. En u wordt getrakteerd op een gedicht van Bart De Block en vertaalde poëzie van Yan Yun en Amina Saïd. Het nummer wordt afgesloten met de KIJK!-rubriek waarin Anneleen De Coux een gesprek heeft met dichter Roger M.J. de Neef.

.

<< Terug naar het archief

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *