Gedichten van Hedwig Speliers -7-

foto interview 2Na Dreyfus in het dorp komen een aantal gelijkgestemde bundels zoals Ten Zuiden van (1966, pub. 1973. Enkele gedichten uit de centrale cyclus waarin het verloop van de tijd per maand wordt geduid in een reeks zeer korte, krachtige gedichten.

Het veld nabij de jager;
nog om zijn jongen
jankt de hond. En plots,
in het porselein der dorpen
een januari wordt er jarig
en het jaar, des ochtends,
een bijtend doch doortastend
debutant.
————
Meermaals, maart is meerderjarig –
hoor hoe in de honingshagen
zijn kreet meerstemmig kraakt.

Genezend van haar aarzeling
wordt reisgereed de zwaluw
voor dit noorden. En ze nadert.

In wedloop met het licht,
bloemen en vlinders berekenen
de len(g)te van hun vlucht.
————
De mier ligt moe gemeerd
aan de meisteen van de stilte –

dan, als paarden op de polders
pelgrimeren en merelaars
hun omgeving milderen
met madrigalen. Saturnus,

zolang een zon ad interim.
————
Om as en naaf, nooit tot stilstand
komt de revolte van de tijd –

in het memorandum van de dood,
de klaver kleurt en, klem,
tot zenit toe verzengt de zon.
Geaderd als een pols, de polder
graaft zijn muskusrat te water.

Met, in vertikaal besef,
manshoog ons zelfportret
————
Gehard een oligarch, aldus
de storm. Oktober kent hem
en aan den lijve wordt
de wet geproefd. En het geweld.

Tuimelt in het tumult
de van brons beroofde horizont,
wij ronselen rebellen, roekeloos,
tegen de regering van de regen.
————

Een gedachte over “Gedichten van Hedwig Speliers -7-”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *