‘J. De Witte’ anno 1999

dewitteIn de weekend-editie van De Morgen loopt al enkele weken de reeks ‘J. De Witte leest‘. Daarin neemt de pseudonieme Nederlandse criticus Jozef De Witte de nieuwe Vlaamse schrijvers van vandaag onder de loep. Van de veelbelovende en/of prijzenwinnende schrijvers zoals Kris Van Steenberge, Griet Op de Beeck, Lara  Taveirne, Ann De Craemer, Roderik Six, Christophe Van Gerrewey, Marnix Peeters en Seppe van Groeningen blijft na zijn analyse niet veel meer heel. J. De Witte probeert in zijn stukjes (want echt doorwrochte tekstlezingen kunnen we ze niet noemen) vooral de marketing rond de vernoemde schrijvers te doorprikken. De nieuwe Vlaamse lichting levert volgens hem middelmatige producten die het vooral moeten hebben van goed getimede mediacampagnes uit de koker van doorgewinterde marketeers.

De Vlaamse literatuurgeschiedenis herhaalt zich blijkbaar want in 1998 kwam er gelijkaardige kritiek op tien schrijvers die hun debuut maakten.  Tijdschrift yang wijdde er zelfs een volledig numer aan.  Deus Ex Machina bracht in 1999 een lang artikel over dit onderwerp dat we hier in tien wekelijkse afleveringen opnieuw publiceren. De debutanten waren: Miguel Declercq, Filip Vergotte, Jos Vos, Christophe Vekeman, Yves Petry, Jef Aerts, Dimitri Verhulst, Erwin Mortier, Rony van Gastel, Luc Deflo.
Deze week: de inleiding.

 

VLAANDERENS HOOP IN BANGE DAGEN

Hilde Proot

 

TIEN PROZADEBUTEN

Eerst het goede nieuws: op instigatie van een verre voorganger heeft onze pas ingezworen Cultuur-excellentie zijn collegae op vakantie gestuurd met een draagtas romans van Vlaamse coryfeeen, zoals Claus, Hemmerechts en Aspe. Ongetwijfeld geeft dit geschenk een creatieve impuls op de kabinetten van dit nu literatuurminnend politiek establishment. En dan het bange nieuws: een shopbox prozadebutanten staat vertrekkensklaar om mee te nemen naar mijn land van Cocagne. Slecht nieuws kun je het niet noemen, zeker niet wat de kwantiteit betreft: tien nieuwe heren – dames zijn er dit keer niet bij – zagen nog voor de herfst hun beginnend schrijverschap bekroond met een prozaboek met veelbelovende flaptekst. De media waren van hun komst op de hoogte gebracht en zo lazen we afgelopen jaar in de boekenbijlagen bijna genante krantenkoppen: ‘Een betere Brusselmans’, ‘Brokstukken van een epos’, zelfs ‘Hoop op oogst o Vlaanderenland’. Sommige auteurs konden bovendien op de belangstelling van Humo rekenen en tijdens de jongste aflevering van het Andere Boek mochten deze ‘Flandriens’ hun schrijfkunst voorstellen aan een groot, maar naar verluidt bijna inslapend publiek.

In Vlaanderen is debuteren een media-event

In Vlaanderen is debuteren in ieder geval een media-event. Maar er broeit verzet. Eind ‘98 kwam het tijdschrift Yang over de brug met het themanummer ‘2002’ waarin Jeroen Overstijns, Hans Vandevoorde en Bert Bultinck danig argumenteerden hoe kwalijk het met de jonge generatie Vlaamse schrijvers is gesteld. Er vielen harde woorden zoals ‘vleesgeworden mediocriteiten van honderdvijftig bladzijden opgesmukte autobiografie’, ‘in een flink deel van de gevallen nog steeds ver beneden elke fatsoensnorm van literaire hygiene’ of verzuchtingen als ‘mijn God, de nieuwe Vlaamse literatoren mogen best wat meer kommaneuken’. Hun valkuilen werden niet alleen literair maar ook filosofisch geduid. ‘Een fascinatie voor het contingente degradeert de Vlaamse roman al voor er ook maar een letter geschreven is’, formuleerde Bert Bultinck. Bovendien werd de literaire overproductie ook markteconomisch geanalyseerd en werd er betoogd dat de verankering tussen uitgeverijen en schrijvende pers de toekomst van jonge auteurs hypothekeren. De brakke hond repliceerde in de lente met een speurtocht doorheen het literaire headhuntersbedrijf, iets wat ook niet bepaald vrolijk stemde vooral omdat Vandevoordes stelling over de macht van de lobby bewezen leek. In het zomernummer van De brakke hond jeremieerde een burned-out Gouden Gids-jurylid tijdens het doorbladeren van 113 manuscripten hoofdzakelijk gedrochten te hebben gelezen. Ook hier hoor je dezelfde treurzang als bij de Yang-journalisten: schrijvers hebben geen echt dwingend verhaal te vertellen, ze zijn autistisch, maskeren hun onkunde achter een pseudo-experimentele stijl. Weinig prettige vooruitzichten. Het meest echter trilden Hans Vandevoordes woorden na: ‘het bespreken van de Vlaamse literatuur is als een straf voor de criticus, even erg als gidsen in Bokrijk voor een kunstcriticus’. Of zijn onheilsprofetie ook dit jaar wordt bewaarheid, oordeelt de lezer zelf. Deus ex Machina helpt u even op weg doorheen deze jongste millesime op zoek naar literaire hoop in bange dagen.

©Hilde Proot

Volgende week: Miguel Declercq, Wat Chloe overkwam 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *