Debuteren in Vlaanderen: Miguel Declercq en Filip Vergotte

Debuteren in Vlaanderen is geen cadeau. Op ditzelfde ogenblik slijpt ene J. De Witte in De Morgen zijn potloden om het marketing geweld rond nieuwe  jonge schrijvers zoals Kris Van Steenberge, Griet Op de Beeck, Lara  Taveirne, Ann De Craemer, Roderik Six, Christophe Van Gerrewey, Marnix Peeters en Seppe van Groeningen te doorprikken. Het verschijnsel ‘debutanten het leven zuur maken’ is niet nieuw. Yang legde in 1998 de Vlaamse debuten op de rooster.

Deus Ex Machina nam in 1999 de maat van de nieuwe veelbelovende generatie schrijvers van toen. Miguel Declercq, Filip Vergotte, Jos Vos, Christophe Vekeman, Yves Petry, Jef Aerts, Dimitri Verhulst, Erwin Mortier, Rony van Gastel, Luc Deflo werden gewikt en gewogen in een lang essay:  VLAANDERENS HOOP IN BANGE DAGEN van Hilde Proot. We brengen het essay in 5 afleveringen, de inleiding vindt u hier.

Deze week: Miguel Declercq en Filip Vergotte

 

Miguel DeclercqWat Chloe overkwam De Arbeiderspers 1999

Miguel Declercq DEM910002Het gebeurt wel eens meer dat een auteur zich geroepen voelt een tractatio benevolentiae in zijn boek in te metselen. In de stadsidylle Wat Chloe overkwam, het prozadebuut van Miguel Declercq (1976), klinkt het echter geenszins verontschuldigend. In een brief aan Sophrone rechtvaardigt de schrijver zijn publicatie als volgt: ‘wat weggesloten wordt, droogt uit; wat eeuwig onuitgegeven blijft, wordt vergiftigd’. Wou Declercq hiermee de critici van antwoord dienen die bij de uitgave van zijn dichtbundel Person@ges (1997) kanttekenden dat hij nog geen voldragen dichterschap had bereikt? In ieder geval verklaart deze brief hoe de lezer dit gefragmenteerde boek dient te consumeren. Allerminst beoogt de auteur levensechte, driedimensionele personages neer te zetten. Voor zijn personages draagt hij overigens geen verantwoordelijkheid, hij haalt ze bij de Griekse pastorale dichter Longus, bij Lorrain en de Sade. Verder maakt hij zich geen zorgen over fragmenten die niet in elkaar grijpen, over beloftes die hij niet kan waarmaken, over geïsoleerde metaforen en ‘de nevel die te pas en te onpas boven de letters hangt’. Even kijken hoe de auteur aan deze poëtica gestalte geeft. Zijn geleende personages voeren een incestueus liefdesverhaal op, een script over de incompatibiliteit van liefde en lust. Lust negeert liefde en miskende liefde kent geen verweer en broedt onderhuids verder. Zo komen de personages in conflict met zichzelf, zijn zij de oorzaak van hun eigen vervreemding. Op verschillende plaatsen staat dit dilemma treffend verwoord: ‘je loopt cirkels, in jezelf. Is dat dan eenzaamheid?’ Of: ‘Is het misschien weduwnaarspijn die mijn arm plaagt?’ In de intrige vinden de hoofdpersonages hiervoor hun eigen oplossingen: Chloë aanvaardt Daphnis als minnaar en de ikfiguur, die zichzelf ook wel eens Daphnis noemt, bekent andere vrouwen nadat hij zijn zus Chloë in zijn verbeelding heeft vermoord. Wat Chloë echter werkelijk overkwam, weet de lezer niet want Declercq biedt hem enkel een blik op de details in het onontwarbare kluwen van de relaties tussen soms in elkaar vloeiende personages. Stel je voor dat je door een stad loopt, vraagt de auteur aan de lezer. Deze stad vertelt je haar verhaal. Je leert haar geschiedenis kennen, niet door je te focussen op de monumenten en plantsoenen, maar door te kijken naar de voegen in de straten en het zwerfvuil. ‘De aanblik van een handvol peuken roept de asbak van een auto of een lange conversatie tussen twee, drie oude vrienden in je op.’ Alleen brokstukken houden het verhaal overeind en enkel de fetisjist kan zien wat er werkelijk is gebeurd. Voor het overige heeft de auteur gewoon zijn ding gedaan en heeft hij daarbij – hoe arrogant het ook mag klinken – nooit gedacht aan een publiek, bekent Declercq in diezelfde brief aan Sophrone. Wat Chloë overkwam biedt op de eerste plaats een aparte taalervaring waarbij je vaak het vakmanschap van een dichter voelt. Op andere momenten ontspoort de stijl in een al te hybride maniëristische beeldspraak zoals ‘de melassezachte handen van een kunstenaar’, of een tatoeage die ‘opborrelt als een opalisende bolide’. Te diep graven in taalregisters kan pedant en potsierlijk klinken. Ook al te vaak lezen we krakkemikkige zinnen als: ‘Zijn kin hervindt zijn borst’ of ‘De keukendeur stond aan’. Te overdadig bedient de auteur zich van adjectieven die hun effect missen. Over Wat Chloë overkwam kan de lezer best interessante gesprekken voeren, maar echt bevredigd raakt hij niet. Dit boek dat maanden later dan aangekondigd verscheen, lijkt nog niet klaar.

 

Filip VergotteDe verkaveling Manteau Antwerpen 1999

Filip Vergotte DEM910004Ook Filip Vergotte (1961), winnaar van de eerste Gouden Gids Manuscriptprijs, vond het opportuun een bijsluiter aan zijn roman toe te voegen. In de epiloog van De verkaveling zoekt het hoofpersonage Gertjan naar de sleutel van de woordenpoort. ‘Dat elk verhaal deel is van een groter verhaal, staat boven die poort te lezen. Hij weet dat als hij ze open krijgt, hem een nieuw verhaal moet verschijnen.’ Dit is precies ook de leeservaring die je opdoet terwijl je de debuutroman kavel na kavel doorwerkt. Elk hoofdstuk kan volledig op zichzelf staan maar samen versmelten ze tot een ingenieus fictief netwerk. De verhalen op zich zijn contrapuntisch opgebouwd en soms levert dat mooie composities op. Neem nu ‘kavel’ twaalf, waarin Gertjan zich een baltsvlucht inbeeldt net op het moment dat zijn vrouw hem wil vertellen dat ze hem zal verlaten: ‘Soms slaan ze een rad in de lucht terwijl ze zich met hun klauwen in elkaar hebben vastgehaakt,’ bedenkt Gertjan. ‘Ik zie alleen nog een uitweg in een latrelatie,’ reageert zijn vrouw in de volgende zin. Toch krijgt de lezer af en toe de indruk dat de auteur met dit procédé iets te vaak uitpakt zodat het ritme van het boek wat traag ligt. In De verkaveling biedt de schrijver ook te veel vertelstof aan. Het lijkt alsof Filip Vergotte zijn hele autobiografie in één boek heeft verwerkt: hij rekent af met zijn familie, beschrijft zijn professionele mislukkingen, zijn jeugdliefdes, zijn stukgelopen relaties, zijn schrijfwoede. Hij omkadert het allemaal in een ingewikkelde structuur, waarbij hij het noch zichzelf noch de lezer gemakkelijk maakt. Maar hij rondt zijn verhaallijnen mooi af en lost al zijn beloftes in. Bovendien bewijst hij over een raak observatievermogen en een vlotte pen te beschikken.

Volgende week:  Jos Vos en Christophe Vekeman