DEM 167 : Alfred Hitchcock

CZ-Hitchcock-Advertentie-2018-page-001Voorwoord bij het Hitchcock nummer

‘Un film n’est pas un album d’images stylisées, pas plus qu’une pièce de théâtre filmée. C’est une histoire racontée avec des images comme un roman est une histoire racontée avec des mots’, schreef de Franse filmcriticus/scenarist/regisseur/auteur Alexandre Astruc in een beroemd geworden essay in L’Écran français uit 1948. De filmmaker-auteur, aldus Astruc in ‘Le Caméra-Stylo’, ‘schrijft met zijn camera zoals een schrijver schrijft met zijn pen’. Astruc stond hiermee samen met André Bazin en François Truffaut aan de basis van wat de auteurscinema zou worden: cinema waarin de regisseur gezien wordt als de belangrijkste creatieve kracht bij het maken van een film.  Net zoals de schrijver dat is bij het schrijven van een literaire tekst.

Interessant aan dit concept is dat de cinema hier – om zich te emanciperen van de Amerikaanse filmindustrie waarin de regisseur louter als een schakel gezien wordt in de grote machinerie van het filmproces én tegelijkertijd om zich op deze manier als een volwaardig kunstgenre op de kaart te zetten – teruggrijpt naar de literatuur. Alfred Hitchcock (1899-1980) speelde in deze ontwikkeling een belangrijke rol. Met name François Truffaut verwonderde er zich over waarom iemand als Hitchcock in de Amerikaanse filmindustrie niet voor vol werd aanzien. Zijn bewondering en fascinatie voor ‘filmauteur’ Hitchcock zou in 1962 uitmonden in zijn legendarisch monsterinterview met de meester zelf; een tweegesprek dat vier jaar later in boekvorm zou verschijnen.

Niet iedereen was uiteraard even enthousiast over het gefilosofeer van Truffaut, Chabrol, Rohmer en andere Nouvelle Vague-kornuiten. Daarbij komt nog dat het ‘auteurs’-begrip op zich het sinds eind jaren zestig steeds moeilijker kreeg. Denk maar aan Roland Barthes en andere poststructuralisten die de ‘auteur’ officieel dood verklaarden.

Los van dit alles had Hitchcock Truffauts politique des auteurs niet nodig om zich met een literair aura te omgeven. Bijna alle 53 films en 20 afleveringen van televisieseries die Hitchcock zelf regisseerde zijn gebaseerd op literaire werken – romans, kortverhalen en, in iets mindere mate, toneelstukken. Heel veel werk van zogenaamde tweede- en derderangs auteurs, veel thrillers en spionageromans, pulp fiction en penny dreadfuls en – zeer sporadisch – een gecanoniseerd werk uit de wereldliteratuur (zoals Joseph Conrads The Secret Agent (1907), dat in 1936 werd verfilmd als Sabotage). Daarnaast kon Hitch een beroep doen op de diensten van veel schoon volk uit de literaire wereld: Raymond Chandler, John Steinbeck, Patricia Highsmith, Evan Hunter, George Tabori, Roald Dahl en Maxwell Anderson – om het bij dit zevental te houden.

Wat is beter, het boek of de film? Een veelal overbodige en zelfs ridicule vraag. Dat geldt zeker voor het oeuvre van Hitchcock, een regisseur die zijn verhalen in de eerste plaats met beeld en geluid vertelt, zonder daarbij al te gemakkelijk van dialogen gebruik te maken. Getuige daarvan de briljante, woordloze, half uur durende achtervolging van James Stewart in Vertigo (1958). Of – in de woorden van scenarioschrijver Ernst Lehman – de fameuze crop duster scene uit North by Northwest (1959): ‘Nothing happens for almost eight minutes and it still holds your attention’.

Deze DEM wil de wisselwerking tussen film en literatuur in Hitchcocks werk verder exploreren. Bavo Dhooge – naast schrijver van ‘100 boeken’ sinds kort ook de auteur van het nietsontziende, fascinerende vaderboek Sr – opent de dans met een tekst over Hithcocks jeugdjaren en de plaats die zijn vader in zijn leven en werk inneemt. John Vervoort zoomt in op Hitchcock en Patricia Highsmith, Max Moragie op Psycho-auteur Robert Bloch en Ivo De Cock op Hitchcocks Vertigo, een superieure adaptatie van Boileau-Narcejacs D’entre les morts (1954). Welp-regisseur Jonas Govaerts verwoordt  zijn fascinatie voor Hichcocks voorlaatste film Frenzy (1972). Orlando Verde en DEM-redacteur Michiel Leen focussen op de nogal problematische plaats die vrouwen in Hitchcocks leven en werk innemen. Guido Van Eijck schreef een kort essay over Hitchcock als meester van de (zelf)promotie.  Dichters Alexis de Roode, Moya De Feyter, Stefanie Huysmans en Delphine Lecompte lieten zich inspireren door leven en werk van Hitchcock. Annelies Van Parys, Gaea Schoeters en Jen Hadfield grepen terug naar Rear Window (1954). Het leverde de opera Private View op. Wij publiceren een Nederlandse vertaling van een fragment uit het libretto. Verder vertaalden we ‘Back for Christmas’, een kortverhaal van John Collier uit 1939 dat Hitchcock zeventien jaar later zou verfilmen als aflevering in de ‘Alfred Hitchcock presents’-serie. En we vertaalden ‘Gas’, een van de zeldzaam bewaard gebleven literaire teksten van Hitchcock zelf. De Amerikaanse schrijfster Shannon Reed sluit het themagedeelte af met ‘Hitchcock na therapie’, vijf korte Hitchcock-Spielereien vertaald door Sofie Verraest.

Deze keer hebben we geen mini-focus, wel een uitgebreid essay van Tommy van Avermaete over voormalig Nobelprijswinnaar Imre Kertész, de holocaust en de problematische relatie die het Hongarije van Victor Orbán hiermee heeft. Yoeri Hostie debuteert als prozaschrijver met ‘The Big Rip’. Daarnaast vindt u in deze DEM nog poëzie van Sara Eelen, Kristien Spooren en opnieuw Stefanie Huysmans.

De redactie