Debuteren in Vlaanderen (3): Yves Petry en Jef Aerts

Debuteren in Vlaanderen is geen cadeau. Maart 2015 wette ene J. De Witte in De Morgen de potloden om het marketing geweld rond nieuwe  jonge schrijvers zoals Kris Van Steenberge, Griet Op de Beeck, Lara  Taveirne, Ann De Craemer, Roderik Six, Christophe Van Gerrewey, Marnix Peeters en Seppe van Groeningen te fileren. Het verschijnsel ‘debutanten het leven zuur maken’ is niet nieuw. Yang legde in 1998 de Vlaamse debuten al op de rooster.

Deus Ex Machina nam in 1999 de maat van de nieuwe veelbelovende generatie schrijvers van toen. Miguel Declercq, Filip Vergotte, Jos Vos, Christophe Vekeman, Yves Petry, Jef Aerts, Dimitri Verhulst, Erwin Mortier, Rony van Gastel, Luc Deflo werden gewikt en gewogen in een lang essay:  VLAANDERENS HOOP IN BANGE DAGEN van Hilde Proot. We brengen het essay in 5 afleveringen, de inleiding vindt u hier, aflevering 1 (Miguel Declercq en Filip Vergotte), hier, aflevering 2 (Jos Vos en Christophe Vekeman) hier.

Deze week: Yves Petry en Jef Aerts

 

Yves Petry, Het jaar van de man, De Bezige Bij, Amsterdam, 1999

Yves Petry DEM910006Defaitisme is ook volop aanwezig in Het jaar van de man van Yves Petry (1967). Het hoofdpersonage Helm Steen voelt zich versteend in een wereld die volgens hem tot in het waanzinnige is geordend. ‘De glans en de geur van een opgepoetst huis hebben me, al sinds ik nog kind was, vaak de deprimerende gewaarwording bezorgd stof te zijn dat zich naar een stoffelijke orde heeft te voegen waaraan geen ontsnappen mogelijk is. ‘In een teveel aan zeeplucht, verduidelijkt het hoofdpersonage, verliest hij zijn ziel. Het huwelijk van zijn vrienden Miet Kut en Jan Lul brengt hem op een spectaculaire manier in opstand tegen het burgerlijke bestaan: op één maand tijd tovert hij hun villa om in ‘een stofbewaarplaats en een spinnenmetropool’. Dit is zijn verzet tegen het huwelijk, het nefaste summum van een georganiseerd leven. ‘Een mens is net zomin gemaakt om te huwen als om op zijn handen te lopen en met een penseel in de mond de stoep blauw te verven.’ Om zich te beschermen tegen de ‘homunculi’, zijn middelmatige medemensen ‘die zich allerlei kleine, voorlopige doelen stellen en het hoofd verliezen overal waar de kleuren van het leven ook maar even over de lijntjes gaan’, draagt hij een helm van ongenaakbaarheid en trekt hij zich terug op zijn eiland. Zijn vriend Jan Lul vindt dat Steen overdrijft en raadt hem aan in nanometertjes te gaan denken. Je kunt je aan de buitenwereld conformeren maar onderhuids toch de rebellie blijven voelen, vindt Lul. Maar Steen blijft stokdoof, want – zoals reeds gezegd – hij wil ten allen prijze zijn ziel redden. Even doorbreekt hij zijn isolement als hij Zondag van een zelfmoord redt en verliefd op hem wordt. Maar Petry’s Robinson Crusoe breekt met zijn Vrijdag als ook Zondag orde wil scheppen en de buitenwereld in zijn leven wil betrekken. Tot zover het verhaal van deze roman waarin de verteltijd zo grondig van de vertelde tijd afwijkt, dat de lezer het gevoel krijgt ‘de week van de man’ te hebben gelezen. Maar het gaat hem niet om een verhaal, maar om de ideeën die in ellenlange monologen, dovenmansgesprekken en brieven worden ontwikkeld over wetenschap, religie, seks, het verschil tussen man en vrouw. De ideeën zijn echter wel doordacht en vaak origineel geformuleerd. Bovendien zoekt Petry ook naar oplossingen. Zo belijdt hij de kunst van het genieten en suggereert hij dat arbeid en liefde op elkaar moeten afgestemd raken. Maar ook dat lijkt utopisch, mensen zoeken ‘in de liefde slechts mat en beschutting tegen het werk, in het werk een afleiding van de eentonigheid van de liefde’. Verder raakt een mens niet want de wereld is onoverwinnelijk. Helm Steen zal dit aanvaarden, zijn eiland verlaten, en in het volle besef dat hij niet meer dan een gekluisterd dier is, voortaan niets meer veroordelen maar alles verdragen, ‘zolang hij zichzelf verdragen kan’. Een mooie conclusie van een geslaagde ideeënroman.

 

 

Jef Aerts, Haeren Majesteit, Manteau, Antwerpen, De Bezige Bij, Amsterdam, 1999

jef Aerts DEM910007De onoverwinnelijkheid van de wereld en de onmogelijkheid van een alternatieve levenswijze zijn ook discussiestof in Haeren Majesteit, debuutroman van Jef Aerts (1972). Haeren Cosmetica International is een industriepark dat decennialang de economische ader van de stad was. Na de sluiting staat de ‘gemuilkorfde’ arbeidersklasse op straat. Het zou een intrige van Walter van den Broeck kunnen zijn, ook de titel kun je als een knipoog naar het oeuvre van deze auteur beschouwen. Verder houdt elke vergelijking met Van den Broeck op want dit debuut is op de eerste plaats een ideeënroman. De officiële versie voor de fabriekssluiting luidt dat de onderneming op de internationale markt niet meer rendeert, maar als er xtc-tabletten in de merkverpakking van Haeren circuleren en de bedrijfsgebouwen in de fik staan, blijkt dat er meer op het spel staat. Wat volgt is een zoektocht naar de drijfveren van deze industriële sabotage. Thema wordt dan de positie van de intellectueel in het maatschappelijke debat. ‘De intellectueel trekt zich, wanneer hij eenmaal de theorieën heeft vervolmaakt, al te snel terug om anderen te zien struikelen of om hen terecht te wijzen wanneer het resultaat minder is dan verwacht. Om te verzuipen in de trendy droomloosheid’. Vanuit deze kritiek zoekt een groep denkers, artistieke zwetsers en zelfcritici elkaar op om niet moederziel alleen te moeten zitten piekeren over dingen die iedereen aangaan, om een soort van gemeenschappelijk idee over de uitdagingen van de tijd te vormen. ‘Om door verzet te plegen iets nuttigs te doen: leven doorgeven aan wat stervende was.’ De inhoud van hun gesprekken kun je als volgt samenvatten: ‘We hadden het over het cultiveren van de hybriditeit en de deconstructie van sluitende patronen.’ Deze gelijkgezinden noemen zich de Anachronisten, de anarchie zit hen in de genen of in het bloed, maar vooral in hun hoofd. De buitenwereld bekijkt hun thuisland Anachronië als ‘de Middeleeuwen van de postmoderne tijdsrekening’, de lezer krijgt een bezinning over de onmogelijkheid van rebellie. Ideologie is immers een kwestie van psychologie, is de slotsom van 200 bladzijden inspannend filosoferen. ‘Een persoonlijke actie heeft inderdaad een emotionele basis nodig,’ besluit Hastin, het hoofdpersonage, die door zijn moeder op de volgende manier wordt geportretteerd: ‘Je hoofd is een elektrische koffiemolen zonder deksel … Je maalt met een beangstigende snelheid gedachten, ideeën en herinneringen door je geest, maar je bent vergeten dat er zoiets moet zijn als een afdekklep die de half verbrijzelde constructies bij elkaar houdt’. Jef Aerts heeft gepoogd die half verbrijzelde constructies in een verhaal te vatten en met een krachtige taal te verwoorden. Al te vaak is het vermoeiende lectuur en lijkt zijn literaire constructie wezenloos vreemd. Maar af en toe zal de lezer er wat herkenning in terugvinden.