Debuteren in Vlaanderen (4): Dimitri Verhulst en Erwin Mortier

Deus Ex Machina nam in 1999 de maat van de nieuwe veelbelovende generatie schrijvers van toen. Miguel Declercq, Filip Vergotte, Jos Vos, Christophe Vekeman, Yves Petry, Jef Aerts, Dimitri Verhulst, Erwin Mortier, Rony van Gastel, Luc Deflo werden gewikt en gewogen in een lang essay:  VLAANDERENS HOOP IN BANGE DAGEN van Hilde Proot. We brengen het essay in 5 afleveringen, de inleiding vindt u hier, aflevering 1 (Miguel Declercq en Filip Vergotte), hier, aflevering 2 (Jos Vos en Christophe Vekeman) hier, aflevering 3 (Yves Petry en Jef Aerts) hier.

Deze week: Dimitri Verhulst en Erwin Mortier

 

Dimitri Verhuist, De kamer hiernaast, Contact, Amsterdam – Antwerpen, 1999

dimitri verhulst DEM910007‘Familie, ze maken je kapot,’ formuleerde Adriaan van Dis in één van zijn beste hoofdstukken. Dimitri Verhulst (1972) echter overleeft zijn familie bij gratie van zijn schrijverschap. Als kind al besefte hij dat juffrouw Christine hem dringend moest leren lezen en schrijven. ‘Het leven ging pas beginnen als ik de woorden kende. Dat was het. Ik was nog klein en voor de echtheid ongeboren. Ik kon mijn treurigheid nog steeds haar naam niet geven.’ Hij wou immers dringend noteren ‘hoe het was om: niet te zijn’ en greep intuïtief naar de literatuur als reddingsboei: ‘Poëet zijn, journalist van het ongebeurde.’ Geletterd Vlaanderen mag juffrouw Christine eeuwig dankbaar zijn deze bolleboos het ganse alfabet te hebben geleerd. De kamer hiernaast presenteert zich als een verhalen-bundel, maar kan even goed een roman genoemd worden. De verhalen over de groeipijnen van kwajongen Dimitri Verhuist, grootgeschopt in de Sukkelstraat in Reetveerdegem, staan chronologisch geschikt, haken perfect in elkaar, drijven op hetzelfde verdriet en worden in een homogeen cynische stijl verwoord. Het boek brengt bovendien een overtuigende psychologische ontwikkeling. Een ongewenst kind dat van zijn waanzinnige moeder al te vaak te horen kreeg dat hij de roeste nagel aan haar kist is, dat rouwt om de zelfmoord van zijn vader, dat van achter getraliede inter-naatsvensters wordt vernederd en in weeshuizen leert zichzelf onzichtbaar te maken, kan maar tot één conclusie komen: zelf zal hij geen kinderen verwekken. Dimitri Verhuist vat het samen in een wrange beschrijving van zijn foto: ‘Diep in zijn ogen ligt een verdriet dat hij van zich weg tracht te centrifugeren door het middelpunt van zijn eigen spot te worden … Zeg nu zelf, zou jij daar nou echt een kind van willen?’ Zoveel existentiële pijn bespaar je het nageslacht. Wie echter denkt in dit boek zeurderig schildersverdriet te lezen, heeft het mis. Bij momenten is het de vrolijkste lectuur die je sinds jaren in handen kreeg. Deze wrange cocktail van humor en pijn levert een spitante leeservaring op: een ontroering die je 143 bladzijden in haar greep houdt. Het recept van de auteur: ‘de tristesse was, en is, mijn maîtresse.’ Verhuist voert zijn maîtresse mee in een fijnzinnig taalspel, waarvan de lezer onbekommerd mag meegenieten.

 

 

Erwin Mortier Marcel, Meulenhoff, Amsterdam, 1999

 erwin mortier DEM910009Als je Marcel van Erwin Mortier (1965) openslaat, stap je in een tijdloos tableau vivant dat onmiddellijk aan Eric de Kuyper refereert. Alleen hier is meer aan de hand. In het scheefgezakte huis ‘waar de kelder bewaarde en de zolder vergat’, liggen niet enkel familiegeheimen opgeborgen. Hier gist ook het verdriet van België. De lezer kijkt meteen mee in de vitrinekast waar de doden in slagorde opgesteld staan tussen het Mariabeeld en de replica van de IJzertoren om elke week door grootmoeders stoflap te worden gezegend. Het andere leven van de grootmoeder speelt zich af in de naaikamer. In haar schort rinkelen de regalia van haar ambacht: vingerhoeden, schaartjes, een borstel met een fluwelen stoppelbaard. Op vrijdag hakketakt ook Stella er heen en weer in haar afgrijselijke blouses, met flonkerende oorbellen en met een haardot als een spits van een Indische tempel. Want op die dag wordt er audiëntie verleend aan het achtbare cliënteel en in de ogen van de grootmoeder is zelfs de simpelste boerin gravin of barones. Nochtans gaat er bijzondere aandacht naar juffrouw Veegaete, de dorpsonderwijzeres. Ze is een mevrouw geworden kolibrie, denkt de ikfiguur die zich door haar graag ‘petit prince’ laat noemen, en haar het liefst van onder haar rokken bespiedt terwijl de grootmoeder haar schouders met stoffen drapeert tot ze een lapjeskat lijkt, of naar haar luistert door de dunne wand als ze op het aanpalende toilet zit. De ikfiguur is een nakomertje, ‘een accident de parcours’, die niet knikkert, niet hinkelt, nooit cowboy speelt en door de grootmoeder wordt gekoesterd omdat hij ‘Marcel gesneden’ is. Geheel toevallig haalt de jongen het drama van Marcel uit een oude linnenkoffer van de zolder om het uiteindelijk in de tuin te begraven. Vanuit het perspectief van een kind wordt de tragiek van een verraden oostfronter nog aangrijpender ervaren. Langzamerhand introduceert Mortier de lezer in zijn compositie, doseert de spanning en bekoort hem op een virtuoze manier met een impressionistische taal die geheel met de sfeer en de inhoud van het boek correspondeert. Bijna vlekkeloos proza over het tijdloze, archaïsche Vlaanderen dat zowel thematisch als stilistisch aansluit bij dat deel van de Vlaamse literaire productie dat de tand des tijds zal doorstaan.

©Hilde Proot

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *