Hedwig Speliers 155

DEM_155_Cover_Def_67-page-001

Het decembernummer van Deus ex machina heeft nog net de eindstreep gehaald in 2015. Wie het nummer in december niet kreeg, krijgt het beslist begin januari in de bus. Het gaat grotendeels over de poëzie van Hedwig Speliers die in 2015 tachtig is geworden.

Vooraf

Nummer 154 van Deus ex Machina stelde de poëtica’s voor van elf min of meer representatieve, min of meer jonge dichters. In dit nummer blikken we terug op de poëzie en de poëtica van Hedwig Speliers, die dit jaar tachtig is geworden. Tachtig maar nog altijd bevlogen, nog altijd vol plannen en even actief als altijd. Dit nummer gaat hoofdzakelijk over de dichter Speliers en daar onlosmakelijk mee verbonden, de poëtheoreticus zoals hij zichzelf graag noemde. Het gaat niet over zijn belangwekkende werk als biograaf (Streuvels, Reve, Maurice de Guérin) of zijn vele essayistische bijdragen en recensies. Daar zou nog een extra nummer voor nodig zijn geweest.
Poëzie en bezinning over het schrijven ervan gingen lange tijd hand in hand. De beschouwing zit ingebakken in zijn poëzie, met telkens weer gedichten met een titel als ‘plaatsbepaling’ of een van de vele varianten daarop. Speliers schreef en zei het zelf vaak genoeg opdat iedereen het zou beseffen: de dichter is een denker. Dat is ook vandaag nog zo, al zijn de strakke scheidingslijnen, de polemische bolwassingen en de kolkende self-defence wat naar de achtergrond verdwenen. De dichter is ouder, en zoals het cliché het wil, ook wel milder geworden. Hij hoeft niets meer te bewijzen, schrijven volstaat en dat doet hij nog dagelijks: de dood is de dag zonder gedicht (Horribile dictu).

U vindt in dit nummer niet alleen gedegen essays van Joris Gerits, Lukas De Vos en Jan M. Meier, die de poëzie en de poëtica vanuit diverse perspectieven onderzoeken en op die manier een beeld schetsen van de positie van de dichter in het Nederlandstalige poëzielandschap. U leest ook enkele korte reflecties van de jonge dichters Lies Van Gasse, Inge Braeckman en Steven Graauwmans, die met hem als lector of recensent te maken hebben gehad. Het is verfrissend om vast te stellen hoeveel respect zij tonen voor de actieve tachtiger, die voor sommige tijdgenoten al in de mestvaalt van de geschiedenis leek opgegaan.

Peter Theunynck belicht een belangrijke activiteit uit de marge van deze schrijver die niet alleen een verwoed dichter is, maar ook een even verwoede briefschrijver. Uit het eindeloze brievenarchief heeft hij een kenmerkende briefwisseling gelicht en nader belicht met de toen nog jonge, beginnende dichter Mark Van Tongele.

Speliers publiceert een fragment uit een autobiografisch en essayistisch brievenboek gericht aan zijn negentienjarige nichtje Filomeen. Uit het interview met Speliers spreekt niet alleen meer mildheid dan voorheen, maar ook meer twijfel, aarzeling, onzekerheid. Het grote gelijk lijkt verder af. Eén aspect is hetzelfde gebleven door de vele jaren heen: schrijven is essentieel, schrijven is de kern van zijn bestaan, schrijven is het echte, het hele leven.

Op de website van Deus ex Machina vindt u o.m. archiefmateriaal (Christine D’haen en Peter Theunynck) en in de komende weken een kleine selectie gedichten van Speliers.

Het themagedeelte wordt aangevuld met (proza)gedichten van Xavier Roelens. Jef Boden vertaalde een essay van de onlangs overleden Zuid-Afrikaanse schrijver Mark Behr over Alice Walkers The Color Purple. Finne Anthonissen vertaalde dan weer twee kortverhalen van de Angolese, in het Portugees schrijvende José Eduardo Agualusa.

De redactie

Een gedachte over “Hedwig Speliers 155”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *