sonnetten van themis’ hinde
I
De jaren als dagen dunner opgestapeld
worden om haar flanken schraal een landschap
mij ontsnappend en mijn pijl de doelgerichte
nooit stond een onweer zo hoog opgetekend
in haar woordnarcose vrouw verrukkelijk
vroeg mij Themis de godin almachtig
mijn hand met boog en pijl te laden
mijn vingers te bevruchten met de jacht
want wie de ranke schoft kon treffen
kon treffen in de kuilen van haar huid
de hinde met de reuken van wit vel
zou goddelijk worden als een god
zou bezitten de woede van de ochtend
een vinger wijzend op de horizont.
Uit: Een bruggehoofd (1962), p. 37
Een gedachte over “Gedichten van Hedwig Speliers -4-”